RECHTBANK TE HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
Registratienummer: 07/741
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 24 juli 2007
UITSPRAAK
Deze uitspraak is gedaan naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 juli 2007 in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. De vordering
Op 7 juni 2007 is ter griffie van deze rechtbank ontvangen de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Haarlem d.d. 6 juni 2007 dat de rechtbank verlof verleent tot tenuitvoerlegging van een ten aanzien van de veroordeelde gewezen onherroepelijke rechterlijke beslissing van het Amtsgericht Rosenheim (Bondsrepubliek Duitsland) d.d. 1 februari 2007, waarbij deze is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar wegens verkrachting.
2. De identiteit van de veroordeelde
Uit de overgelegde stukken en de eigen opgave van de veroordeelde is gebleken dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit.
3. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan derhalve in zijn vordering worden ontvangen.
4. Verdragsrechtelijke grondslag
De Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen voorziet in de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van bovengenoemde Duitse rechterlijke beslissing in Nederland.
Ter fine van die tenuitvoerlegging voorziet het Verdrag tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen van 13 november 1991 (Trb. 1992, 39), hierna te noemen het Verdrag, in de mogelijkheid van overname van de tenuitvoerlegging van Duitsland door Nederland nu de veroordeelde zich reeds in Nederland bevindt. Het Verdrag is tussen beide landen van toepassing verklaard.
5. De toelaatbaarheid van de tenuitvoerlegging
5.1 Allereerst stelt de rechtbank vast dat de overgelegde stukken voldoen aan de door het Verdrag gestelde voorwaarden.
5.2 Het feit waarvoor [veroordeelde] is veroordeeld is naar het Duitse recht strafbaar gesteld bij § 177 I, II Nr 1 V van het Strafgezetzbuch, zoals dat luidt met ingang van 1 april 1987.
Het materiële feitencomplex dat aan voormelde rechterlijke beslissing van het Amtsgericht Rosenheim ten grondslag ligt, is naar Nederlands recht strafbaar en kan worden gekwalificeerd als verkrachting, strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
5.3 De veroordeelde heeft bij gelegenheid van de behandeling van de onderhavige vordering ter terechtzitting de wens te kennen gegeven dat Nederland de tenuitvoerlegging van voormelde rechterlijke beslissing overneemt.
5.4 Blijkens de inhoud van de stukken die zich in het dossier bevinden stemmen Duitsland en Nederland in met de overname van de verdere tenuitvoerlegging van de straf, opgelegd bij voormelde rechterlijke beslissing.
5.5 Ten slotte stelt de rechtbank vast dat overigens geen der gronden zoals bedoeld in artikel 30 lid 1 aanhef en onder b, c en d van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen zich in casu voordoet.
De tenuitvoerlegging dient derhalve toelaatbaar te worden verklaard.
6. De toepasselijke verdragsbepalingen en wetsartikelen
Van toepassing zijn:
de artikelen 30 en 31 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen,
de artikel 7 van het Verdrag en
de artikelen 242 van het Wetboek van Strafrecht.
7. Strafoplegging
7.1 De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande en de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en het tijdsverloop, alsmede door de persoon van de veroordeelde naar Nederlands recht geen andere straf op haar plaats is dan een die vrijheidsbeneming met zich brengt.
7.2 Bij de bepaling van de strafmaat neemt de rechtbank in overweging dat veroordeelde – zoals blijkt uit vorenbedoelde rechterlijke beslissing – zich in 1987/1988, waarschijnlijk eind 1987 in Duitsland schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. Veroordeelde heeft het slachtoffer die toen nog maagd was de woning van zijn ouders ingelokt en haar tot geslachtsgemeenschap gedwongen. Veroordeelde heeft door het plegen van deze verkrachting inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar in een beangstigende situatie gebracht. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de traumatische gevolgen daarvan ondervinden. Zij heeft pas aangifte gedaan toen hij in 2004 naar Duitsland wilde reizen.
7.3 Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen hoogte passend en geboden is.
8. De beslissing
De rechtbank:
verklaart de tenuitvoerlegging in Nederland van de rechterlijke beslissing van het Ambtsgericht Rosenheim (Bondsrepubliek Duitsland) d.d. 1 februari 2007 toelaatbaar;
verleent verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van die beslissing;
legt aan veroordeelde [veroordeelde] voornoemd, terzake het in de rechterlijke beslissing van het Ambtsgericht Rosenheim d.d. 1 februari 2007 ten laste van hem bewezenverklaarde feit op een gevangenisstraf voor de duur van één (1) jaar.
beveelt dat de tijd gedurende welke veroordeelde in Nederland in uitleveringsdetentie heeft gezeten, te weten van 30 juli 2004 tot en met 27 oktober 2004 en van 5 september 2006 tot en met 6 september 2006 alsmede de tijd die veroordeelde in Duitsland ter fine van vervolging en ter uitvoering van de hem oplegde sanctie van zijn vrijheid beroofd is geweest, te weten van 7 september 2006 tot en met 3 februari 2007, datum vervroegde invrijheidstelling, en vervolgens tot en met 10 april 2007, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal worden gebracht. Rekening houdend met de in Nederland geldende regeling met betrekking tot vervroegde invrijheidstelling brengt vorenstaande mee dat veroordeelde de opgelegde gevangenisstraf reeds heeft uitgezeten.
9. Samenstelling en uitspraakdatum
Deze uitspraak is gewezen door:
mr. Terwiel, voorzitter,
mrs. Scholte en Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Touwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juli 2007.