ECLI:NL:RBHAA:2007:BC0764

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07-6718
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G. Guinau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verbreding N201 en aanleg brug met fietslift te Rozenburg

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 25 oktober 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de verbreding van de N201 en de aanleg van een fiets- en voetgangersbrug over de Kruisweg te Rozenburg. Verzoekster, die in de nabijheid van de geplande werkzaamheden woont, heeft bij brief van 9 oktober 2007 verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij meent dat haar woongenot wordt aangetast door de voorgenomen verbreding en de aanleg van de brug met bijbehorende lift. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 23 oktober 2007, waarbij zowel verzoekster als de vertegenwoordigers van de verweerder en de derde partij aanwezig waren.

De voorzieningenrechter overweegt dat ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval heeft de rechter vastgesteld dat er geen spoedeisend belang aanwezig is voor de verbreding van de N201, aangezien de werkzaamheden nagenoeg zijn afgerond. Dit betekent dat het verzoek om stopzetting van de werkzaamheden niet kan worden toegewezen.

Met betrekking tot de aanleg van de brug en de lift heeft de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster afgewogen tegen de belangen van de verkeersdoorstroming en de veiligheid van de oversteek voor langzaam verkeer. De rechter concludeert dat de belangen van verzoekster, hoewel zij zich zorgen maakt over uitzicht, privacy en luchtkwaliteit, niet zwaarder wegen dan de belangen van de gemeente en de provincie bij de uitvoering van het project. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af, en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 6718
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 oktober 2007
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: A. de Raat, adviesbureau De Raat,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder,
gemachtigde: mr. M. Klijnstra, advocaat te Amsterdam,
derde partij:
Provincie Noord-Holland, directie Beheer en Uitvoering.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2006 heeft verweerder vrijstelling verleend ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) voor verbreding van de Kruisweg N201 en de aansluiting van de tunnel N201 op de Fokkerweg bij Oude Meer en de aanleg van een fiets- en voetgangersbrug over de Kruisweg.
Bij besluit van 22 augustus 2006 is bouwvergunning verleend voor de fiets- en voetgangersbrug, inclusief lift en trap, aan de Kruisweg ter hoogte van [nummer] te Rozenburg.
Tegen beide besluiten heeft verzoekster bij brieven van 20 september 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 24 april 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 23 mei 2007 beroep ingesteld.
Bij brief van 9 oktober 2007 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de op het geding betrekking hebben stukken toegezonden.
Bij brief van 18 oktober 2007 heeft verweerder bij Nadere Memorie op het verzoekschrift gereageerd.
Bij brief van 22 oktober 2007 heeft verzoekster nadere stukken ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 23 oktober 2007, alwaar verzoekster is verschenen bij haar voornoemde gemachtigde en bij haar dochter [naam]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde mr Klijnstra en bij J.H. de Jong, werkzaam bij de gemeente Haarlemmermeer. Voor de derde partij zijn verschenen H.T. de Kok en W.J. Erkelens, werkzaam bij de provincie Noord-Holland.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 De vrijstelling betreft de verbreding van de N201 van 2 naar drie rijstroken op het gedeelte gelegen tussen de A4 en de Aalsmeerderbrug te Rozenburg en de aanleg van een fiets- en voetgangersbrug over de Kruisweg.
De verbreding is onderdeel van het gehele provinciale project ter verbetering van de doorstroming van het verkeer in deze regio. Ook de herziening van het kruispunt Kruisweg/Aalsmeerderweg is daar onderdeel van. Aan beide zijden van de Kruisweg wordt dit kruispunt afgesloten. Aan de zuidzijde van de Kruisweg zal het snelle verkeer over een nieuw te realiseren ontsluitingsweg worden geleid, door het bedrijventerrein Schiphol Logistics Park en aansluitend op de Fokkerweg. Aan de noordzijde van de Kruisweg zal het snelle verkeer worden geleid over de nog te realiseren Beech Avenu naar Schiphol-Rozenburg.
