zaaknummer / rolnummer: 132732 / HA ZA 07-253
Vonnis van 14 november 2007 (bij vervroeging)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLDING REGIOBOUW HAARLEMMERMEER B.V.,
gevestigd te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
procureur mr. B.D. Roelink,
1. [X],
wonende te [p], Duitsland,
2. [Y],
wonende te [q], Duitsland,
gedaagden,
procureur mr. L. Koning,
advocaat mr. S.W. van Dijk te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna Regiobouw en [Z] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 30 mei 2007
- het tussenvonnis van 25 juli 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 18 oktober 2007
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Voor de vaststaande feiten verwijst de rechtbank naar het vonnis in incident.
3. Het geschil
3.1. Regiobouw vordert na mondelinge eisvermindering ter gelegenheid van de comparitie samengevat – een verklaring voor recht dat [Z] onrechtmatig hebben gehandeld jegens Regiobouw en hoofdelijke veroordeling van [Z] tot betaling van EUR 194.376,21, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [Z] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Regiobouw heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [Z] als bestuurders van Freevis EuroEyes B.V. (hierna: Freevis) persoonlijk aansprakelijk zijn voor de onbetaald gelaten facturen van Freevis op grond van onrechtmatig handelen. Daartoe voert zij aan dat [Z] in naam van de vennootschap verplichtingen met Regiobouw zijn aangegaan terwijl zij wisten of behoorden te weten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Regiobouw stelt dat dit in ieder geval zo geweest is na schorsing van de bouw op 10 december 2003, welke immers was ingegeven door liquiditeitsproblemen. Door niettemin een vervolgopdracht te geven hebben [Z] kennelijk onzorgvuldig jegens Regiobouw gehandeld. Aldus hebben zij onrechtmatig gehandeld jegens Regiobouw hetgeen hen valt toe te rekenen en dienen zij de daardoor bij Regiobouw ontstane schade te vergoeden.
4.2. Als verweer hebben [Z] allereerst aangevoerd dat van onrechtmatig handelen uitsluitend sprake kan zijn indien bij het aangaan van de overeenkomst, derhalve op 31 oktober 2003, de bestuurders wisten of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Aangezien de financiële situatie van Freevis op dat moment in orde was, kan van persoonlijke aansprakelijkheid geen sprake zijn.
4.3. Vooropgesteld dient te worden dat – naar vaste rechtspraak – een bestuurder van een vennootschap persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade welke een gevolg is van het feit dat de vennootschap haar verplichtingen uit een overeenkomst niet kan nakomen, indien hij bij het aangaan van de overeenkomst namens de vennootschap wist, althans redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet of niet binnen behoorlijke termijn haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de tengevolge van die wanprestatie door de wederpartij te lijden schade.
4.4. Een strikte interpretatie van voornoemde rechtspraak zou onmiddellijk dienen te leiden tot afwijzing van de vordering. Als onweersproken staat immers tussen partijen vast dat bij het aangaan van de aannemingsovereenkomst op 31 oktober 2003 Freevis geen financiële moeilijkheden had. Eerst in december 2003 zijn er liquiditeitsproblemen bij Freevis ontstaan, zo hebben [Z] aangevoerd hetgeen Regiobouw niet heeft betwist. De rechtbank is echter van oordeel, dat in de gegeven omstandigheden, waarin een schorsing van de werkzaamheden wordt gevraagd vanwege liquiditeitsproblemen, ook bij de opdracht tot hervatting van de werkzaamheden, de zorgvuldigheid die in het maatschappelijke verkeer betaamt jegens schuldeisers in acht moet worden genomen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat in het onderhavige geval (ook) getoetst moet worden of op het moment dat het groene licht werd gegeven om de werkzaamheden voort te zetten, te weten eind december 2003, [Z] wisten of redelijkerwijze behoorden te weten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen.
