ECLI:NL:RBHAA:2007:BB2644
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.J. Baas
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van doorlopend krediet en verweer op vernietiging door echtgenote
In deze zaak vordert de besloten vennootschap RBS RD EUROPE B.V. (hierna: RBS) betaling van een bedrag van € 2.169,54 van gedaagde, die een doorlopend krediet heeft ontvangen. Gedaagde beroept zich op de vernietiging van de overeenkomst door zijn echtgenote, die geen toestemming zou hebben gegeven voor de rechtshandeling. De kantonrechter oordeelt dat het beroep op artikel 1:89 lid 1 BW geen doel treft, omdat het afsluiten van een doorlopend krediet niet valt onder de rechtshandelingen waarvoor een echtgenoot toestemming moet geven. De kantonrechter wijst ook het beroep op opschorting af, omdat het niet verhogen van het kredietmaximum niet kan worden aangemerkt als schuldeiserverzuim. RBS heeft voldaan aan haar mededelings- en bewijsaandraagplicht, waardoor het verweer van gedaagde niet kan slagen. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van RBS toewijsbaar is en veroordeelt gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, die in het ongelijk is gesteld.