ECLI:NL:RBHAA:2007:BC1723

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700604-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W. Wolfs
  • A. Hoendervoogt
  • J. Jongeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewaardeerde strafzaak tegen verdachte wegens gewapende overvallen op tankstation

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Haarlem op 20 november 2007 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee gewapende overvallen op een tankstation in Velserbroek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De verdachte heeft samen met mededaders de overvallen gepleegd, waarbij zij gewelddadig en bedreigend optraden tegen de slachtoffers. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij na de eerste overval geen inzicht heeft gekregen in zijn handelen en opnieuw een gewapende overval heeft gepleegd. De rol van de verdachte bestond uit het besturen van de vluchtauto, terwijl zijn mededaders de tankstation binnengingen en geld eisten met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan beide slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het reclasseringsrapport en de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700604-07
Uitspraakdatum: 20 november 2007
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 06 november 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Vught, Nieuw Vosseveld 2 HvB Regulier, Vught.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1
(incident 1)
hij op of omstreeks 29 juli 2007 te Velserbroek, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 263 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Total, en/of Servauto Nederland BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (een van zijn) zijn mededader(s), terwijl hij/zij was/waren gekleed in gezichtsverhullende kleding
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of
- dreigend heeft/hebben gezegd "Dit is een overval. Ga naar binnen. We moeten geld hebben", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- vervolgens dreigend heeft/hebben gezegd "kijk voor je trut", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- (daarbij) het op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op (het hoofd van) die [slachtoffer 1] en/of
- dreigend heeft/hebben geroepen "Openmaken, die la", althans woorden van gelijke aard of strekking;
Feit 2
(incident 2)
hij op of omstreeks 16 februari 2007 te Velserbroek, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 624 euro en/of een aantal krasloten en/of een aantal pakjes Marlboro sigaretten en/of een aantal pakjes Freedent kauwgom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Total en/of Servauto Nederland BV,, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl hij/zij waren gekleed in gezichtsverhullende kleding
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 2] en/of
- (daarbij) dreigend heeft/hebben gezegd "Naar binnen. Geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- (vervolgens) de armen van die [slachtoffer 2] op zijn rug heeft/hebben gehouden en/of het mes op de keel van die [slachtoffer 2] heet/hebben gezet, althans dat mes dicht bij en/of tegen de keel van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gehouden en/of
- dreigend heeft/hebben gezegd "Deur openen" en/of "Waar is de kluis" en/of "Maak open" en/of "Niet op knopjes drukken. Niet melden. Want anders schieten we je kapot. Er staat er nog eentje met een pistool op je gericht", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1 Bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
hij op 29 juli 2007 te Velserbroek, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 263 euro, toebehorende aan Total en/of Servauto Nederland BV, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders, terwijl zij waren gekleed in gezichtsverhullende kleding
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en
- dreigend hebben gezegd "Dit is een overval. Ga naar binnen. We moeten geld hebben" en
- vervolgens dreigend hebben gezegd "Kijk voor je trut" en
- daarbij het op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gericht op het hoofd van die [slachtoffer 1] en
- dreigend hebben geroepen "Openmaken, die la";
Feit 2
hij op 16 februari 2007 te Velserbroek, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 624 euro en krasloten en pakjes Marlboro sigaretten en pakjes Freedent kauwgom, toebehorende aan Total en/of Servauto Nederland BV, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en zijn mededaders, terwijl zij waren gekleed in gezichtsverhullende kleding
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes hebben getoond aan die [slachtoffer 2] en
- daarbij dreigend hebben gezegd "Naar binnen. Geld" en
- vervolgens de armen van die [slachtoffer 2] op zijn rug hebben gehouden en het mes op de keel van die [slachtoffer 2] hebben gezet en
- dreigend hebben gezegd "Deur openen" en "Waar is de kluis" en "Maak open" en "Niet op knopjes drukken. Niet melden. Want anders schieten we je kapot. Er staat er nog eentje met een pistool op je gericht".
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
3.2.1 Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (dossierpagina 194 e.v.).
3.2.2 Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (dossierpagina 350 e.v.).
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende deze proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vorderingen van zowel de benadeelde partij [slachtoffer 1] als de benadeelde partij [slachtoffer 2] geheel toe te wijzen met toepassing van de zogenoemde hoofdelijkheidsclausule en daarnaast ook telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan uit de gedingstukken, het onderzoek ter terechtzitting en in het bijzonder ook uit de bespreking aldaar van het reclasseringsrapport van 17 september 2007 is gebleken.
De rechtbank heeft hierbij het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan twee gewapende overvallen op hetzelfde tankstation te Velserbroek. De rol van verdachte heeft er telkens in bestaan de vluchtauto te besturen. Zijn medeverdachten hebben met gezichtsverhullende kleding het tankstation betreden en op dwingende en dreigende toon geld geëist van de slachtoffers. Zij hebben daarbij gebruik gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dat bij de overval op 29 juli 2007 ook daadwerkelijk is gericht op het hoofd van [slachtoffer 1], en op 16 februari 2007 heeft één van de medeverdachten tevens een mes gebruikt en dit op de keel van [slachtoffer 2] gezet. Verdachte heeft het beide keren mogelijk gemaakt na afloop van de overval snel te vluchten, waarna verdachte en de medeverdachten de buit, bestaande uit een geldbedrag van respectievelijk 263 en 624 euro en/of andere goederen, onderling hebben verdeeld. De handelwijze van verdachte en zijn medeverdachten geeft blijk van een geraffineerd en doordacht plan. De rechtbank rekent het verdachte ook zwaar aan dat hij na de eerste overval geen enkel inzicht heeft gekregen in zijn handelen en na verloop van tijd wederom een gewapende overval op hetzelfde tankstation heeft gepleegd. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte enkel uit hebzucht heeft gehandeld en de gevolgen van de gewapende overvallen voor de slachtoffers simpelweg op de koop heeft toegenomen. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als de onderhavige vaak langdurig kunnen lijden onder de psychische gevolgen van een dergelijke traumatische gebeurtenis. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], ook die zij als benadeelde partijen hebben ingediend, blijkt dat hun levens door de overvallen op de kop zijn gezet en dat zij zijn veranderd. Door het gedrag van verdachte en zijn medeverdachten is daarnaast materiële schade toegebracht. Voorts maken de hier bedoelde strafbare feiten een grote inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken ze gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De op te leggen straf dient daarom mede om anderen van het plegen van soortgelijke delicten te weerhouden.
Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Voorts ziet de rechtbank in de inhoud van het genoemde reclasseringsrapport aanleiding om een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen, zodat aan het voorwaardelijk deel na te noemen bijzondere voorwaarde kan worden gekoppeld.
Op grond van het vorenoverwogene - en gelet ook op de straf die aan de medeverdachte [medeverdachte] wordt opgelegd - is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten kan niet met een andere strafmodaliteit worden volstaan. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Reclassering gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2211,20 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de toelichting van de benadeelde partij ter zitting, deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens genoemde benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 2211,20.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1500,= ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het bedrag van € 1500,= eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens genoemde benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 1500,=.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 310 en 312.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende deze proeftijd zal houden aan de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 2211,20 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2211,20, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 44 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voorzover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 1500,= en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1500,=, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voorzover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Wolfs, voorzitter,
mrs. Hoendervoogt en Jongeling, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Ten Bos
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 november 2007.