ECLI:NL:RBHAA:2007:BA7939

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07-1942
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.E. Heijning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting recht op bijstand en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 24 april 2007 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, wonende te Zandvoort en vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M.G. Weel-Krimp, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort, dat haar recht op bijstand ingevolge de Wet Werk en Bijstand (WWB) per 1 februari 2007 had opgeschort. Dit besluit was genomen op 1 maart 2007, waarna verzoekster op 12 maart 2007 bezwaar aantekende en verzocht om een voorlopige voorziening.

Op 15 maart 2007 werd de WWB-uitkering van verzoekster echter weer betaalbaar gesteld, met de voorwaarde dat zij opgave moest doen van de dagen en tijdstippen waarop een bepaalde persoon op haar adres verbleef. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster geen financieel belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar, aangezien haar uitkering inmiddels was hervat. De rechter benadrukte dat het besluit van 14 maart 2007 geen verandering had gebracht in de rechtstoestand van verzoekster.

Verzoekster had in een aanvullend verzoekschrift bezwaren geuit tegen de voorwaarden die aan haar uitkering waren verbonden, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze bezwaren niet voldoende waren voor het aannemen van een procesbelang bij een voorlopige beoordeling. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, en er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en in aanwezigheid van de griffier, mr. K.D. Jibodh.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 1942 WWB
uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 april 2007
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te Zandvoort,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.M.G. Weel-Krimp, advocaat te Haarlem,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2007 heeft verweerder verzoeksters recht op bijstand ingevolge de Wet Werk en Bijstand (WWB) per 1 februari 2007 opgeschort.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 12 maart 2007 bezwaar gemaakt. Daarbij is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 15 maart 2007 heeft verweerder de WWB-uitkering van verzoekster per 1 februari 2007 betaalbaar gesteld. Daarbij heeft verweerder bepaald dat verzoekster over de periode van 15 maart 2007 tot en met 31 mei 2007 opgave moet doen over op welke dagen en tijdstippen de heer [X] op haar adres heeft verbleven. Indien hiervan geen opgave wordt gedaan, zal de uitkering wederom worden opgeschort.
De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:83, derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak te doen zonder voorafgaande behandeling ter zitting en overweegt hiertoe het volgende.
De uitkering van verzoekster is thans hervat, zodat verzoekster geen (financieel) belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar bezwaar tegen de opschorting van haar recht op bijstand. Hierbij is van belang dat het besluit van 14 maart 2007 geen verandering heeft gebracht in de rechtstoestand waarin verzoekster op dit moment in het kader van de WWB verkeert.
Verzoekster heeft in haar aanvullend verzoekschrift van 26 maart 2007 aangevoerd dat zij bezwaren heeft tegen de in het besluit van 14 maart 2007 genoemde voorwaarde en omdat dat zij weigert hieraan te voldoen, zij in de toekomst wederom geconfronteerd kan danwel zal worden met een - in haar ogen wederom onrechtmatige - opschorting van haar recht op bijstand. De voorzieningenrechter acht dat evenwel, nu het daarbij niet gaat om een actueel belang, onvoldoende voor het aannemen van een (processueel) belang bij een voorlopige beoordeling van het besluit van 14 maart 2007.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
2. Beslissing
De voorzieningenrechter
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heijning-Huydecoper, voorzieningenrechter, en op 24 april 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. K.D. Jibodh, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.