ECLI:NL:RBHAA:2007:BB0160

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800233-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van cocaïne met een gevangenisstraf van 26 maanden

Op 20 juni 2007 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van ruim vier kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte, zonder bekende woon- of verblijfplaats, was op het moment van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Achterhoek. De tenlastelegging betrof het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne, een stof die schadelijk is voor de gezondheid. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. De ingevoerde hoeveelheid cocaïne was van dien aard dat deze bestemd moest zijn voor verdere verspreiding en handel, wat gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 26 maanden. Bij de beslissing over de straf hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. Daarnaast werd besloten dat het in beslag genomen geld en andere voorwerpen verbeurd verklaard moesten worden, omdat deze in verband stonden met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd, waaronder artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing werd openbaar gemaakt op de zitting van 20 juni 2007.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/800233-07
Uitspraakdatum: 20 juni 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 juni 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Achterhoek, Huis van Bewaring De Kruisberg, te Doetinchem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 20 februari 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grond-gebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 4145,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 20 februari 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 4145,2 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1 Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft zij gevorderd de in beslag genomen voorwerpen vermeld op de beslaglijst verbeurd te verklaren.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ruim vier kilogram cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Beslag
6.3 Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven geld, te weten in totaal 1000,- euro en 200 Amerikaanse dollars, dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
6.4 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een label, een vliegticket, een reservering, een notitie en memo, een notitieboekje, een instapkaart en een claimtag, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het be-wezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- Geld Nederlands, 1 bb van 500 euro;
- Geld Nederlands, 2 bb van 100 euro;
- Geld Nederlands, 6 bb van 50 euro;
- Geld Buitenlands, 2 bb van 100 USD.
Verklaart verbeurd:
– 1.00 STK Label, Bagage;
– 1.00 STK Vliegticket;
– 1.00 STK Diverse, Reservering;
– 1.00 STK Notitie en memo;
– 1.00 STK Notitieboekje;
– 1.00 STK Instapkaart;
– 1.00 STK Claimtag.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Milius, voorzitter,
mrs. A.E. Patijn en E.B. de Vries-van den Heuvel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.M. ten Bos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juni 2007.