2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 De Afdeling heeft bij uitspraak van 23 augustus 2006 - voor zover hier van belang - het volgende overwogen:
"De Afdeling is van oordeel dat de peuterspeelzaal/naschoolse opvang niet kan worden aangemerkt als een inrichting waar onderwijs wordt gegeven. De aanwezigheid van de peuterspeelzaal/naschoolse opvang op het perceel is daarom in strijd met de bestemming "Bebouwing voor openbare en bijzondere doeleinden en bijbehorende terreinen". Het college heeft derhalve, bij het ontbreken van vrijstelling van het bestemmingsplan, gelet op artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, ten onrechte bouwvergunning voor het bouwplan verleend. De rechtbank heeft dit niet onderkend."
2.3 Naar aanleiding van voormelde uitspraak van de Afdeling heeft verweerder bij besluit van 4 mei 2007 de bouwvergunningen van respectievelijk 26 januari 2005 en 3 juli 2006 herroepen en alsnog vrijstelling verleend op grond van artikel 19, tweede lid, WRO voor het verhogen van een deel van de dakconstructie van de peuterspeelzaal/naschoolse opvang "Pinokkio" op het perceel Wendelmoet Claesdochterlaan 1 te Monnickendam.
2.4 Verzoekers verzoeken om een verbod tot het spelen en voetballen van de kinderen buiten de omheining op het Johan Pipoplantsoen. Verzoekers ondervinden veel overlast van de spelende kinderen. Daarnaast is er sprake van vernietiging van openbaar groen en vermindering van het woongenot. Ter zitting hebben verzoekers uitgebreid hun ongenoegen geuit ten aanzien van de spelende kinderen van de SKW die buiten de omheining van de kinderopvang op het Johan Pipoplantsoen spelen.
2.5 Verzoekers hebben het verzoek om voorlopige voorziening gedaan hangende hun beroep tegen het bestreden besluit. In formele zin is derhalve voldaan aan het in artikel 8:81, eerste lid, Awb neergelegde zogenoemde connexiteitsvereiste. Uit de functie van het connexiteitsvereiste vloeit voort dat daaraan ook in materiële zin dient te worden voldaan, dat wil zeggen dat de gevorderde voorlopige voorziening betrekking moet hebben op het connexe bestreden besluit.
2.6 Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Hetgeen verzoekers hebben gevorderd - daargelaten wat daarvan overigens zij - is een speelverbod voor de kinderen buiten de omheining van de SKW op het Johan Pipoplantsoen. In het verzoek is met name gewezen op de overlast veroorzaakt door de kinderen omdat ze buiten de omheining van de kinderopvang spelen. Nu bij bestreden besluit bouwvergunning is verleend voor het verhogen van een deel van de dakconstructie van de peuterspeelzaal/naschoolse opvang ontbreekt daarmee de materiële connexiteit. Dit betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening geen betrekking heeft op het bestreden besluit. In dit verband acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoekers ter zitting hebben bevestigd dat het ze niet gaat om de aanpassing van het gebouw van de peuterspeelzaal/ naschoolse opvang zelf.
2.7 Hoewel de voorzieningenrechter zich kan voorstellen dat - voor zover sprake is van overlast - deze overlast een aantasting van het woongenot kan betekenen is een verzoek om voorlopige voorziening niet de aangewezen weg. Verzoekers kunnen zich wellicht wenden tot de civiele rechter. Daarnaast merkt de voorzieningenrechter op dat ter zitting door de SKW een toezegging is gedaan dat er persoonlijk toezicht gehouden zal worden op de spelende kinderen van de naschoolse opvang die buiten de omheining van de kinderopvang op het Johan Pipoplantsoen spelen.
2.8 Gelet op het voorgaande is niet aan het materiële connexiteitsvereiste voldaan, zodat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.