ECLI:NL:RBHAA:2007:BB8823
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Kingma
- mrs. De Vries
- Koolen-Zwijnenburg
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met opzetheling en verduistering
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 september 2007 uitspraak gedaan over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder opzetheling en verduistering. De vordering van de officier van justitie, gedateerd 24 maart 2005, strekte tot ontneming van een bedrag van maximaal € 302.746,00. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de veroordeelde niet kon worden aangesproken voor betrokkenheid bij een specifieke zaak (zaak 33), omdat deze niet aan hem was tenlastegelegd. Dit leidde tot de conclusie dat er terughoudendheid moest worden betracht bij de toewijzing van de ontnemingsvordering, in lijn met de uitspraak in de zaak Geerings v. Nederland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde voordeel had genoten uit de verduistering van de lading in mei 2003. Wel was er bewijs dat de loods die de veroordeelde huurde werd gebruikt voor het omkatten van vrachtwagens, wat leidde tot de conclusie dat hij daaruit wel financieel voordeel had behaald. De rechtbank schatte dit voordeel op € 5.000,00. Uiteindelijk heeft de rechtbank het totale bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 187.017,00, dat de veroordeelde aan de Staat moest betalen.
De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank ook rekening hield met de redelijke termijn die was overschreden door het Openbaar Ministerie. De beslissing is genomen na het onderzoek ter openbare terechtzitting van 6 juli 2007, waarbij de raadsman van de veroordeelde verweer heeft gevoerd tegen de vordering van de officier van justitie.