ECLI:NL:RBHAA:2007:BA8085

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 348765/CV EXPL 07-5134
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in huurgeschil tussen Gemeente Haarlem en particulier

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 27 juni 2007 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de Gemeente Haarlem en een particulier, aangeduid als gedaagde. De Gemeente had gedaagde gedagvaard voor het betalen van achterstallige huurpenningen en schadevergoeding, maar de dagvaarding vertoonde aanzienlijke gebreken. De Gemeente had in de dagvaarding niet gespecificeerd waar het gehuurde pand zich bevond, noch had zij onderbouwd op welke wijze gedaagde schade had veroorzaakt. Daarnaast was het gevorderde bedrag niet gespecificeerd, waardoor het onduidelijk was welk deel betrekking had op huurtermijnen en welk deel op schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de Gemeente niet had aangetoond dat zij als handelend in beroep of bedrijf moest worden beschouwd, wat relevant was voor de gevorderde handelsrente. De kantonrechter concludeerde dat de gebreken in de dagvaarding gedaagde onredelijk in zijn belangen hadden geschaad. Ondanks het feit dat gedaagde in de procedure was verschenen, waren er geen gronden voor herstel van de dagvaarding. De kantonrechter verklaarde de dagvaarding nietig op basis van artikel 111 lid 2 sub d. Rv in samenhang met artikel 122 Rv. De Gemeente werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde werden begroot op €25,00 voor reis- en verblijfkosten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 348765/CV EXPL 07-5134
datum uitspraak: 27 juni 2007
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Haarlem
te Haarlem
eisende partij
hierna te noemen de Gemeente
gemachtigde mr. O.J. Boeder
tegen
[gedaagde]
te [adres]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
verschenen in persoon
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de dagvaarding van 1 juni 2007,
- het proces-verbaal van de zitting van 13 juni 2007, houdende de mondelinge conclusie van antwoord, met producties.
[gedaagde] heeft ter zitting van 13 juni 2007 kwitanties overgelegd. De kantonrechter heeft evenwel, gelet op de na te noemen beslissing, geen termen aanwezig geacht de Gemeente nog op deze kwitanties te laten reageren.
De vordering
De Gemeente vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van €312,34, te vermeerderen met de rente over €383,06 vanaf 1 juni 2007 en met de proceskosten.
De Gemeente heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd:
“De Gemeente heeft ter zake van op of omstreeks na te melden factuurdatum (data) achterstallige huurpenningen en/of door gedaagde aangerichte schade met betrekking tot het destijds door [gedaagde] van de Gemeente gehuurde.”
De voormelde huurovereenkomst is door [gedaagde] beëindigd en hij heeft het gehuurde verlaten.
Conform de facturen van 1 juli 2006, 1 augustus 2006, 1 september 2006, 1 december 2006 en 1 januari 2007 heeft de Gemeente een bedrag van €383,06 te vorderen.
Op dit bedrag kan in mindering strekken een betaling van €178,00.
Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, heeft [gedaagde] de Gemeente genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. De Gemeente heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van €89,25. [gedaagde] dient deze kosten aan de Gemeente te voldoen.
Partijen handelden in beroep en/of bedrijf zodat sprake is van een handelsovereenkomst. Om die reden vordert de Gemeente de handelsrente van artikel 6:119a BW. Deze bedraagt, berekend tot 1 juni 2007, €18,03.
Het verweer
[gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
De kantonrechter is van oordeel dat op grond van het bepaalde bij artikel 111 lid 2 sub d. Rv in samenhang beschouwd met artikel 122 Rv de dagvaarding nietig moet worden verklaard.
De Gemeente heeft in de dagvaarding op geen enkele wijze vermeld waar de ruimte is gelegen die destijds door [gedaagde] zou zijn gehuurd. Voorts heeft zij niet onderbouwd op welke wijze [gedaagde] schade zou hebben toegebracht. Ook het door de Gemeente gevorderde bedrag is in het geheel niet gespecificeerd, zodat niet kan worden gezien welk deel van de vordering op huurtermijnen en welk deel op vergoeding van schade betrekking heeft.
Het is voorts niet (zonder meer) duidelijk waarom de handelsrente wordt gevorderd. [gedaagde] is particulier, terwijl niet gebleken is waarom de Gemeente als handelend in beroep en/of bedrijf moet worden beschouwd.
Kortom: na lezing van de dagvaarding is het niet aanstonds duidelijk op grond van welke feiten en juridische argumenten de Gemeente recht heeft op hetgeen zij van [gedaagde] vordert.
Hoewel [gedaagde] in de procedure is verschenen, acht de kantonrechter geen gronden aanwezig voor herstel van de dagvaarding zoals bedoeld in artikel 122 Rv. Het moet voor de gemachtigde van de Gemeente immers reeds bij het uitbrengen van de dagvaarding bekend zijn wat daarin hoort te staan. Nu aan de dagvaarding de bovengenoemde gebreken kleven, is de kantonrechter van oordeel dat die gebreken [gedaagde] onredelijk in zijn belangen hebben geschaad.
De dagvaarding zal op grond van het vorenstaande nietig worden verklaard.
De Gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.
Beslissing
De kantonrechter:
Verklaart de dagvaarding nietig.
Veroordeelt de Gemeente in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op €25,00 aan reis- en verblijfkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.