ECLI:NL:RBHAA:2007:BA9675

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/635358-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Toeter
  • mrs. Hoogland
  • mrs. Aardenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op echtgenote door verdachte met voorbedachten rade

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 juli 2007 uitspraak gedaan in een moordzaak waarbij de verdachte zijn echtgenote op een geraffineerde wijze van het leven heeft beroofd. De verdachte en zijn vrouw vierden hun 23-jarige trouwdag in een casino, waar de vrouw alcohol dronk. Later heeft de verdachte zijn vrouw een slaapmiddel toegediend in combinatie met alcohol, waardoor zij in een hulpeloze toestand raakte. Vervolgens heeft hij de auto waarin zij zich bevonden opzettelijk in het water gereden en haar onder water gebracht, wat leidde tot haar verdrinking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld, en dat zijn verklaringen over het incident ongeloofwaardig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, waarbij de ernst van het delict en de gevolgen voor de kinderen van het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook bepaald dat de auto van de verdachte, die bij het delict is gebruikt, verbeurd wordt verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/635358-06
Uitspraakdatum: 16 juli 2007
Tegenspraak
STRAFVONNIS
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 juli 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht, HvB locatie Nieuwegein.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd – zoals de tenlastelegging na aanpassing daarvan ter terechtzitting van 2 juli 2007 op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is komen te luiden – dat
PRIMAIR:
hij op of omstreeks 10 juni 2006 te Hoorn en/of Amsterdam en/of Middelie, gemeente Zeevang, althans in Nederland,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (zijnde de echtgenote van verdachte) van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
een of meermalen een of meer pillen en/of capsules, althans (een) medicijn(en), bevattende Temazepam, althans een (verdovende en/of (spier)verlammende en/of slaapverwekkende) stof en/of een hoeveelheid alcohol, toegediend aan en/of laten innemen door die [slachtoffer] en/of (aldus) die [slachtoffer] buiten bewustzijn gebracht en/of bedwelmd en/of versuft en/of wetende dat de bewustzijnstoestand van die [slachtoffer] beinvloed was door het inwendig gebruik van alcohol en/of Temazepam
(vervolgens) de auto waarin hij, verdachte en/of die [slachtoffer] zich bevonden in het (ondiepe) water heeft gereden en/of met de auto waarin hij, verdachte en/of die [slachtoffer] zich bevonden te water is geraakt
(vervolgens) die [slachtoffer] onder water heeft gebracht en/of gehouden, althans een of meer handelingen verricht die de luchttoevoer voor die [slachtoffer] hebben belemmerd, in elk geval een of meer handelingen verricht die die [slachtoffer] het ademen onmogelijk hebben gemaakt,
in elk geval een of meer (levensontnemende) (gewelds)handeling(en) gepleegd ten aanzien van (het hoofd en/of het lichaam) van die [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (door verdrinking) is overleden;
SUBSIDIAIR:
hij op 10 juni 2006 te Middelie, gemeente Zeevang, opzettelijk zijn wettige echtgenote [slachtoffer], tot wier onderhoud hij als echtgenoot krachtens de wet verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, immers heeft hij, verdachte, (telkens opzettelijk) - toen de auto waarin hij, verdachte en zijn (bewusteloze en/of slapende en/of slaperige en/of slappe en/of onder invloed van medicijnen en/of alcohol zijnde) echtgenote [slachtoffer] zich bevonden, in (ondiep) water was geraakt- die [slachtoffer] uit (het raam van) de
auto geduwd en/of geholpen en/of toen die [slachtoffer] (vervolgens) daardoor in en/of onder het water en/of het zand en/of de modder en/of de grond is terechtgekomen en/of (vervolgens) daarin/onder bleef
heeft hij, verdachte, toen hij dat constateerde en/of had moeten constateren, onvoldoende ondernomen om die [slachtoffer] uit het water en/of de modder en/of het zand en/of de grond te halen en/of (aldus) (vervolgens) nagelaten een of meer (tijdige en/of doelgerichte) zoekpogingen naar die [slachtoffer] te ondernemen en/of (tijdig) hulp in te roepen, terwijl het feit de dood (door verdrinking) van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan in dier voege dat
PRIMAIR:
