ECLI:NL:RBHAA:2007:BB1548

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
137116 / KG 07-368
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een verbod op toekomstige handelingen in verband met de bouw van de Schoterbrug te Haarlem

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 9 augustus 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Meuwissen Industries B.V. en de Gemeente Haarlem, het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Haarlem, en de Bouwcombinatie Schoterburg V.O.F. Meuwissen vorderde een verbod op de start van de bouw van de Schoterbrug, die gepland stond voor 13 augustus 2007, omdat zij vreesde voor schade als gevolg van de werkzaamheden. De voorzieningenrechter overwoog dat de gedaagden, waaronder de Gemeente en de Bouwcombinatie, voldoende maatregelen hadden genomen om schade aan derden te voorkomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reële dreiging van inbreuk op de rechten van Meuwissen bestond, aangezien de gedaagden zich hadden vergewist van de gevolgen van hun werkzaamheden en toezeggingen hadden gedaan om de benodigde vergunningen te verkrijgen en voorzorgsmaatregelen te nemen. De vrees van Meuwissen voor schade door verstuiving van zand, trillingen of stroomuitval werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De voorzieningenrechter verklaarde de vordering van Meuwissen voor het deel gericht tegen het College van B&W niet ontvankelijk en wees de overige vorderingen af. Meuwissen werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op EUR 1.067,00 per partij werden begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 137116 / KG ZA 07-368
Vonnis in kort geding van 9 augustus 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEUWISSEN INDUSTRIES B.V.,
gevestigd te Haarlem,
eiseres,
procureur mr. L.J.L. Heukels,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAARLEM,
en
HET COLLEGE VAN BURGEMEERSTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE HAARLEM,
beide zetelend te Haarlem,
gedaagden,
procureur mr. W.J.R.M. Welschen,
2. de vennootschap onder firma
COMBINATIE SCHOTERBURG V.O.F.,
gevestigde te Utrecht,
alsmede haar vennoten
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOSKALIS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STRUKTON BETONBOUW B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden,
advocaat mr. L.C. van den Berg te Rotterdam,
procureur mr. M. Middeldorp.
Eiseres zal hierna ‘Meuwissen’ worden genoemd. De gedaagden onder 1 zullen hierna respectievelijk ‘de Gemeente’ en het ‘college van B&W’ (en tezamen ‘de Gemeente c.s.’) worden genoemd en gedaagden onder 2 zullen hierna gezamenlijk ‘de Bouwcombinatie’ worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Meuwissen
- de pleitnota van de Gemeente c.s.
- de pleitnota van de Bouwcombinatie
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Meuwissen heeft aan de zijde van de Waarderpolder van het Spaarne te Haarlem haar bedrijf en kantoor op een stuk grond dat gedeeltelijk haar eigendom is en gedeeltelijk in eigendom is van de Gemeente. Op laatst bedoeld gedeelte heeft Meuwissen een optierecht, waarvoor zij een vergoeding betaalt. Meuwissen produceert op bedoelde stukken grond (verder te noemen het terrein van Meuwissen) bedrijfsmatig industriële verpakkings-materialen.
2.2. Direct naast het terrein van Meuwissen ligt het voormalige Ridsterrein. Zowel het terrein van Meuwissen als het Ridsterrein zijn verontreinigd in de zin van de Wet bodembescherming (Wbb). De verontreinigingen worden gemonitord. Terzake zijn Wbb-beschikkingen van kracht.
2.3. De Gemeente is voornemens om nabij het terrein van Meuwissen de nieuwe vaste oeververbinding aan te brengen tussen Haarlem Noord en de Waarderpolder, de Schoterbrug. Met de uitvoering van de voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de bouw van de Schoterbrug zal direct na de bouwvakantie, te weten op 13 augustus 2007, een aanvang worden gemaakt.
