ECLI:NL:RBHAA:2007:BC4726
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.C.J. Robert
- H.J.M Burg
- C. Hummel
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen in drugszaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 8 oktober 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen voor drugs. De verdachte werd ervan beschuldigd op 13 juni 2007 op Schiphol, samen met een medeverdachte, een aanzienlijke hoeveelheid stoffen te hebben vervoerd die bestemd zouden zijn voor het bereiden van heroïne of cocaïne. De aangetroffen stoffen bestonden uit ongeveer 10.022,40 gram paracetamol en cafeïne, en 9.944,30 gram fenacetine. De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de aard van de stoffen en de context waarin deze werden aangetroffen. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de stoffen niet uitsluitend voor het versnijden van drugs gebruikt konden worden, maar ook voor andere doeleinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de stoffen bestemd waren voor het versnijden van drugs. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte reden had om te vermoeden dat hij iets illegaals vervoerde, er onvoldoende bewijs was dat hij bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij versnijdingsmiddelen voorhanden had. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.