hij op 10 juni 2006 te Hoorn en/of Amsterdam en/of Middelie, gemeente Zeevang,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer], zijnde de echtgenote van verdachte, van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
een medicijn bevattende Temazepam en alcohol laten innemen door die [slachtoffer] en aldus die [slachtoffer] versuft, en wetende dat de bewustzijnstoestand van die [slachtoffer] beïnvloed was door het inwendig gebruik van alcohol en Temazepam,
vervolgens, nadat de auto waarin hij, verdachte en/of die [slachtoffer] zich bevond(en) te water was geraakt,
die [slachtoffer] onder water gebracht, en/of een of meer handelingen verricht die de luchttoevoer voor die [slachtoffer] hebben belemmerd,
in elk geval een of meer levensontnemende geweldshandelingen gepleegd ten aanzien van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] door verdrinking is overleden;
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
Deze bewezenverklaring is gebaseerd op de navolgende wettige bewijsmiddelen:
- de verklaring die getuige [getuige 1], vrijwilliger bij de brandweer Zaanstreek-Waterland, ter terechtzitting van 2 juli 2007 heeft afgelegd, onder meer – zakelijk weergegeven – inhoudende dat hij op 10 juni 2006 te Middelie, in de gemeente Zeevang in het water van de Zesstedenvaart het slachtoffer [slachtoffer] onder water heeft aangetroffen op - naar hem achteraf is verteld door de duikleider die hem vanuit het water heeft binnengehaald - twee meter afstand van de rechtervoorkant van de auto, dat zij op haar linkerzijkant lag met haar bovenlichaam 40 tot 50 centimeter in de bagger en met haar benen schuin omhoog en dat zij in een vreemde houding lag, namelijk in een hoek;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, afdeling pathologie van 30 oktober 2006, opgemaakt door arts-patholoog [arts-patholoog], zakelijk samengevat – onder meer inhoudende dat bij sectie op het lijk van [slachtoffer] onder meer is gebleken dat er bodemmateriaal tot diep in de luchtwegen zat, hetgeen wijst op actief inademen van bodemmateriaal, waaruit kan worden afgeleid dat het slachtoffer nog in leven was bij het te water raken; voorts dat er (waarschijnlijk) bodemmateriaal onder de vingernagels zat en dat zij zware vochthoudende longen had, en dat deze sectiebevindingen passen bij verdrinking als doodsoorzaak en, tot slot, dat er geen ziekelijke orgaanafwijkingen zijn vastgesteld en dat er geen door de inwerking van uitwendig mechanisch geweld opgeleverde letsels zijn geconstateerd die van betekenis zouden kunnen zijn voor het intreden van de dood.
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 augustus 2006 (map 3, p. 124-128), opgemaakt door apotheker [apotheker], - zakelijk samengevat – onder meer inhoudende dat het bloed en de urine van het slachtoffer [slachtoffer] zijn onderzocht en dat in het bloed en in de urine van [slachtoffer] ethanol (alcohol) is aangetoond in een concentratie van 0,14 respectievelijk 0,37 milligram per milliliter, en in het bloed en in de maaginhoud van [slachtoffer] Temazepam is aangetoond. Voorts houdt het rapport – zakelijk weergegeven - in dat het gebruik van Temazepam in combinatie met het gebruik van alcohol het gedrag en/of het bewustzijn van [slachtoffer] beïnvloed kan hebben op het moment dat zij te water raakte;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, onder meer – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Temazepam was aan mij voorgeschreven, niet aan mijn vrouw.
In de nachtelijke uren van 16 juni 2006 op een tijdstip bij duisternis reed ik met mijn vrouw, genaamd [slachtoffer] in mijn personenauto, Opel Vectra, gekentekend [kenteken], komende vanaf mijn werkplek in Amsterdam over de Provincialeweg [provincialeweg] te Middelie in de gemeente Zeevang. Ik hoorde op een gegeven moment klap, boem en toen was de auto in het water. Ik zei: We moeten eruit en mijn vrouw zei: ”water eruit”. Ik heb de ramen van de beide voorportieren opengedaan en haar uit het rechterraam van de auto geduwd. Ik ben achter [slachtoffer] aan gegaan, ook uit het rechterraam. Ik was nat tot borsthoogte, tot aan het begin van mijn schouders. Ik ben niet met mijn hoofd onder water geweest. Ik ging met mijn armen gespreid naar voren eruit. Dan blijft je hoofd droog. Door het rechterraam ga je toch gewoon naar voren.
[slachtoffer] heeft in maart 2006 tegen mij gezegd dat ze alleen bij me bleef vanwege de kinderen. [slachtoffer] woog 45 tot 47 kilogram.
