ECLI:NL:RBHAA:2007:BC0766

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6520
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G. Guinau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verkeersbesluit Heijermansstraat Zaandam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 25 oktober 2007 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. Verzoeker, een inwoner van Zaandam, had bezwaar gemaakt tegen het verkeersbesluit dat de uitweg vanaf de ambulancepost op de oostelijke ventweg van de Heijermansstraat zou afsluiten en het pad langs de oostelijke zijde van de Heijermansstraat zou aanwijzen als verplicht (brom-)fietspad. Verzoeker stelde dat dit besluit zou leiden tot een onveilige verkeerssituatie en dat er compensatie voor verloren parkeerplaatsen nodig was.

De voorzieningenrechter overwoog dat de belangenafweging tussen de verzoeker en de verkeersveiligheid in het voordeel van de verkeersveiligheid uitviel. De rechter merkte op dat de herinrichting van het park en de bijbehorende verkeersbesluiten een afgerond traject waren en dat de verkeersveiligheid voorop staat. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat de verkeerssituatie onveiliger zou worden door het besluit en dat er voldoende compensatie was voor de verloren parkeerplaatsen.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisende belangen waren die een onverwijlde voorziening vereisten. De rechter oordeelde dat het verkeersbesluit in beroep waarschijnlijk stand zou houden en dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 6520
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 oktober 2007
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te Zaandam,
verzoeker,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 april 2007 heeft verweerder een verkeersbesluit genomen strekkende tot het afsluiten van de uitweg vanaf de ambulancepost op (oostelijke ventweg van) de Heijermanstraat te Zaandam.
Bij besluit van 23 april 2007, gepubliceerd op 2 mei 2007, heeft verweerder besloten door middel van plaatsing van verkeersborden (modellen G12a en G12b) het pad, lopende langs de oostelijke zijde van de Heijermansstraat in de Rosmolenbuurt te Zaanstad, gelegen tussen de rotonde met de Prins Bernardweg en de kruising met de Kopermolenstraat, aan te wijzen als verplicht (brom-)fietspad in beide richtingen.
Tegen deze besluiten heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 2 oktober 2007 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 16 oktober 2007 heeft verweerder de tegen beide besluiten ingediende bezwaren ongegrond verklaard.
Bij brief van 19 oktober 2007 heeft verzoeker hiertegen beroep ingesteld.
Het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar is gelijkgesteld met een verzoek hangende het beroep bij de rechtbank.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 22 oktober 2007, alwaar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door mevrouw [naam], wonende te Zaandam. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. J. Pot en F. Huizinga, beiden werkzaam bij de gemeente Zaanstad.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Het verkeersbesluit is onderdeel van het Project reconstructie Burgemeester in 't Veldpark (hierna: het park). Het park wordt opgehoogd en er worden nieuwe bruggen en fietspaden aangelegd. De fietsroutes worden verlegd. De oostelijke ventweg van de Heijermansstraat wordt gewijzigd in (brom)fietspad. Aanvankelijk bleef in het plan de uitrukroute voor de ambulance van het nabij gelegen ziekenhuis wel over deze weg beschikbaar. In een latere versie is die keuze verlaten en is noordelijker, ter hoogte van de aan de westelijke ventweg gelegen woning van verzoeker, een ambulancedoorsteek gecreëerd.
Bij een eerder (onherroepelijk) verkeersbesluit is het eerste deel van de ventweg reeds bestemd tot fietspad en dit gedeelte is ook reeds voltooid. Daarbij is ook het kruispunt bij de Kopermolenstraat aangepast en zijn ter hoogte van dit kruispunt aan de rand van het park parkeerplaatsen aangelegd.
2.3 De voorzieningenrechter overweegt in de eerste plaats dat het herinrichtingsplan van het park met de daarvoor geëigende inspraakprocedure een afgerond traject is. Het verkeersbesluit, te kenmerken als het plaatsen van borden ter uitvoering van het herinrichtingsplan, volgt direct uit dit plan. In het kader van te nemen verkeersbesluiten staan de belangen die in de Wegenverkeerswet zijn opgenomen, waaronder met name de verkeersveiligheid, voorop.
Ter zitting is toegelicht dat de hoofddoelstelling is te komen tot een hoofdfietspadenstructuur, waarin fietsroutes aansluiten op de fietspaden in het park. Voorts is toegelicht dat voor afsluiting van de voormalige ambulance uitrukroute over de oostelijke ventweg is gekozen met het oog op de verkeersveiligheid, met als uitgangspunt dat menging van snel en langzaam verkeer dient te worden vermeden.