3. Het geschil
3.1. Meuwissen vordert de start van de bouw van de Schoterbrug, beginnend bij zowel alle voorbereidende werkzaamheden in het gehele gebied waar de Schoterbrug gepland is, alsmede de voorbereidingen voor- alsmede het aanleggen van de zandlichamen zelf alsmede het heien te stoppen en gestopt te houden tot zolang een door Meuwissen in de arm te nemen deskundige de door de Gemeente/ de Bouwcombinatie te nemen maatregelen ter bescherming van de belangen van Meuwissen, zoals in het lichaam van de dagvaarding genoemd, als afdoende zijn beoordeeld en zijn gerealiseerd, op verbeurte van een dwangsom van EUR 100.000 per dag dat gedaagde(n) in gebreke is/zijn aan dit vonnis te voldoen en voorts tot zolang de gevraagde en toegezegde garanties door de Gemeente aan Meuwissen niet zijn afgegeven, zoals in het lichaam van de dagvaarding beschreven, met veroordeling van gedaagde(n) in de kosten van dit geding.
3.2. Meuwissen legt aan haar vordering ten grondslag dat wanneer op 13 augustus met werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de Schoterbrug zou worden begonnen Meuwissen schade zal lijden door onrechtmatig handelen van de Gemeente.
3.3. De Gemeente c.s. alsmede de Bouwcombinatie voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De Gemeente c.s. heeft als eerste punt van verweer aangevoerd dat Meuwissen niet ontvankelijk is in haar vordering voor zover die is gericht tegen het college van B&W. Dit verweer slaagt, nu, gelijk ook door de Gemeente c.s. is betoogd, een college van burgemeester en wethouders een bestuursorgaan van een gemeente is en geen daarvan afzonderlijk te onderscheiden rechtspersoon.
4.2. De vordering van Meuwissen tot een verbod tot het starten van de bouw van de Schoterbrug is in feite gebaseerd op een vrees bij haar voor schade als gevolg van die komende bouw. Bij de beoordeling van vorderingen tot een verbod van in de toekomst te verrichten handelingen die onrechtmatig zouden zijn, dient voorop gesteld te worden dat er sprake moet zijn van een reële dreiging van de handelingen die de eiser verboden wenst te zien.
4.3. De eerste door Meuwissen gestelde inbreuk op haar rechten die zij vreest, betreft de aangekondigde ophogingen aan beide zijden van het Spaarne met zand en grond voor de zandlichamen ten behoeve van de bouw van de Schoterbrug. Voor wat betreft het aanbrengen van het zandlichaam aan de zijde van de Waarderpolder van het Spaarne heeft Meuwissen gesteld dat daardoor de druk op de ondergrond ter plaatse zodanig zal toenemen dat - nu de nodige voorzorgmaatregelen niet zijn getroffen en er niet voldoende wordt danwel zal worden gemonitord - het risico groot is dat de verontreiniging die nu is gelegen onder het voormalige Ridsterrein verplaatst zal worden naar het terrein van Meuwissen, waardoor zij schade zal leiden. Voorts zou het voor de zandlichamen te storten zand - nu de Bouwcombinatie geen afdoende maatregelen neemt om dat tegen te gaan - kunnen gaan verstuiven, waardoor schade aan onder andere de installaties en elektronica van Meuwissen zou kunnen optreden. Ten derde dreigt Meuwissen trillingsschade te gaan lijden, nu de Gemeente danwel de Bouwcombinatie met betrekking tot het heien van bascules op het nabij gelegen terrein en in het Spaarne - voor zover bij Meuwissen bekend - geen afdoende maatregelen heeft genomen om dergelijke schade te voorkomen. Tot slot vreest Meuwissen dat zij schade zal gaan leiden in de zin van stroomuitval, nu er onder of in het terrein alwaar de werkzaamheden ten behoeve van de brug gaan beginnen, gas en elektriciteitsleidingen lopen voor Meuwissen. Meuwissen heeft niet van de Gemeente gehoord of begrepen dat die leidingen in kaart zijn gebracht dan wel dat de aan/toevoer gegarandeerd is tijdens de werkzaamheden. Overigens is al eerder, namelijk op 12 juli jongstleden, de stroom in het bedrijf uitgevallen tijdens voorbereidende werkzaamheden aan de bouw van de brug, aldus nog steeds Meuwissen.