Ik ben op 17 mei 2006 naar de huisarts geweest voor slaaptabletten. Toen kreeg ik Temazepam. Ik heb er toen 10 gekregen; daarvan heb ik twee pillen ingenomen. Ik heb er maar twee ingenomen, omdat ik er ’s morgens nog helemaal door versuft was. U vraagt mij waarom ik dan daarna nog drie keer Temazepam heb gehaald. Op 19 mei 2006 heeft [slachtoffer] een zelfmoordpoging gedaan en pillen, waaronder Temazepam, ingenomen. De dag erna, zaterdag, heeft ze gezegd dat ze al die pillen weer had gekregen. Ze was naar de apotheek gegaan om de pillen die ze had ingenomen, opnieuw te krijgen. Ze zei dat ze deze weer had opgehaald. Dat blijkt dus niet te kunnen, want er is - naar ik later heb begrepen - pas op 23 mei 2006 een nieuw doosje Temazepam opgehaald. U vraagt mij naar de Temazepamcapsules die op 2 en 7 juni 2006 zijn opgehaald. Die heb ik opgehaald. De Temazepam die op 23 mei 2006 is verstrekt, moet [slachtoffer] hebben opgehaald. Ik zag op 21 mei 2006 twee doosjes liggen en die heb ik in de keuken bij de broodtrommel gelegd. [slachtoffer] was vaak depressief en daarom heb ik de pillen mee naar mijn werk genomen. Ik heb zeker 25 Temazepam-pillen meegenomen naar mijn werk. In totaal zijn er - naar ik nu weet - 37 pillen verstrekt. Zij heeft er natuurlijk ook een aantal ingenomen, dat waren er 8. Ik weet het niet precies. Van die pillen heb ik een groot deel weggegooid. Ik heb ze stuk gemaakt en weggegooid in de plastic zak in de keuken. Ik heb ze ook door de wc gespoeld. Ik heb er zeker 7 of 8 weggegooid. U vraagt mij waarom er doordrukstrips in de oliedrum op mijn werkplek lagen en u vraagt mij waarom er twee pillen in mijn bureaulade lagen. Ik bewaarde ze daar en vanaf daar nam ik ze mee naar huis. Ik had op die manier de controle over de pillen. Ik heb haar op 7 en 8 juni 2006 een pil gegeven. Ik neem aan dat ze die heeft ingenomen. Ik heb op vrijdag 9 juni 2006 drie pillen meegenomen. Ik heb ze niet aan haar gegeven. Ik weet niet meer wat ik met die pillen heb gedaan. U vraagt mij hoe het kan dat [slachtoffer] Temazepam in haar maag had, terwijl ik haar geen pil heb gegeven. Dat weet ik dus niet, ik heb het nergens opgesmeerd. U vraagt mij hoe het kan dat er Temazepam in het flesje Extran Orange is aangetroffen. Dat weet ik niet, dat heb ik er niet ingedaan. Ik wist dat ik van Temazepam versuft werd.
[slachtoffer] had de flesjes drinken meegenomen, die hebben we op het werk genuttigd. Ik heb de flesjes daar weggegooid.
Als ik naar mijn werk rijd, rijd ik via de snelweg [rijksweg] naar Amsterdam, behalve als het druk is. U vraagt mij waarom ik, nadat we bij mijn werk waren geweest, niet de snelste weg naar huis heb genomen, over de [rijksweg]. Ik heb een weg genomen die we vaker rijden. U houdt mij voor dat de route die ik heb gereden, 54 minuten kost en dat dit 13 minuten langer is dan de route over de snelweg. Ik heb gewoon die weg genomen en verder niet. Ik heb daar niet over nagedacht. Ik ben nachtblind. U vraagt mij waarom ik dan niet de snelweg heb genomen. Die is ook donker. U zegt mij dat op de [provincialeweg] meer bochten zijn. Ik rijd daar wel vaker, dan rijd ik gewoon rustiger.
Ik was niet moe toen ik naar huis reed, ik voelde me gewoon lekker relaxed. Na de rotonde in Edam ben ik in slaap gevallen. U zegt mij dat na de rotonde nog een flauwe bocht komt. Ik weet het echt niet, volgens mij heb ik dan op de automatische piloot gereden.
