ECLI:NL:RBHAA:2007:BC0763

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6638, 07-6665
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • A.C.M. Rutten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bouwvergunning bij illegale schutting in Haarlem

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 26 november 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. Paternotte, en het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. Eiseres had een schutting geplaatst zonder de vereiste bouwvergunning, wat leidde tot handhaving door de gemeente. De voorzieningenrechter oordeelde dat de schutting illegaal was en dat er geen concreet zicht op legalisatie bestond, gezien de bestemmingsplanvoorschriften. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de gemeente om de schutting te laten verwijderen, maar de rechter verwierp haar beroep. De voorzieningenrechter stelde vast dat de schutting hoger was dan toegestaan en dat handhaving in het algemeen belang was. Eiseres' beroep op het gelijkheidsbeginsel werd ook afgewezen, omdat de situatie van een buurman met een steiger niet vergelijkbaar was met die van haar schutting. De rechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen en het beroep ongegrond was. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van bouwvoorschriften en de bevoegdheid van de gemeente om handhavend op te treden bij overtredingen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 6638 en 07-6665
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 november 2007
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. A. Paternotte, advocaat te Hoofddorp,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2006 heeft verweerder eiseres gelast de schutting aan de achterzijde van haar perceel aan de [adres], grenzend aan het Jaagpad, te verwijderen en verwijderd te houden op verbeurte van een dwangsom van € 500, per maand (ingaande 15 december 2006) en met een maximum van € 7.000,-.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 5 december 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 augustus 2007, verzonden op 5 september 2007, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de commissie beroep- en bezwaarschriften van 4 juli 2007.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 8 oktober 2007 beroep ingesteld.
Bij brief van 10 oktober 2007 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld ter zitting van 15 november 2007, alwaar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door bovengenoemde gemachtigde. Tevens was voor eiseres aanwezig de heren [naam] en [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de heer P.L. Bos, werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
De in het onderhavige geval verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen.
2.2 Vast staat dat eiseres de litigieuze schutting enkele jaren geleden heeft geplaatst en dat zij daarvoor geen bouwvergunning heeft aangevraagd of ontvangen.
2.3 Voorts staat voor de voorzieningenrechter vast dat de schutting hoger is dan 1 meter en dat daarvoor gelet op artikel 43, eerste lid, en onder c, van de Woningwet, juncto artikel 2, aanhef en onder e van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) en dat de schutting derhalve niet zonder bouwvergunning had mogen zijn opgericht. Partijen verschillen niet van mening dat de schutting een illegaal bouwwerk betreft.
2.4 Verweerder is derhalve bevoegd om handhavend op te treden.
2.5 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuurdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.6 Van concreet zicht op legalisatie kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake zijn. Uit de door verweerder – laatstelijk op 14 maart 2007 - verrichte metingen, gecombineerd met de ter zitting overgelegde luchtfoto uit 1997 moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden opgemaakt dat de schutting is geplaatst op de gronden die de bestemming “landschapspark” hebben. Eiseres heeft dit weliswaar bestreden, maar tegen de door verweerder gemaakte berekening en de getoonde luchtfoto heeft eiseres geen wezenlijk en concreet bewijs ingebracht dat haar standpunt zou ondersteunen. Artikel 11 van de Gebruiksvoorschriften die deel uitmaken van het bestemmingsplan “Zuid-Schalkwijkerweg” biedt geen ruimte om op deze bestemming een schutting als hier aan de orde op te richten. Het standpunt van eiseres dat handhavend optreden onevenredig is in verhouding met haar belang om de huidige situatie te laten voortduren verwerpt de voorzieningenrechter, omdat gelet op de omstandigheden verweerder haar belang om vast te houden aan de planologische ordening zoals die in het bestemmingsplan is vastgelegd, zwaarder mag laten wegen. In dit verband heeft verweerder er ter zitting op gewezen dat de aanschrijving aan eiseres om haar schutting te verwijderen en verwijderd te houden plaats vond in het kader van een projectmatige aanpak van de illegale bouw rondom de Noord- en Zuid- Schalkwijkerweg.
2.7 De voorzieningenrechter verwerpt voorts het beroep dat eiseres doet op toepassing van het gelijkheidsbeginsel. Eiseres betoogt dat niet handhavend wordt opgetreden tegen een buurtbewoner die ook zonder een vergunning een steiger heeft geplaatst. De voorzieningenrechter overweegt daaromtrent dat een in het water gelegen steiger niet gelijk kan worden gesteld met een schutting, en voorts, dat de plaatsing van die steiger indertijd is goedgevonden, hetgeen in het geval van eiseres niet heeft plaats gevonden. Dat verweerder vóór de aanschrijving ter zake van de schutting van eiseres een gedoogbeleid zou hebben gevoerd heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt. Ook het beroep op het na 1997 tijdelijk door verweerder soepel gevoerd handhavingsbeleid treft geen doel, want dit beleid heeft verweerder in 2003 wezenlijk aangescherpt, en toen bestond de schutting, zelfs in de visie van eiseres nog maar twee jaren. Het enkele feit dat verweerder niet eerder tegen de schutting van eiseres handhavend heeft opgetreden ontneemt aan verweerder bovendien niet het recht dit thans alsnog te doen.
2.8 Verder overweegt de voorzieningenrechter dat met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van dwangsommen niet gezegd kan worden dat verweerder in redelijkheid niet kon komen tot zijn besluit om de dwangsommen op genoemde bedragen vast te stellen. De voorzieningenrechter heeft ten slotte geen aanknopingspunten gevonden om eiseres te volgen in haar stelling dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd dan wel onzorgvuldig tot stand is gekomen.
2.9 Het beroep is ongegrond. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.
3.Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1verklaart het beroep ongegrond;
3.2wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.M. Rutten, voorzieningenrechter, en op 26 november 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.