4.4. Voor wat betreft die door Meuwissen gevreesde inbreuken op haar rechten, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.5. Dat Meuwissen enige overlast zal ondervinden door de bouw van de Schoterbrug valt waarschijnlijk niet te vermijden. Dergelijke overlast wordt echter pas onrechtmatig als er maatregelen niet getroffen zijn die wel getroffen hadden moeten worden. In dit verband is in de eerste plaats van belang dat de Gemeente c.s. onbetwist heeft gesteld dat de Gemeente alvorens de opdracht voor de bouw van de Schoterbrug te verlenen, zich ervan heeft vergewist dat als gevolg van het uitvoeren van werkzaamheden redelijkerwijs geen schade zal optreden voor derden of anderszins, voor zover die thans reeds zou kunnen worden voorzien en dat tot de opdracht van de Gemeente aan de Bouwcombinatie behoort het voorkomen van schade aan derden of anderszins en dat dit onderdeel uitmaakt van de voorwaarden waaronder de Gemeente heeft gecontracteerd.
De Gemeente c.s. en de Bouwcombinatie hebben voorts ter zitting toegezegd niet te zullen bouwen zonder de benodigde vergunningen en voorts ter voorkoming van schade aan derden alle voorzorgsmaatregelen te nemen die in het maatschappelijk verkeer te gelden hebben.
4.6. Dat er geen, zoals Meuwissen het noemt, nulmetingen zijn uitgevoerd, heeft niet te gelden als het niet nemen van alle voorzorgsmaatregelen die in het maatschappelijk verkeer te gelden hebben. Een dergelijke meting kan Meuwissen immers ook zelf laten uitvoeren. (Dit overigens bij voorkeur wel onder uitnodiging van de Gemeente en de Bouwcombinatie om daarbij aanwezig te zijn.) Gezien het feit dat de komst van de Schoterbrug al tijden aan Meuwissen bekend is, heeft inmiddels Meuwissen voldoende de tijd gehad om dat te (laten) doen, terwijl zij dat nog steeds kan (laten) doen. Hoewel het thans vakantietijd is, wil dat nog niet zeggen dat het hele maatschappelijk leven stil ligt en wat dat betreft thans niets meer mogelijk is.
4.7. Voor wat betreft de vrees van Meuwissen schade te zullen leiden door verplaatsing van bodemverontreiniging dient voorop gesteld te worden dat, zoals door de Gemeente c.s. onbetwist is aangevoerd, het zandlichaam aan de zijde van de Waarderpolder zal worden aangebracht op een terrein dat onder het Wbb-regime valt en dat de ter plaatse te verrichten werkzaamheden onder dat regime vallen. Dit brengt met zich, zoals ook door de Gemeente c.s. is aangevoerd, dat de betreffende werkzaamheden tevoren gemeld dienen te worden ex art. 28 Wbb en dat daarop een bestuursrechtelijk traject van toepassing is. De rechtsbescherming terzake vormt, naar door de Gemeente c.s. terecht is aangevoerd, het exclusieve terrein van de bestuursrechter en is onttrokken aan de bevoegdheid van de civiele (voorzieningen)rechter. Alvorens het zandlichaam wordt aangebracht zullen, naar de Gemeente c.s. ter zitting heeft toegezegd, eerst de terzake toepasselijke procedures worden gevolgd, zal Meuwissen daarvan op de hoogte worden gesteld en zal daarover met Meuwissen contact worden onderhouden. Gezien dit alles is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen grond om vanwege genoemde vrees van Meuwissen de gevraagde voorzieningen te treffen.