U vraagt mij waarom ik wisselend heb verklaard over de vraag of [slachtoffer] wel of niet wakker was na het te water raken. Ik wist het niet meer, het is 10 maanden geleden. Ze was wakker. Ze riep: water, eruit! Ik heb de ramen open gedaan, omdat mij is geleerd niet door de deur te gaan. Daarna heb ik de gordels los gemaakt. Ik zag niet dat de auto nauwelijks boven het water uitkwam. Ik weet niet of er water door de ramen kwam, toen ik ze open deed. Ik wilde er gewoon zo snel mogelijk uit, ik was in paniek. U vraagt mij of [slachtoffer] meteen begreep dat ze door het raam moest. Dat weet ik niet. Ik heb haar bij de schouder en de heup gepakt en haar eruit geduwd. Ik kan me niet herinneren of ze heeft meegewerkt. Ze zat met haar pols nog vast in de gordel. U zegt mij dat we samen in een noodsituatie zaten en vraagt mij of [slachtoffer] zich passief gedroeg. Ik weet het niet, ik heb haar gepakt en geduwd. U vraagt mij waarom ik haar heb geduwd, terwijl zij wakker was en zegt mij dat het logischer is om ieder aan de eigen kant eruit te gaan. Dat is misschien logisch, maar ik wilde haar eruit hebben. U zegt mij dat het op deze manier langer duurde voordat we uit de auto waren. Ik weet het niet. U zegt mij dat het wel lijkt alsof ze in het geheel niet meegedaan heeft in deze situatie, terwijl zij toch een sportief iemand was. Dat weet ik niet, ik heb haar gewoon geholpen om eruit te komen. Zij moest de auto uit. Ik kan me niet herinneren wat zij deed, daar heb ik niet op gelet. U vraagt mij of ik haar er makkelijk uit kon duwen. Nee, want zij zat met haar hand vast in de gordel. U vraagt mij of zij heeft geroepen dat zij vast zat. Dat weet ik niet, misschien wel, want anders had ik niet geweten dat zij vast zat. U vraagt mij of ik hard heb geduwd. Dat weet ik niet, ik heb er gewoon voor gezorgd dat zij uit de auto was. Ik heb mijn lichaam mee geduwd met mijn knie en ik heb haar eruit geduwd. Ik zat zelf op mijn knie. Ze ging half naar de voorkant van de auto, ze ging er niet recht uit. Ik heb niet gezien waar ze terecht is gekomen. Ik zat al half op haar stoel, zij zat vast in de gordel, ik heb haar naar de linkerkant of links in het midden geduwd. Daarna ben ik zelf gelijk het raam uitgegaan met mijn armen wijd. Ik ben naar rechts gegaan, naar de achterkant van de auto. Ik zei: “kom”. Toen ik omkeek, zag ik haar niet. Ik ben terug gegaan en ben gaan zoeken aan de rechterkant, bij het rechterportier. Ik ben ook naar voren gegaan. Ik ben met mijn handen en voeten gaan zoeken. Ik kon niet met mijn handen bij de bodem, mijn voeten zakten weg. Ik heb er niet aan gedacht om te duiken. Ik verwachtte dat zij dichtbij was. Ik zag lichten en toen ben ik eruit gegaan om een auto te stoppen. De auto was niet heel dichtbij, want anders had ik niet genoeg tijd om op de kant te klimmen. Je kon er niet makkelijk lopen. Ik kan me niet herinneren of ik tijdens het zoeken heb geroepen.
U vraagt mij of na het ongeval mijn mobiel nog werkte. Mijn mobiel zat in mijn jaszak en ik ben nergens tegenaan gekomen. Ik denk het dus wel. Ik zag een auto aankomen en heb een man gevraagd om 112 te bellen. Ik heb er niet aan gedacht om mijn eigen telefoon of die van [slachtoffer] te gebruiken.
Nadat ik de man had aangehouden, ben ik weer het water ingegaan aan de linkerkant van de auto. Ik ben meteen voorlangs gegaan om aan de rechterkant te komen. U vraagt mij waarom ik niet het water ben ingedoken, omdat dit een stuk sneller gaat. Ik zeg u, ik was toch droog aan de bovenkant. Ik wist alleen dat het aan de rechterkant blubberig was. Dan heb ik een verkeerde keuze gemaakt. Ik was aan de rechterkant uit het water gekomen om [getuige 2] te stoppen.
Ik ben in totaal vier keer het water ingegaan. Toen ik de auto uitging, ben ik naar rechts gelopen, daarna heb ik naar [slachtoffer] gezocht. Ik zag een auto komen en ben uit het water gegaan, [getuige 2] belde 112 en daarna ben ik het water weer ingegaan en heb ik gezocht. Toen ben ik uit het water gegaan en heb ik [getuige 2] gevraagd of hij mijn zus wilde bellen; vervolgens heb ik uit het middenconsole mijn sigaretten gepakt. Ik heb twee haaltjes van mijn sigaret genomen en toen ben ik het water weer ingegaan.
