ECLI:NL:RBHAA:2007:BB8860

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06-9191
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.E. Heijning-Huydecoper
  • G. Guinau
  • A.J. Medze
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging besluit gemeenteraad inzake voorkeursrecht gemeenten in IJmuiden

In deze zaak hebben eisers, wonende in IJmuiden en Driehuis, bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gemeente Velsen dat hen als eigenaren van percelen in het centrumgebied van IJmuiden een voorkeursrecht toekende op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Het besluit, dat op 15 december 2005 werd genomen in het kader van het structuurplan 'Centrum IJmuiden', werd door de rechtbank beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat het huidige gebruik van de percelen van eisers niet in strijd is met de toekomstige bestemming die aan deze percelen is toegekend. De rechtbank stelde vast dat de gemeente onvoldoende had gemotiveerd waarom het huidige gebruik niet zou passen binnen de toekomstige bestemming, en vernietigde het besluit van de gemeente op grond van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het beroep van eisers gegrond was en dat de gemeente Velsen het griffierecht aan eisers moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 12 november 2007, waarbij de eisers niet aanwezig waren, maar de gemeente zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigden. De rechtbank benadrukte dat de toekomstige bestemming van de percelen nog niet volledig vaststond, maar dat er voldoende aanwijzingen moesten zijn dat het gebruik van de percelen zou afwijken van de huidige bestemming.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 9191
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 november 2007
in de zaak van:
1. [A],
wonende te Santpoort-Noord,
2. [B],
wonende te IJmuiden,
3. [C],
wonende te IJmuiden,
4. [D],
wonende te IJmuiden,
5. [E],
wonende te IJmuiden,
6. [F],
wonende te Driehuis, gemachtigde: [G], wonende te Driehuis
eisers,
tegen
de raad van de gemeente Velsen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2005 heeft verweerder, in verband met het tevens op 15 december 2005 vastgestelde structuurplan "Centrum IJmuiden", op grond van het bepaalde in artikel 2 Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg), de in eigendom aan de respectieve eisers toebehorende percelen, kadastraal bekend als gemeente IJmuiden, sectie M, met de respectieve nummers [x], [y], [z], [xx] (gedeelde eigendom eisers 4 en 5) en [xy], aan te wijzen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 Wvg van toepassing zijn.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 20 januari 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 13 juli 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de Commissie bezwaarschriften gemeente Velsen.
Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 2 september 2006 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 20 september 2007, alwaar eisers niet zijn verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. F.M. van der Ven, werkzaam bij Tauw Juridisch en Financieel Advies te Deventer, en door drs. W. Dooijes, werkzaam bij de gemeente Velsen.
2. Overwegingen
2.1 Artikel 2, eerste en tweede lid, Wvg luidt als volgt.
1. Bij besluit van de gemeenteraad kunnen gronden, begrepen in een structuurplan, waarbij aanwijzingen zijn gegeven voor de bestemming, of in een bestemmingsplan, worden aangewezen als gronden, waarop de artikelen 10 - 24, 26 en 27 van toepassing zijn.
2. Voor een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid komen alleen in aanmerking de gronden, waaraan bij het structuurplan, onderscheidenlijk het bestemmingsplan een niet-agrarische bestemming is toegedacht en waarvan het gebruik afwijkt van dat plan.
2.2 Eisers hebben tegen het bestreden besluit een groot aantal grieven aangevoerd. Onder meer is daarbij door eisers aan de orde gesteld dat de in de Structuurschets toegedachte bestemming van hun percelen niet afwijkt van het huidige gebruik, zoals vereist in artikel 2, tweede lid Wvg.
2.3 De aan de respectieve eisers in eigendom toebehorende percelen zijn gelegen in het centrumgebied van IJmuiden, dat zich globaal uitstrekt tussen de Willemsbeekweg/Kalverstraat en Velserduinweg/Plein 1945 en tussen Plein 1945/Heidestraat en De Noostraat/P.J. Troelstraweg.