4.8. De vrees van Meuwissen dat schade te zullen leiden doordat er geen afdoende maatregelen worden getroffen om verstuiving van zand zoveel mogelijk tegen te gaan,
komt de voorzieningenrechter, gezien hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen en de ter zitting door de Bouwcombinatie gedane toezegging ook de onderhavige maatregelen te zullen treffen, onvoldoende aannemelijk voor om het gevorderde te kunnen toewijzen. Los hiervan geldt nog dat, al zou er verstuiving van zand optreden, in dit kort geding onduidelijk is gebleven op welke wijze er schade aan apparaten zou kunnen optreden, nu de Bouwcombinatie onbetwist heeft gesteld dat het productieproces van Meuwissen zich binnenshuis afspeelt.
4.9. Het zelfde geldt voor de vrees van Meuwissen voor trillingsschade. Ter zitting heeft de Gemeente laten weten dat het heiwerk zal worden uitgevoerd met behulp van materialen en technieken die voldoen aan ‘state of the art’-maatstaven. Door de Bouwcombinatie is voorts een memo van T & E consult in het geding gebracht waarin met berekeningen onderbouwd wordt geconcludeerd dat verstoring van het productieproces door trillingen van heiwerk zeer onwaarschijnlijk is. Met dit alles heeft Meuwissen de door haar gestelde vrees voor trillingsschade onvoldoende onderbouwd om het gevorderde te kunnen toewijzen. Dat, zoals door Meuwissen is gesteld, T&E consult onderdeel uitmaakt van Strukton, doet hier niet aan af.
4.10. Ook de vrees van Meuwissen voor stroomuitval door leidingbreuk als gevolg van de bouw van de Schoterbrug komt de voorzieningenrechter als onvoldoende reëel voor om het gevorderde te kunnen toewijzen. Dit gezien hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen. De Bouwcombinatie heeft daaraan ter zitting toegevoegd dat ten aanzien van het door haar in kaart brengen van de aanwezige leidingen een zogenaamde Clic-melding zal worden gedaan. Hieruit zal de Bouwcombinatie de nodige informatie verkrijgen ten aanzien van de ‘officiële’ ligging van de leidingen. Vervolgens zullen de leidingen in het veld, uiterst behoedzaam aangezien de feitelijke ligging kan afwijken van de officiële ligging, in kaart worden gebracht, aldus nog steeds de Bouwcombinatie. De voorzieningenrechter heeft geen reden om er aan te twijfelen of dit ook daadwerkelijk zal gebeuren. Tenslotte heeft de Bouwcombinatie onweersproken gesteld dat de eerdere door Meuwissen bedoelde incidenten met een elektriciteitsstoring het gevolg waren van werkzaamheden van een andere aannemer in opdracht van de nutsbedrijven.
4.11. Gelet op het hiervoor overwogene moet worden geconcludeerd dat er onvoldoende reële dreiging van inbreuk door de Gemeente en/of de Bouwcombinatie bestaat om de gevraagde voorzieningen te treffen. Een afweging van de betrokken belangen kan dat oordeel niet anders doen zijn. Evident is dat de schade die de Gemeente en de Bouwcombinatie bij toewijzing van de gevraagde voorziening zullen lijden aanzienlijk groter zal zijn dan de door Meuwissen gevreesde schade. De gevraagde voorziening zal dan ook worden geweigerd.
4.12. Meuwissen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van de Gemeente c.s. worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1067,00
De kosten aan de zijde van de Bouwcombinatie worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1067,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verklaart de vordering voorzover die gericht is tegen het College van B&W niet ontvankelijk,
5.2. weigert voor het overige de gevraagde voorzieningen,
5.3. veroordeelt Meuwissen in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente c.s. tot op heden begroot op EUR 1.067,00 en aan de zijde van de Bouwcombinatie tot op heden eveneens begroot op EUR 1.067,00,
5.4. verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2007.?