- de verklaring die de deskundige [deskundige], hoofd duikmedisch centrum van de Koninklijke Marine, ter terechtzitting van 2 juli 2007 heeft afgelegd, onder meer – zakelijk weergegeven – het navolgende inhoudende:
* ieder menselijk lichaam heeft een drijvend vermogen;
* ieder mens heeft bij het te water raken de neiging naar boven te zwemmen;
* een mens kan bij het in het donker te water raken gedesoriënteerd raken en de verkeerde kant op zwemmen, dat wil zeggen, naar de bodem en het kan zo zijn dat een mens in dat geval de bodem niet als bodem herkent;
* wanneer iemand het bewustzijn verliest en derhalve stopt met het zwemmen gaat het lichaam door het drijvend vermogen in de regel opwaarts;
* de positie waarin de duiker het lichaam van [slachtoffer] heeft aangetroffen is eigenaardig; alle verdrinkingsslachtoffers die ik heb aangetroffen, ook op een modderige bodem, zweefden op hun buik met hun gezicht naar beneden boven de modder; ik heb nog nooit iemand op de zij ingegraven in de modder aangetroffen;
* het is hoogst onwaarschijnlijk dat [slachtoffer] zichzelf heeft ingegraven in de modder, omdat een stoffelijk overschot een neutraal gewicht heeft;
* een neutraal gewicht houdt in dat het gewicht van het lichaam gelijk is aan het gewicht van het water; hierdoor blijft bij verdrinkingsslachtoffers het lichaam boven de bodem en gaat het iets omhoog;
* desgevraagd is mijn conclusie dat het haast niet anders kan dan dat er een uitwendige oorzaak is waardoor het slachtoffer op de door de duiker beschreven wijze in de modder is aangetroffen;
* op basis van mijn ruime ervaring als duiker geloof ik niet dat verdachte vanaf zijn schouders droog heeft kunnen blijven wanneer hij – zoals hij heeft verklaard – door het raam met het hoofd vooruit naar buiten is gegaan; als je op die manier een auto verlaat gaat je hoofd naar beneden, zodat het niet anders kan dan dat je schouders en je hoofd nat worden. Ik merk daarbij op dat je je niet op een normale manier kunt afzetten.
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 31 januari 2007 (map 3, p. 142-145), van bevindingen omtrent een op 22 juli 2006 plaatsgevonden hebbende nabootsing van het eenzijdige ongeval dat heeft plaatsgevonden op 10 juni 2006, waarbij een auto te water was geraakt van de Zesstedenvaart langs de Provincialeweg [provincialeweg] te Middelie, onder meer – zakelijk weergegeven – inhoudende:
* de verbalisant heeft plaatsgenomen op de bestuurdersstoel van de auto; op de rechtervoorstoel werd een pop geplaatst met een gewicht van 47 kilogram. Hij heeft vervolgens geprobeerd om deze pop door het geopende rechtervoorportierraam naar buiten te duwen. Dat ging heel moeilijk.
* de verbalisant heeft vervolgens de auto via het geopende rechtervoorportierraam verlaten met zijn hoofd als eerste en het bleek hem dat hij, nadat zijn bovenlichaam uit de auto kwam, op deze wijze met zijn gehele bovenlichaam onder water terechtkwam en dat als gevolg van de onderdompeling in zijn gezicht een aanslag van modderdeeltjes zichtbaar was.
* de verbalisant trof de pop op de modderige bodem aan op vrijwel dezelfde plek als waar deze te water was geraakt. De pop was niet vastgezogen in de modderige bodem.
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van technisch onderzoek van 7 juli 2006 (map 3, p. 25-28), met betrekking tot een onderzoek in het perceel [perceel] te Amsterdam op 14 juni 2006, zijnde de werkplek van verdachte, waarin onder meer – zakelijk weergegeven - wordt gerelateerd:
* in de bovenste lade van een ladekast werden twee capsules in een doordrukstrip aangetroffen en op de achterzijde van deze doordrukstrip stond het opschrift: ‘Temazepam Sadoz 20’;
* op het deksel van een oliedrum werden een viertal lege doordrukstrips aangetroffen die aan de achterzijde voorzien waren van het opschrift ‘Temazepam Sandoz 20’ en in de daarnaast staande oliedrum werden door een medewerker van de drukkerij een tweetal lege doordrukstrips aangetroffen die aan de achterzijde voorzien waren van het opschrift ‘Tramadol HCl 50mg’;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen omtrent de forensische opsporing (map 3, p. 18-19), waarin wordt gerelateerd dat aanvullend onderzoek is verricht in de veiliggestelde vuilniszak, welke is aangetroffen in perceel [perceel] te Amsterdam op 14 juni 2006. In de vuilniszak bleken een tweetal kunststof flesjes aanwezig te zijn. Het betrof onder meer het drinkflesje van het merk “Extran” zijnde spoor Rus B-20 06-041945/88/1 (“Extran” orange). Het kunststof flesje is overgebracht naar het NFI te Den Haag.
