ECLI:NL:RBHAA:2007:BG3930

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/5200
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. Roke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Giftenaftrek en bewijsvoering in belastingzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 mei 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres X en de inspecteur van de Belastingdienst P over de giftenaftrek in de inkomstenbelasting voor het jaar 2003. Eiseres had een aanslag inkomstenbelasting ontvangen, berekend op een belastbaar inkomen van € 15.662, en had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, specifiek tegen de correctie op de giftenaftrek van € 1.374. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in haar aangifte een belastbaar inkomen van € 12.365 had opgegeven en dat de inspecteur haar had geïnformeerd over zijn voornemen om af te wijken van deze aangifte.

Eiseres had een gift van € 2.000 aan de C Stichting gedaan, maar de inspecteur weigerde deze gift als aftrekpost te erkennen. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de relevante wetgeving, met name de artikelen 6.32 en 6.39 van de Wet inkomstenbelasting 2001, die de voorwaarden voor giftenaftrek uiteenzetten. Eiseres diende aan te tonen dat zij een gift had gedaan aan een erkende instelling, maar de inspecteur betwistte de echtheid van de overgelegde kwitantie, die volgens hem vals was.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de door eiseres overgelegde kwitantie niet als bewijs kon dienen voor de giftenaftrek, omdat deze valselijk was opgemaakt. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat zij recht had op de gevraagde aftrek, en daarom werd het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB06/5200
Uitspraakdatum: 29 mei 2007
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
X, wonende te Y, eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft met dagtekening 15 februari 2006 aan eiseres voor het jaar 2003 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.662.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 april 2006 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 april 2006, ontvangen bij de rechtbank op 26 april 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2007 te Haarlem. Eiseres is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder zijn verschenen A en B.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaring van verweerder ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
2.1. Eiseres heeft in haar aangifte IB/PVV 2003 een belastbaar inkomen van € 12.365 opgegeven.
2.2. Verweerder heeft, alvorens de aanslag definitief op te leggen, eiseres in kennis gesteld van zijn voornemen af te wijken van de door eiseres ingediende aangifte. Slechts de correctie op de giftenaftrek ten bedrage van € 1.374 leidt bij eiseres tot bezwaren.
2.3. Blijkens een door eiseres overgelegde kopie van de kwitantie met het nummer 2499, heeft zij op 16 mei 2003 € 2.000 geschonken aan de C Stichting.
2.4. Verweerder weigert de aftrek als persoonsgebonden aftrekpost van deze gift.
3. Geschil
3.1. Tussen partijen is in geschil of eiseres recht heeft op giftenaftrek als bedoeld in afdeling 6.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet).
3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 14.288.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 6.32, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 6.35 van de Wet zijn giften aan in Nederland gevestigde instellingen aftrekbaar. Artikel 6.33 aanhef en onderdeel b, van de Wet bepaalt dat onder instellingen moet worden verstaan kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen.
4.2. Ingevolge artikel 6.39, eerste lid van de Wet worden giften in aanmerking worden genomen voorzover zij met schriftelijke bescheiden kunnen worden gestaafd en voorzover zij samen zowel € 60 als 1% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek te boven gaan.
4.3. De rechtbank stelt voorop dat het in beginsel op de weg van eiseres ligt om aannemelijk te maken dat zij een gift aan een zodanige instelling heeft gedaan.
4.4. Eiseres heeft daartoe een kopie van de kwitantie met het nummer 2499, gedateerd op 16 mei 2003, overgelegd. Verweerder stelt dat sprake is van een valse kwitantie. Dit blijkt, aldus verweerder, uit een schriftelijke verklaring van de voorzitter van de moskee, waarin wordt gesteld dat door derden valse kwitanties zijn afgegeven uit naam van de moskee, uit de verklaring van de voorzitter van de moskee dat de op de kwitantie van eiseres geplaatste stempel in 2001 van de moskee is ontvreemd en sindsdien bij de moskee een andere stempel in gebruik is en uit de nummering van de kwitanties: de kwitanties met de nummers 2499 en 2501 zijn gedagtekend op 16 mei 2003 en de kwitantie met het nummer 2500 op 26 september 2003. Eiseres weerspreekt niet dat sprake is van een valse kwitantie met als gevolg dat de rechtbank ervan uitgaat dat de kwitantie valselijk is opgemaakt.
4.5. Nu de door eiseres overgelegde kwitantie valselijk is opgemaakt, kan deze niet dienen als bewijs dat eiseres recht zou hebben op aftrek van giften in de zin van artikel 6.32 van de Wet. Ook overigens heeft eiseres op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij in aanmerking komt voor aftrek van giften in de zin van genoemd artikel.
4.6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 mei 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. Roke, rechter, in tegenwoordigheid van drs. N. Hoens, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.