ECLI:NL:RBHAA:2007:BC0185
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter bij gezagswijziging en internationale rechtsmacht
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 20 november 2007, betreft het een verzoek tot wijziging van het gezag over de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, gezien het feit dat [naam kind 1] al vier jaar in Marokko verblijft. De rechtbank oordeelt dat de Brusselse II-bis Verordening en het Haagse Kinderbeschermingsverdrag niet van toepassing zijn, en dat de bevoegdheidsvraag moet worden beoordeeld aan de hand van het commune internationaal bevoegdheidsrecht, zoals neergelegd in artikel 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit artikel stelt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft in zaken betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid als de minderjarige zijn gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft.
De rechtbank concludeert echter dat er voldoende gronden zijn om te oordelen dat de zaak verbonden is met de Nederlandse rechtssfeer. De gezaghebbende ouders en de zus van [naam kind 1] wonen in Nederland, en zowel de moeder als de vader hebben verklaard dat het de bedoeling is dat [naam kind 1] terugkeert naar Nederland zodra haar gezondheid dat toelaat. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [naam kind 1] is om een beslissing te nemen, ondanks de vraag naar rechtsmacht.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage aangegeven dat er een gezagsvacuüm is ontstaan, omdat de man, die de minderjarige [naam kind 1] in Marokko heeft, niet in staat is gebleken om de vrouw op de hoogte te houden van de situatie van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn gezagspositie niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat het in het belang van de kinderen is dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd. De rechtbank heeft daarom besloten dat het gezag over de minderjarigen toekomt aan de moeder, en dat er een begeleide omgangsregeling zal worden gerealiseerd tussen de man en de minderjarigen.