- een aanvraag voor onderzoek bij het Nederlands Forensisch Instituut van Politie Zaanstreek-Waterland (map 3, p. 294-295), waarin onder meer – zakelijk weergegeven – wordt gevraagd om onderzoek te doen naar een kunststof fles Extran Orange met nummer 06-041945/88/1;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 5 maart 2007(map 3, p. 296-299), opgemaakt door apotheker [apotheker], - onder meer –inhoudende dat de kunststof fles Extran Orange met nummer 06-041945/88/1 is onderzocht en dat uit dit onderzoek is gebleken dat er Temazepam, Ibuprofen en Coffeïne in de fles Extran Orange is aangetoond;
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van 15 juni 2006 (map 4, p. 21-35), waarin onder meer – zakelijk weergegeven – de wegsituatie van de Provinciale weg [provincialeweg] als volgt wordt beschreven: De Provincialeweg [provincialeweg] is ter plaatse van het ongeval een rechte weg. In nagenoeg zuidoostelijke richting is kort voor de plaats van het ongeval een flauwe bocht naar links gelegen. Ten noordoosten van de rijbaan van de Provincialeweg [provincialeweg] is respectievelijk een grasberm met bomen en water gelegen. Ter hoogte van de plaats van het ongeval is in de nagenoeg noordoostelijke grasberm een pechhaven aangebracht en zijn in de berm geen bomen aanwezig. Uit de foto’s blijkt dat de auto van verdachte tussen het reflectorpaaltje en de prullenbak het water in is gegaan.
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] van 17 juni 2006 (map 2, pag. 312 e.v.), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van genoemde [getuige 2]:
Ik was als eerste ter plaatse bij het ongeluk tussen Edam en Oosthuizen. Ik kreeg later het idee dat het niet helemaal goed zat met dat ongeluk en heb daarom op 16 juni 2006 de politie gebeld, nadat ik had gehoord dat het lichaam van de overleden vrouw in beslaggenomen was. Ik had het idee dat er iets met het ongeluk niet goed zat, omdat het ongeluk precies op die plaats tussen vuilnisbak en reflectorplaatje en op parkeerhaven gebeurde. Ik vind de hoek van de bandensporen vreemd.
Ik zag de man op het wegdek staan, half op weg, half in de berm. Hij riep; “Ik kan mijn vrouw niet vinden! Ik kan mijn vrouw niet vinden!.” Ik hoorde hem zeggen: “We zijn samen uit de auto gestapt en ineens verdween zij onder water”. Ik belde daarop gelijk 112. Ik zag dat het T-shirt van de man tot aan zijn borst nat was. Na een telefoongesprek met zijn zuster vroeg de man mij om een vuurtje. Tijdens het roken maakte hij een zenuwachtige indruk. Hij bleef tussen mij en de in water geraakte auto lopen. Ik denk dat tussen de melding en de komst van de politie 5 tot 10 minuten zat. Hij is toen het water in gegaan. Ik zag dat hij vanaf linkervoorkant van de auto het water inging en dat hij naar de voorkant van de auto ging en toen naar de rechterachterkant. Hij liep om de auto heen en zocht niet echt. Hij bleef rechtop staan en is niet met zijn hoofd onder water gegaan om te zoeken. Hij kon gemakkelijk om de auto heenlopen. Hij kwam tot borsthoogte in het water te staan. Ik kwam omstreeks 4.15 uur bij het ongeluk aan.
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] van 26 juni 2006 (map 2, pag. 329 e.v.), onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven – als verklaring van genoemde [getuige 3]:
Ik kreeg van onze bevelvoerder, [bevelvoerder], de opdracht mij bezig te houden met de bestuurder van de auto en ik moest meer informatie uit die man krijgen. Ik zag dat de man aan de bovenkant niet nat was. Hij vertelde dat hij zijn vrouw door het portierraam aan de passagierskant uit de auto had geholpen. Hij verklaarde mij verder dat hij aan de bestuurderskant eruit is gegaan.
3.3 Bewijsoverweging
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, omdat zij de verklaring van verdachte die er op neer komt dat zijn echtgenote, [slachtoffer], tengevolge van een noodlottig ongeval en een verkeerde keuze van hem om het leven is gekomen en dat hij nog heeft geprobeerd haar in het water te vinden op grond van het navolgende deels in strijd met de waarheid en deels ongeloofwaardig acht.
De rechtbank leidt allereerst uit de verklaring ter terechtzitting van de deskundige [deskundige] in samenhang met voormelde inhoud van het sectierapport af dat aan de dood door verdrinking van zijn echtgenote een uitwendige oorzaak ten grondslag moet hebben gelegen, en dat deze dood, anders dan verdachte de rechtbank heeft willen doen geloven, niet het gevolg van een ongeval is geweest.