Voor het langzame verkeer komt, ter hoogte van de Aalsmeerderweg, een ongelijkvloerse kruising over de Kruisweg. Deze fiets- en voetgangersbrug (hierna: de brug) sluit aan de zuidzijde aan op de Aalsmeerderweg met een hellingbaan. Aan de noordzijde komt een trap (met goot) en een lift.
2.3 Verzoekster woont aan de [adres], dichtbij de verkeerslichten op de kruising met de Aalsmeerderweg. De nieuwe brug is haaks op haar woning geprojecteerd op een afstand van 21 meter van de voorgevel. De voetgangers- en fietserslift is geconstrueerd uit glas en staal en heeft een schachthoogte van 8.87 meter. Tussen de lift en verzoeksters woning ligt de Parallele Kruisweg.
2.4 Het verzoek richt zich zowel op de verbreding van de N201 als op de aanleg van de brug en de (fiets)lift. Verzoekster heeft aangevoerd dat haar woongenot wordt aangetast door verslechtering van het uitzicht en door overlast door geluid en stank en luchtvervuiling. Voorts is aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet is overgegaan tot aankoop van de woning.
2.5 Voor zover het verzoek is gericht tegen de (vrijstelling ten behoeve van de) verbreding van de N201 is geen spoedeisend belang aanwezig, nu ter zitting door verweerder is gesteld dat de desbetreffende werkzaamheden nagenoeg zijn afgerond, hetgeen verzoekster niet heeft bestreden. Het verzoek kan derhalve niet leiden tot stopzetting van de werkzaamheden. In zoverre wordt het verzoek afgewezen. De tegen deze vrijstelling gerichte bezwaren behoeven om die reden geen bespreking.
2.6 Met betrekking tot de aanleg van de brug en de plaatsing van de lift overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeksters belang gelegen is in een ongestoorde woon- en leefomgeving en dat dit belang in haar geval wordt beperkt tot de aspecten (uit)zicht privacy en luchtkwaliteit.
Gelet op het door verweerder gestelde en de te behartigen belangen ter zake van de doorstroming van het verkeer, scheiding van snel en langzaam verkeer, en met name van een veilige voorziening voor de oversteek van het langzame verkeer, kan niet worden geoordeeld dat verweerder bij afweging van de belangen het belang van verzoekster minder zwaar had mogen laten wegen.
Daarbij is overwogen dat de verkeerslichten op de kruising, waarvoor veel vrachtverkeer moest wachten, met daarbij behorende geluid- en stankoverlast, na de herinrichting verdwijnen en dat de parallelweg, waaraan de woning direct is gelegen, verkeersluw wordt gemaakt en dat het doorgaande vrachtverkeer daarvan geen gebruik meer zal maken. Om die reden is ook niet een verslechtering van de luchtkwaliteit ter hoogte van verzoeksters perceel te verwachten.
2.7 Verzoekster heeft verder nog betoogd dat verweerder onbehoorlijk heeft gehandeld in het kader van de verschillende trajecten voor mogelijke aankoop van haar woning.
In de beoordeling van het besluit tot verlenen van vrijstelling ingevolge artikel 19 WRO kan dit betoog - wat daarvan overigens ook zij - evenwel niet worden betrokken. Dit aspect heeft immers geen betrekking op de bij het vrijstellingsbesluit betrokken belangen, die door verweerder moeten worden afgewogen. Evenmin vindt dit aspect een plaats in de afweging van de belangen die zijn betrokken bij een ter zake door de voorzieningenrechter zo nodig te treffen (spoedeisende) voorlopige voorziening.
Ter zitting heeft verweerder overigens de bereidheid getoond om, buiten een verzoek om schadevergoeding op de voet van artikel 49 WRO, een verzoek van verzoekster om alsnog de aankoop van haar woning te bespreken op basis van het ("herleefde") Rozenburgconvenant in behandeling te nemen
2.8 Gelet op het vorenstaande is niet op voorhand te verwachten dat het besluit in beroep geen stand zal kunnen houden. In zoverre wordt het verzoek dan ook afgewezen.
2.9 Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, en op 25 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.