2.4 Met betrekking tot de grieven van verzoeker overweegt de voorzieningenrechter dat voor verzoekers stelling dat van een weg niet een pad gemaakt kan worden en het besluit om die reden formeel onjuist is, geen juridische grondslag aanwezig is. Een taalkundige omschrijving van een voor het publiek algemeen toegankelijke weg geeft geen aanwijzing of uitsluitsel omtrent de wettelijke aanduiding, bestemming of aanwijzing van de betreffende weg.
2.5 Voorts kan verzoekers betoog dat de verkeersituatie onveilig is, c.q. onveiliger is geworden, niet worden gevolgd. Evident is dat de fietsroute over de oostelijke ventweg waarover geen snelverkeer meer is toegestaan, veiliger voor het langzame verkeer is gemaakt. Met betrekking tot de doorsteek c.q. oversteek van de ambulance over de Heijermansstraat, een vierbaansweg met middenberm, heeft verzoeker niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat deze keuze van verweerder verkeersonveilige gevolgen heeft. Dat dit naar zijn subjectieve mening wel het geval is of zal zijn is daarvoor onvoldoende. Er zijn vooralsnog geen aanknopingspunten voor het (voorlopig) oordeel dat verweerders besluit niet de toets aan de veiligheidsbelangen van de Wegenverkeerswet zou kunnen doorstaan.
2.6 Met betrekking tot de parkeeroverlast in de omgeving, die naar de mening van verzoeker en zijn gemachtigde zullen toenemen nu de parkeerplaatsen aan de oostelijke ventweg wegvallen, overweegt de voorzieningenrechter dat ter zitting voldoende door verweerder is toegelicht dat voor het verdwijnen van de 20 parkeerplaatsen op dit deel van de oostelijke ventweg compensatie is geboden met de realisering van 28 nieuwe parkeerplekken aan de rand van het park ter hoogte van de Kopermolenstraat.
Voor zover er sprake zal zijn van (toename van) parkeeroverlast, aan de oostelijke dan wel aan de westelijke ventweg, ligt de oorzaak daarvan niet in de onderhavige verkeersbesluiten, maar aan andere omstandigheden, zoals de aanwezigheid en de verbouwing van het nabijgelegen ziekenhuis.
2.7 In het kader van de belangenafweging heeft verzoeker gewezen op de ernstige overlast die de keuze voor de ambulance-uitrit voor hem betekent, omdat ambulances juist ter hoogte van zijn woning door de middenberm rijden, met zwaailicht en sirene, en dan "bijna zijn woning binnen rijden".
De voorzieningenrechter merkt op dat hier alleen van belang is de situatie dat de ambulance in zuidelijke richting moet uitrukken. In dat geval is van belang dat de ambulance, na de middenberm te hebben gekruist, met een bocht de hoofdrijbaan van de Heijermanstraat oprijdt en niet de daarnaast gelegen westelijke ventweg, waaraan verzoekers woning ligt.
Naar uit de stukken blijkt en ook ter zitting is gememoreerd heeft verweerder aan verzoekers bezwaren tegemoet willen komen door het treffen van bepaalde maatregelen. De straal van de bocht die de ambulances moeten maken is ten gunste van verzoeker aangepast en er is (of zal) worden voorzien in beplanting tussen de hoofdrijbaan en de (westelijke) ventweg, waaraan de woning is gelegen, teneinde aldus de overlast van licht en geluid en het gevoel dat de ambulance op de woning afkomt, te verminderen. Voorts is de het ambulance-personeel verzocht alleen signaal of sirene te gebruiken indien dit noodzakelijk is. Overigens is uit onderzoek komen vast te staan, hetgeen verzoeker niet heeft bestreden, dat de geluidbelasting op de gevel van verzoekers woning onder de in de Wet geluidhinder gestelde norm ligt, zodat op verweerder geen verplichting rust om maatregelen te nemen.
2.8 Naar voorlopig oordeel kan niet worden geoordeeld dat verweerder bij de afweging van de betrokken belangen niet het belang van de verkeersveiligheid, met name dat van het (brom)fietsverkeer, zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen van verzoeker.
2.9 Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat de situatie onveilig(er) is omdat er verkeerd en wederrechtelijk gebruik wordt gemaakt van het fietspad, moet worden opgemerkt dat dit aspect betrekking heeft op het handhaven van de regels en op zich geen aanknopingspunt vormt om te oordelen dat de verkeersbesluiten niet in stand zouden kunnen blijven.
2.10 Nu gelet op het bovenstaande niet te verwachten is dat het bestreden besluit in beroep geen stand zal kunnen houden en er ook overigens geen spoedeisende belangen zijn gebleken, op grond waarvan een onverwijlde voorziening getroffen moet worden, wordt het verzoek afgewezen.
2.11 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, en op 25 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.