Uit de verklaring van de ter terechtzitting gehoorde deskundige [deskundige] komt immers naar voren dat de houding waarin het slachtoffer [slachtoffer] door de getuige [getuige 1] is aangetroffen en de mate waarin zij in de modder lag – volgens [getuige 1] 40 tot 50 centimeter diep - volstrekt ongebruikelijk is voor een slachtoffer van verdrinking. [deskundige] heeft, ter terechtzitting gevraagd naar een verklaring voor deze houding en ligging, geconcludeerd dat zij moet zijn geholpen. De rechtbank onderschrijft – op grond van de deskundigheid van genoemde deskundige - deze conclusie en maakt die tot de hare.
Voorts moet uit de verklaring ter terechtzitting van [deskundige] worden geconcludeerd dat verdachte de auto niet kan hebben verlaten op de wijze waarop hij dat volgens zijn verklaring heeft gedaan – voorover op zijn buik door het rechtervoorraam met de armen gespreid – omdat in dat geval de schouders en het hoofd nat zouden zijn geworden.
Deze verklaring wordt ondersteund door de bevindingen van de verbalisant die bij de nabootsing van het ongeval op de door verdachte aangegeven wijze de auto heeft verlaten en voorts door de hiervoor weergegeven verklaring van de getuige [getuige 3] die uit de mond van verdachte heeft gehoord dat hij de auto aan de bestuurderszijde heeft verlaten.
De rechtbank beschouwt daarom de verklaring van verdachte dat hij na zijn echtgenote via het voorportierraam aan de passagierszijde de auto heeft verlaten als kennelijk leugenachtig en bedoeld om de waarheid te bemantelen, te weten dat hij zijn echtgenote opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij na het te water raken in het water heeft gezocht naar zijn vrouw volstrekt onaannemelijk. Allereerst is immers uit het onderzoek gebleken dat verdachte slechts tot schouderhoogte nat was, terwijl hij ingeval van gericht en daadwerkelijk zoeken geheel nat zou moeten zijn geweest. Voorts moet uit de hiervoor opgenomen verklaring van de getuige [getuige 2] en uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij na het ongeval niet zelf met zijn mobiele telefoon of die van zijn echtgenote heeft geprobeerd 112 te bellen, worden afgeleid dat hij niet daadwerkelijk heeft geprobeerd zijn vrouw in het water te vinden.
De rechtbank acht het voorts onaannemelijk dat verdachte die heeft verklaard nachtblind te zijn, laat in de nacht bij duisternis vanaf zijn werkplek in Amsterdam in plaats van de 13 minuten snellere route via de overzichtelijke Rijksweg [rijksweg] naar huis in Hoorn te nemen, rijdt via de – bochtige – donkere Provincialeweg [provincialeweg], omdat – zo begrijpt de rechtbank die verklaring – hij die weg vaker rijdt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte die route heeft genomen om aldus uitvoering te kunnen geven aan zijn voornemen zijn echtgenote van het leven te beroven.
Evenzeer acht de rechtbank onaannemelijk dat verdachte, die heeft verklaard niet moe te zijn geweest toen hij naar huis reed, maar gewoon relaxed, in slaap zou zijn gevallen en vervolgens aanvankelijk rijdend met een snelheid van ongeveer 70 a 80 kilometer per uur slapend de van flauwe bochten voorziene Provincialeweg [provincialeweg] zolang is blijven volgen dat hij uiteindelijk met betrekkelijk geringe snelheid op de hiervoor aangegeven plaats, te weten ter hoogte van de pechhaven, precies tussen een paaltje en een prullenbak, terwijl langs de weg elders alleen maar bomen staan, in het water zou zijn geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de verklaring dat hij in slaap is gevallen en vervolgens slapend in het water is gereden, heeft afgelegd om te bemantelen dat hij zijn vrouw opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd.
Voorts acht de rechtbank – in aanmerking genomen de spanningen die in de relatie tussen verdachte en zijn echtgenote bestonden en dat verdachte eerder met zijn vriendin [vriendin] seks heeft gehad op zijn werkplek - onaannemelijk dat – zoals in de verklaring van verdachte besloten ligt - de echtgenote van verdachte zou hebben gepland met hem seks te hebben op zijn werkplek en dat zij in verband daarmee voor verdachte een Extranflesje met Red Bull en wodka en voor zichzelf een Extranflesje met bacardi-cola met daarin Temazepam van huis heeft meegenomen, vooraf gaande aan het casinobezoek.
Bij dat oordeel betrekt de rechtbank dat op grond van de verklaring van verdachte moet worden vastgesteld, dat zijn echtgenote niet en hij zelf wel over Temazepam kon beschikken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verdachte is geweest, die zijn echtgenote Temazepam en alcohol heeft laten innemen.
