ECLI:NL:RBHAA:2007:BA9027
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Jansen
- mrs. Monster
- mrs. Burg
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoeraanklacht
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 14 juni 2007 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van ongeveer 7 kilogram cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Het openbaar ministerie werd ontvankelijk verklaard in zijn vervolging, en er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging. Tijdens de zitting is gebleken dat de officier van justitie het feit bewezen achtte, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie. Na zorgvuldige overweging van de beschikbare bewijsstukken en het onderzoek ter terechtzitting, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de term 'feessie', die in een telefoongesprek werd gebruikt, niet kon worden gekoppeld aan de invoer van verdovende middelen, zoals de officier van justitie had gesuggereerd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en werd de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte bevolen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige strafkamer, bestaande uit mr. Jansen als voorzitter en mrs. Monster en Burg als rechters, in aanwezigheid van de griffier mrs. Banning en Antonos.