RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07-6531, 07-6532, 07-7183 en 07-7184
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 december 2007
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. R.P.M. de Laat, advocaat te Beverwijk,
het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk,
verweerder,
derde partijen
[vergunninghouders],
beide wonende te [woonplaats].
Bij besluit van 23 januari 2007, verzonden op 30 januari 2007, heeft verweerder de derde partijen vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de uitbreiding van de appartementen op de [adres].
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 5 maart 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 10 juli 2007, verzonden op 27 augustus 2007, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Hierbij heeft verweerder verwezen naar het advies van 18 juni 2007 van de commissie voor de behandeling van bezwaarschriften.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 4 oktober 2007 beroep ingesteld. Daarbij is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is - gevoegd met de zaak onder registratienummer AWB 07-7184 - behandeld ter zitting van 29 november 2007, alwaar namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, voornoemd, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door C. van Rijn en D. la Crois, beiden werkzaam bij de gemeente Beverwijk. Namens de derde partijen is [vergunninghouder] verschenen.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. De in het onderhavige geval verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen.
2.2 Het bouwplan behelst de uitbreiding van twee boven elkaar gelegen appartementen, te weten [adres]. Omdat de bebouwing plaatsvindt op de galerij en daarmee de bebouwingsgrenzen van het bouwvlak worden overschreden, meent verweerder dat een bouwvergunning alleen kan worden verleend met vrijstelling van het bestemmingsplan, op grond van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Verweerder heeft vrijstelling van het bestemmingsplan en bouwvergunning verleend. Eiseres kan zich met dit besluit niet verenigen.
2.3 De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
2.4 Eiseres stelt dat het bouwplan niet voldoet aan artikel 2.153 en 2.160 van het Bouwbesluit 2003 en artikel 2.6.1 van de Bouwverordening van de gemeente Beverwijk, omdat het bouwplan tot gevolg heeft dat er een brandtrap verdwijnt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de brandweer de bouwaanvraag akkoord heeft bevonden, onder de voorwaarde dat de toegangsdeur die niet op de bestaande galerij uitkomt, moet worden voorzien van een vaste trap of hellingbaan. Ter zitting is komen vast te staan dat aan deze voorwaarde is voldaan en dat de brandweer de bouwtekening heeft voorzien van een stempel. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat de woning van eiseres direct gelegen is naast het trappenhuis, waardoor er bij brand een directe vluchtroute aanwezig is en niet hoeft te worden gevlucht langs een brandcompartiment. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het bouwplan derhalve niet in strijd met het Bouwbesluit 2003 of de Bouwverordening gemeente Beverwijk.
2.5 Voorts stelt eiseres dat zij door het besluit onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Door de uitbreiding van de appartementen vermindert de daglichttoetreding, het uitzicht en de privacy en zal er geluidsoverlast ontstaan. De voorzieningenrechter overweegt dat in dit geval verweerder slechts een bouwvergunning kon verlenen wanneer tevens vrijstelling van het bestemmingsplan zou worden verleend op grond van artikel 19, derde lid, WRO. Bij het verlenen van zo'n vrijstelling is er ruimte voor een belangenafweging door verweerder. Bij een beslissing om wel of geen vrijstelling te verlenen, moeten daarbij alle betrokken belangen in aanmerking worden genomen, waaronder in voorkomend geval dus ook de belangen van eiseres.
2.6 De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt een bouwdiepte van 12 meter te realiseren. Het bouwplan kent echter een bouwdiepte van 13 meter. Teneinde uitvoering van het bouwplan mogelijk te maken, heeft verweerder voor die laatste meter vrijstelling verleend van het bestemmingsplan. In het bestreden besluit en ook ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de gevolgen van deze vrijstelling voor eiseres, voor wat betreft daglichttoetreding, uitzicht, privacy en geluidsoverlast, niet dermate groot zijn dat vrijstelling achterwege had moeten blijven. Van een waardedaling van de woning van eiseres zal geen sprake zijn, hetgeen tevens blijkt uit de verklaring van makelaar en taxateur Bakker Makelaardij. De voorzieningenrechter kan zich in de uitkomst van deze belangenafweging vinden.