Ingevolge het thans nog geldende bestemmingsplan "IJmuiden Centrum", vastgesteld in 1997, zijn de betrokken gronden momenteel bestemd en in gebruik ten behoeve van: Woon-, Kantoor- en Detailhandelsdoeleinden (WKD) en Detailhandel- en Woondoeleinden (DW).
Bij besluit van 15 december 2005 heeft verweerder het Structuurplan Centrum IJmuiden vastgesteld. De aangewezen percelen hebben in dit Plan, binnen de globale bestemming 'Centrumdoeleinden, maatschappelijke en horecadoeleinden' de meer specifieke bestemming 'winkels/commerciële functies met bovenwoningen.'
2.4 Verweerder stelt zich op het standpunt dat, hoewel in de fase waarin de planvorming zich thans bevindt nog niet op perceelsniveau kan worden aangegeven wat de toegedachte bestemming gaat worden, reeds in voldoende mate kan worden opgemaakt dat de toegedachte bestemming zodanig afwijkend zal zijn van het bestaande gebruik dat dit vestiging van het voorkeursrecht mogelijk maakt. Zo de percelen al eenzelfde bestemming zullen krijgen als in het huidige bestemmingsplan, is naar zijn mening sprake van beter en intensiever gebruik dan het bestaande gebruik.
2.5 De rechtbank stelt voorop dat in de eerste fase van ruimtelijke planvorming de toegedachte bestemming doorgaans nog niet geheel vast zal (kunnen) staan. Er is immers nog geen ontwerp-bestemmingsplan voorhanden waaruit die duidelijkheid blijkt. De gemeente zal er in de praktijk dan ook niet aan ontkomen bij de omschrijving van de toegedachte bestemming een vrij algemene en abstracte formulering te hanteren. Indien met het vestigen van het voorkeursrecht zou moeten worden gewacht totdat een per perceel uitgewerkte gedetailleerde bestemming voorhanden is, zouden de doelstellingen van het voorkeursrecht niet kunnen worden gerealiseerd. Aan de toepassing van artikel 2. eerste lid, Wvg is derhalve inherent dat van de toekomstige bestemming nog slechts een globaal beeld bestaat.
2.6 Dit neemt niet weg dat in voldoende mate vastgesteld moet kunnen worden dat sprake is van een afwijkend gebruik. Daarbij is - blijkens de wetsgeschiedenis - van belang dat ook wanneer sprake is van een vergelijkbaar maar beter en intensiever gebruik dan het bestaande, gesproken kan worden van een afwijkend gebruik.
2.7 Zoals hiervoor weergegeven geldt voor het gebied waar zich de percelen van eisers bevinden thans de bestemming winkel-, kantoor- en/of horecadoeleinden met bovenwoningen, terwijl in het toekomstige plan de percelen de globale bestemming winkels/commerciële functies met bovenwoningen is toegedacht. De rechtbank is van oordeel dat de toegedachte bestemming aldus in grote lijnen overeenkomt met de huidige bestemming. De omstandigheid dat op stedenbouwkundig en architectonisch gebied wellicht andere accenten zullen worden gelegd, acht de rechtbank onvoldoende om te stellen dat sprake is van beter of intensiever gebruik.
2.8 Nu niet gesteld kan worden dat het huidige gebruik van de percelen van eisers niet past binnen de toekomstig toegedachte bestemming, is, naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan het vereiste in de laatste volzin van artikel 2, tweede lid, Wvg. Het besluit kan dan ook wegens het ontbreken van een deugdelijke motivering niet in stand blijven en wordt op grond van artikel 7:12 Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd.
Nu het besluit reeds op deze grond voor vernietiging in aanmerking komt, komt de rechtbank aan de behandeling van de overige grieven van eisers niet toe.
2.9 Het beroep is gegrond.
2.10 Nu niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 13 juli 2006;
3.3 gelast dat de gemeente Velsen het door eisers betaalde griffierecht van € 141, - aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heijning-Huydecoper, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs. G. Guinau en A.J. Medze, rechters, en op 12 november 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.