ECLI:NL:RBHAA:2007:BA8313
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.M. Flohil
- E.A. Coyajee-Kappers
- J.G. Kok
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van een affectieve relatie in het kader van artikel 1:160 BW
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 juni 2007 uitspraak gedaan in een verzoek op basis van artikel 1:160 BW, waarin de man verzocht om te bepalen dat zijn verplichting tot betaling van levensonderhoud aan de vrouw was geëindigd, omdat zij samenwoonde met een ander als waren zij gehuwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 1984 met elkaar zijn gehuwd en dat dit huwelijk in 2005 is ontbonden. De man stelde dat de vrouw samenwoonde met de heer [naam partner] en dat deze samenwoning niet tijdelijk was, maar duurzaam. De vrouw betwistte dit en voerde aan dat de samenwoning slechts tijdelijk was vanwege haar medische situatie.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het is komen vast te staan dat de vrouw en [naam partner] sinds het voorjaar van 2006 een affectieve relatie hebben en dat zij in elk geval sinds augustus 2006 samenwonen. De rechtbank heeft overwogen dat er geen vaste periode is aan te geven voor de duurzaamheid van de relatie, maar dat ook andere omstandigheden in overweging moeten worden genomen. De rechtbank concludeert dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er sprake is van wederzijdse verzorging en dat de bewijslast op hem rustte. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om hem een bewijsopdracht te verlenen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen, omdat de geconstateerde affectieve relatie en de periode van samenwoning niet als duurzaam konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft benadrukt dat de intentie van duurzaamheid van de relatie in samenhang met andere criteria moet worden beoordeeld. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.