4.5. [Z] hebben aangevoerd dat zij begin december 2003 een liquiditeitsprobleem hadden dat door drie redenen werd veroorzaakt: de hoge kosten aangaande de procedure tegen hun voormalig feitelijk bestuurder en werknemer de heer [A] die in november 2003 werd ontslagen, een bedrag van EUR 250.000,- dat als gevolg van de handelwijze van [A] niet geïnd kon worden en het feit dat [A] door het leggen van beslag de bankrekeningen van Freevis had bevroren. Dat heeft geleid tot een liquiditeitstekort begin december van EUR 176.000,-. Ter bestrijding van dit tekort heeft Freevis een krediet aangevraagd en verkregen ter hoogte van EUR 425.000,-. Met dit krediet had de vennootschap weer financiële ruimte om aan haar verplichtingen te voldoen. Voorts heeft Freevis investeerders aangezocht en in ieder geval een mondelinge toezegging verkregen zodat ook de toekomst van Freevis was veiliggesteld, aldus [Z]
4.6. Dat een procedure heeft gelopen jegens [A] wordt door Regiobouw niet betwist en blijkt voorts uit het door [Z] overgelegde faillissementverslag. Evenmin is betwist dat op de bankrekeningen van Freevis beslag is gelegd. Tot slot is ook de omstandigheid dat een bedrag van EUR 250.000,- niet kon worden geïnd, niet weersproken. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat als gevolg van deze oorzaken begin december 2003 sprake was van liquiditeitsproblemen bij Freevis.
4.7. Voornoemde financiële problemen zijn kennelijk ook de reden geweest voor [Z] om aan Regiobouw een schorsing van de werkzaamheden te vragen. De rechtbank acht echter aannemelijk dat [Z] op het moment dat zij de werkzaamheden weer hebben laten hervatten diverse (op dat moment afdoende) maatregelen hebben getroffen om de liquiditeitsproblemen het hoofd te bieden. Tussen partijen staat immers vast dat rond 10 december 2003 aan Freevis een krediet is verleend van EUR 425.000,-. Niet betwist is voorts dat [Z] een mondelinge toezegging hadden van een investeerder (die kennelijk eerst op 13 januari 2004 heeft afgezegd). Vaststaat ook dat in december 2003 de openstaande facturen van EUR 71.400,- aan Regiobouw zijn voldaan. Wel is door Regiobouw de hoogte van het liquiditeitstekort betwist. De rechtbank is echter van oordeel dat in het midden kan blijven hoe hoog het liquiditeitstekort is geweest en – daarmee samenhangend – waaraan de kredietruimte is besteed. Als onweersproken staat immers vast dat pas eind februari/begin maart 2004 opnieuw financiële problemen bij Freevis zijn ontstaan. Overigens blijkt uit de brief van 23 maart 2004 (productie 7 bij conclusie van antwoord) dat eerst op dat moment het krediet door de bank is opgevorderd. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat niet aannemelijk is geworden dat op 30 december 2003 de financiële situatie van Freevis zodanig slecht is geweest dat [Z] wisten of redelijkerwijze behoorden te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de ten gevolge van die wanprestatie door Regiobouw te lijden schade. Regiobouw heeft ook geen nadere feiten of omstandigheden gesteld die dat oordeel anders zouden maken zodat voor bewijslevering geen plaats is.
4.8. Wel heeft Regiobouw nog aangevoerd dat het niet publiceren van de jaarstukken moet worden beschouwd als een bijkomende omstandigheid voor onrechtmatige daad. Alhoewel niet betwist is dat de jaarstukken niet gedeponeerd zijn, gaat het beroep op deze omstandigheid niet op. Het is immers uitsluitend de curator die zich ingevolge art. 2:248 lid 2 BW op deze omstandigheid kan beroepen in het kader van onbehoorlijke taakvervulling en hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders in faillissement. Het niet-deponeren van de jaarstukken kan derhalve niet worden beschouwd als zijnde onrechtmatig jegens Regiobouw.
4.9. Op grond van het voorgaande zal de vordering van Regiobouw worden afgewezen.
4.10. Regiobouw zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [Z] worden begroot op:
- vast recht EUR 1.136,00
- salaris procureur 4.000,00 (2,0 punten × tarief EUR 2.000,00)
Totaal EUR 5.136,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Regiobouw in de proceskosten, aan de zijde van [Z] tot op heden begroot op EUR 5.136,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.J. Ruijpers en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2007.?