2.7 Eiseres heeft voorts aangevoerd dat ook privaatrechtelijke belemmeringen in de weg staan aan het verlenen van vrijstelling. De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder bij de hiervoor genoemde belangenafweging ook met privaatrechtelijke aspecten rekening kan houden en daaraan in redelijkheid soms zelfs doorslaggevend gewicht kan toekennen.. Omdat het bouwplan deels is geprojecteerd op de galerij die in gemeenschappelijk eigendom toebehoort aan de Vereniging van Eigenaren van het appartementencomplex kan de uitbreiding van de twee appartementen alleen worden gerealiseerd wanneer deze grond door de derde partij is aangekocht en de Akte van Splitsing dienovereenkomstig is gewijzigd. Naar huidig recht kan een dergelijke wijziging alleen plaatsvinden indien alle bewoners hiermee akkoord gaan, hetgeen volgens eiseres niet gaat gebeuren, aangezien zijzelf geen toestemming zal verlenen. Vanaf 1 mei 2008 zal, op grond van artikel 172 lid 7 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, een wijziging van de akte van splitsing kunnen geschieden bij viervijfde meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Eiseres meent dat ook in dat geval de akte niet zal worden gewijzigd, omdat er nog drie andere bewoners zijn die niet achter het bouwplan staan. Verweerder heeft hier tegenin gebracht dat een privaatrechtelijke belemmering alleen aan het verlenen van vrijstelling in de weg kan staan wanneer deze een evident karakter heeft. Hiervan is volgens verweerder geen sprake, omdat geenszins zeker is dat de akte niet zal worden gewijzigd. Verweerder wijst hierbij op de mogelijkheid om op grond van artikel 5:140 van het Burgerlijk Wetboek de kantonrechter te verzoeken een machtiging af te geven, die in de plaats treedt van het lid dat zonder redelijke grond weigert medewerking of toestemming te verlenen. Verweerder meent dat de vier bewoners geen redelijke gronden hebben aangevoerd voor het niet verlenen van medewerking. Twee van de vier bewoners hebben niets aangevoerd en een derde verklaart tegen te zijn, omdat eiseres tegen is. Deze bewoner is bovendien onlangs verhuisd. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet onomstotelijk vast staat dat de akte van splitsing niet zal worden gewijzigd. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de derde partij heeft aangegeven dat hij voornemens is de weg van artikel 5:140 BW te bewandelen. Hoewel de bevoegdheid om zich uit te spreken over de vraag of een dient te worden toegekend aan de belangen van eiseres dat afgifte va een vervangende machtiging achterwege moet blijven berust bij de kantonrechter, is de voorzieningenrechter van oordeel dat vooralsnog niet kan worden uitgesloten dat een dergelijke machtiging zal worden verkregen.
2.8 De voorzieningenrechter ziet voorts geen privaatrechtelijke belemmering gelegen in de stelling van verzoekster dat de architect van het appartementencomplex zich beroept op zijn auteursrecht en niet akkoord is met het bouwplan. Mede gelet op het feit dat de betreffende architect niet in bezwaar is opgekomen tegen het besluit, staat vooralsnog niet vast dat hij zich met succes op zijn auteursrecht kan beroepen. Evenmin leidt het beroep op artikel 5:50 BW tot een evident privaatrechtelijke belemmering, omdat in dit geval geen sprake is van naburige erven, maar van een gemeenschappelijke galerij.
2.9 De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot heeft kunnen besluiten vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen en een bouwvergunning af te geven.
3.1 verklaart de beroepen ongegrond;
3.2 wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heijning-Huydecoper, voorzieningenrechter, en op 11 december 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat uitsluitend voorzover het de hoofdzaak betreft hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.