ECLI:NL:RBHAA:2007:BC3855
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- dr. mr. A.M. van Amsterdam
- mr. O.C.H.C. Pilet
- Rechtspraak.nl
Toepassing van investeringsaftrek door vennoten van een Vof
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 december 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een tuinbouwondernemer, en de inspecteur van de Belastingdienst over de toepassing van investeringsaftrek. Eiser, die samen met zijn familieleden een vennootschap onder firma (Vof) runt, heeft een investering gedaan in een ecoteckas en een energiescherm ter waarde van fl. 755.058,-. De investering is aangegaan op 27 april 2000, na onderhandelingen met de leverancier. Eiser stelt dat de investeringsaftrek moet worden berekend op basis van vier vennoten, aangezien de investering is gedaan terwijl de Vof nog uit vier vennoten bestond. De inspecteur is van mening dat de investering slechts aan twee vennoten, eiser en zijn echtgenote, kan worden toegerekend, en stelt het percentage investeringsaftrek op nihil of 8% vast.
De rechtbank oordeelt dat de beslissing tot investering is genomen op 27 april 2000, en dat de investeringsverplichting is aangegaan door vier vennoten. Hierdoor is het percentage van 16% per firmant van toepassing, zoals vermeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, vernietigt de uitspraak van de inspecteur, en vermindert de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 31.816. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 39 en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 644.
De uitspraak benadrukt het belang van de tijdstippen waarop investeringsverplichtingen worden aangegaan en de gevolgen daarvan voor de toerekening van investeringsaftrekken aan vennoten. De rechtbank stelt dat belastingplichtigen niet verplicht zijn om financiering te regelen voor hun aandeel in de investering, en dat het ontbreken van financiering niet betekent dat de beslissing tot investeren niet is genomen. De uitspraak biedt duidelijkheid over de toepassing van investeringsaftrek in situaties waarin vennoten van een Vof uittreden na het aangaan van investeringsverplichtingen.