Tenslotte acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat de dood van zijn echtgenote het gevolg is geweest van een ongeval ongeloofwaardig, omdat verdachte wisselend - en naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig - heeft verklaard op de vraag of zijn echtgenote wel of niet wakker was na het te water raken van de auto en dat hij op verdere vragen omtrent haar toestand na het te water raken van de auto heeft verklaard niet meer te weten hoe die was.
Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat zij, wanneer de rechtbank veronderstellenderwijs zou uitgaan van de juistheid van de verklaring van verdachte dat zijn echtgenote wakker was na het te water raken van de auto, het volstrekt onaannemelijk acht dat zijn echtgenote behalve “water eruit” niets meer zou hebben gezegd gedurende en direct na de periode dat verdachte haar via de portierruit aan de passagierszijde naar buiten heeft geholpen dan wel dat verdachte zich dat niet zou weten te herinneren.
Al deze feiten en omstandigheden brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zijn echtgenote, [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
moord
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1 Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het primair ten laste gelegde feit bewezen geacht en gevorderd dat de rechtbank een gevangenisstraf zal opleggen van 15 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de auto dient te worden verbeurd verklaard en de overige goederen aan verdachte kunnen worden terug gegeven.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op een buitengewoon geraffineerde wijze zijn vrouw van het leven beroofd. Hij is eerst samen met zijn echtgenote naar het casino gegaan om hun 23-jarige trouwdag te vieren. Aldaar heeft zijn echtgenote alcohol gedronken. Vervolgens heeft verdachte haar op zijn werkplek een slaapmiddel met alcohol laten innemen en is hij, terwijl zij door de combinatie van alcohol en slaapmiddel versuft was, op een donkere provinciale weg, waar gelet op het late tijdstip weinig verkeer was, het water ingereden, precies op de plaats waar geen bomen stonden. Daarna heeft hij zijn echtgenote aldaar onder water gebracht, waardoor zij is gestikt. Verdachte heeft het aldus doen voorkomen dat het een noodlottig ongeval leek. Het was verdachte dan ook bijna gelukt een ieder daarin te laten geloven, waarbij hij zelf in de rol van echtgenoot van het verongelukte slachtoffer verder zou gaan.
Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft ontkend de moord te hebben gepleegd en dus geen inzicht heeft gegeven in de motieven die hem tot deze daad hebben gebracht, gaat de rechtbank er van uit dat hij puur uit eigen belang heeft gehandeld. Verdachte had reeds enige tijd een buitenechtelijke relatie en, zo blijkt uit de stukken, zijn vrouw wilde graag verder met verdachte en zij wilde hem zeker niet kwijt. Kennelijk heeft verdachte zich op deze wijze van zijn vrouw willen ontdoen om vervolgens met zijn nieuwe vriendin verder te gaan. De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting bij verdachte geen verdriet kunnen waarnemen omtrent het verlies van zijn echtgenote.
Verdachte heeft zich met de moord op zijn vrouw schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig delict. Niet alleen heeft verdachte zijn vrouw van het leven beroofd, maar ook heeft hij zijn nog jonge kinderen hun moeder ontnomen en hen, net als andere personen die het slachtoffer na stonden, onherstelbaar en blijvend leed toegebracht.
Door deze gruwelijke en onherroepelijke daad, welke in de wet met de zwaarst mogelijke straf wordt bedreigd, is de rechtsorde zeer ernstig geschokt. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van zeer lange duur moet worden opgelegd.
6.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto van het merk Opel, type Vectra, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die personenauto, die aan verdachte toebehoort, is begaan.
6.4 Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten 2 capsules Temazepam in doordrukstrip en lege doordrukstrips Temazepam en Tramadol, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Voormelde goederen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen. Voor wat betreft de verpakkingsmaterialen is het strafbare feit met behulp van de aanvankelijk zich in die verpakking bevindende medicijnen begaan, terwijl de capsules Temazepam kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Het ongecontroleerde bezit van die goederen is in strijd met het algemeen belang.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36b, 36c, 36d en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Personenauto Opel Vectra-B, kleur blauw, [kenteken]
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 stk papier; diverse papieren blaadjes
Onttrekt aan het verkeer:
- 2.00 stk capsule; 2 capsules Temazepam in doordrukstrip
- 6.00 stk verpakkingsmateriaal; lege doordrukstrips Temazepam en Tramadol
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- 1.00 stk compactdisc; DVD-disc
- 1.00 stk sigaret; bemonstering aantal peuken en shaggies
- 3.00 stk papier; prints betreffende waterpeil
- 1.00 stk mes; scalpel
- 10.00 stk pil Kruidvat; doordrukstrip met 10 paracetamol 500
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Toeter, voorzitter,
mrs. Hoogland en Aardenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 juli 2007.