Het verzoek is behandeld ter zitting van 10 juli 2007, alwaar verzoekster in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R. de Vos, werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Verzoekster heeft vanaf 10 oktober 2005 een WWB-uitkering ontvangen. Tot 1 juni 2006 stond verzoekster ingeschreven op het adres van haar vader aan de [adres] te [woonplaats]. Vanaf 1 juni 2006 heeft verzoekster zich ingeschreven op het adres aan de [adres] te [woonplaats]. Via Dak- en Thuislozenopvang heeft verzoekster op dit adres een kamer gekregen. Blijkens de stukken heeft verzoekster op 4 december 2006 aan haar consulent medegedeeld dat de huurovereenkomst per 1 december 2006 was beëindigd. Voorts heeft verzoekster op de op 4 december 2006 ingeleverde inkomstenverklaring over de maand november 2006 vermeld dat zij vanaf 21 november 2006 werk heeft aanvaard.
2.3 Bij besluit van 25 januari 2007 heeft verweerder het recht op uitkering met ingang van 1 december 2006 ingetrokken omdat verzoekster de inkomstenverklaring over de maand december 2006 niet heeft ingeleverd. Het door verzoekster hiertegen ingediende bezwaarschrift van 8 februari 2007 is nog in behandeling bij verweerder en het besluit op bezwaar wordt medio augustus 2007 verwacht.
2.4 Verzoekster heeft zich uiteindelijk per 25 januari 2007 met een briefadres in het GBA kunnen inschrijven bij het Leger des Heils aan [adres]. Op 10 april 2007 heeft verzoekster - nadat haar arbeidsovereenkomst op 8 april 2007 was beëindigd - zich weer tot verweerder gewend met het verzoek om een bijstandsuitkering. Omdat verzoekster niet alle benodigde gegevens heeft ingeleverd, heeft verweerder bij brief van 1 mei 2007 aan verzoekster gevraagd alsnog de benodigde gegevens te verstrekken vóór 8 mei 2007. Bij brief van 8 mei 2007 heeft verweerder aan verzoekster nogmaals de gelegenheid gegeven de in de brief genoemde informatie uiterlijk 15 mei 2007 te verstrekken. Omdat verzoekster naar de mening van verweerder onvoldoende inlichtingen heeft verstrekt omtrent haar feitelijke verblijfplaats, heeft verweerder de aanvraag van verzoekster afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat door de onduidelijkheid over de feitelijke verblijfplaats van verzoekster het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
2.5 Verzoekster kan zich niet met de afwijzing verenigen omdat zij naar haar mening wel steeds alle gevraagde informatie aan verweerder heeft verschaft. Verzoekster heeft van meet af aan aangegeven in [woonplaats] te verblijven, dat ze sinds 1 december 2006 geen vaste woon- of verblijfplaats meer heeft en 's nachts afwisselend verbleef in een op diverse plaatsen geparkeerde auto, vrachtauto, hotel, op straat en sinds korte tijd in een haar beschikbaar gestelde camper.
2.6 Omdat verzoekster geen financiële reserves meer heeft kan ze niet in haar dagelijkse levensbehoefte voorzien en verkeert ze in broodnood. Gelet hierop verzoekt verzoekster de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat aan haar gedurende de bezwaar- en beroepsprocedure bijstand wordt verstrekt naar de norm voor een alleenstaande. Ter zitting heeft verzoekster aangegeven dat zij door de afwijzing van aanvraag vanaf 1 april 2007 in een financiële noodsituatie verkeert en dat zij vanaf dat moment ook een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Om deze reden heeft verzoekster het verzoek om een voorlopige voorziening dat ziet op het besluit tot intrekking van de bijstandsuitkering per 1 december 2006 ter zitting ingetrokken (Awb 07-3983).
2.7 Ter beoordeling van de voorzieningenrechter staat derhalve uitsluitend het verzoek dat betrekking heeft op het besluit van 14 juni 2007 tot afwijzing van de aanvraag om een bijstandsuitkering.
2.8 Ingevolge artikel 40 WWB bestaat het recht op bijstand jegens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bijstand aan een belanghebbende zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) wordt verleend door het college van een bij die maatregel aan te wijzen gemeente. In artikel 11, eerste lid, Besluit WWB 2007 is de gemeente Haarlem als zodanig aangewezen. Artikel 11, tweede lid, Besluit WWB 2007 bepaalt dat de bijstand aan de adresloze wordt verleend door het college van de gemeente waar de belanghebbende zich op het moment van de aanvraag bevindt.
Artikel 40, tweede lid, WWB bepaalt dat het college aan de verlening van bijstand aan de adresloze de verplichting verbindt dat de betrokkene in de GBA aangifte doet van een hem ter beschikking gesteld briefadres.