ECLI:NL:RBHAA:2007:BZ0851

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/996536-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift onthouding processtukken in de Klimopzaak

Op 27 november 2007 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 15/996536-06, waarin een bezwaarschrift is ingediend door mr. W.J. Koops. Dit bezwaarschrift was gericht tegen het onthouden van processtukken in een strafzaak, die bekend staat als de Klimopzaak. De rechtbank heeft het bezwaarschrift beoordeeld in een meervoudige raadkamer, waarbij op 21 november 2007 een onderzoek heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat de raadsman heeft verzocht om het openbaar ministerie te gelasten alle stukken over te leggen die de hoogte van de ontnemingsvordering onderbouwen. De rechtbank stelt vast dat er een procedure van beklag openstaat tegen de inbeslagneming van goederen, zoals geregeld in het Wetboek van Strafvordering. Deze procedure biedt de klager de mogelijkheid om de rechtmatigheid van de inbeslagname aan te vechten.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van onthouding van processtukken, aangezien het openbaar ministerie heeft aangegeven dat alle gelegde beslagen op korte termijn aan betrokkene worden betekend en dat inzage in de beslagen goederen zal worden verstrekt. Het bezwaarschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht is tegen de onthouding van de stukken die betrekking hebben op de inbeslagneming.

Met betrekking tot de onthouding van stukken die verband houden met de instelling van het strafrechtelijk financieel onderzoek (sfo), verklaart de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond. De rechtbank oordeelt dat het openbaar ministerie op goede gronden heeft kunnen besluiten om betrokkene de kennisneming van andere stukken te onthouden, gezien het complexe karakter van het onderzoek en het reële collusiegevaar. De rechtbank benadrukt dat het belang van de strafvordering op dit moment zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van betrokkene bij volledige inzage in de processtukken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE RAADKAMER
parketnummer: 15/996536-06
registratienummer: 07/1418
BESLISSING op BEZWAARSCHRIFT
De rechtbank Haarlem, meervoudige raadkamer,
Gezien het op 16 november 2007 ter griffie van deze rechtbank ingekomen bezwaarschrift van mr. W.J. Koops, gericht tegen het onthouden van processtukken in de zaak met opgemeld parketnummer, ingediend namens betrokkene:
[voornamen] [achternaam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de P.I. Noord Holland Noord, HvB Zwaag te Zwaag;
gezien de overige zich in het dossier bevindende stukken;
gelet op het te dezen gehouden onderzoek in raadkamer van 21 november 2007, waarvan afzonderlijk proces-verbaal is opgemaakt, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
1. Overwegingen
1.1 De raadsman heeft verzocht het openbaar ministerie te gelasten alle stukken over te leggen die het ontstaan en de hoogte van de geschatte ontnemingsvordering onderbouwen. Met betrekking tot deze stukken valt een onderscheid te maken tussen stukken die betrekking hebben op de inbeslagneming van goederen en stukken die ten grondslag liggen aan de vordering machtiging strafrechtelijk financieel onderzoek (sfo).
1.2 De rechtbank stelt vast dat tegen de inbeslagneming van goederen de procedure van beklag openstaat, zoals geregeld in de artikelen 552a e.v. van het Wetboek van Strafvordering (Sv). In deze procedure bestaat voor de klager de reële mogelijkheid om zich er onder meer over te beklagen dat het hem niet duidelijk is welke goederen in beslag zijn genomen en om de rechtmatigheid van de (voortduring van de) inbeslagname aan te vechten. Naar het oordeel van de rechtbank is deze procedure een zogeheten "effective remedy", als bedoeld in de bepalingen van het EVRM, onder meer omdat het openbaar ministerie in een dergelijke beklagprocedure zonodig nadere stukken zal moeten overleggen om te onderbouwen dat - kort samengevat - het beslag rechtmatig is gelegd en er in redelijkheid tot (voortduring van de) beslaglegging kon en kan worden overgegaan.
Van onthouding van processtukken, tot de kennisneming waarvan de onderhavige procedure ex artikel 32 Sv zich beperkt, is, mede in aanmerking genomen dat het openbaar ministerie in raadkamer heeft aangegeven dat alle gelegde beslagen op de kortst mogelijke termijn aan betrokkene worden (over)betekend en dat aan betrokkene inzage wordt verstrekt met betrekking tot alle beslagen goederen, bovendien geen sprake.
Het bezwaarschrift zal, voor zover het is gericht tegen het bovenstaande, niet-ontvankelijk worden verklaard.
1.3 Met betrekking tot de onthouding aan betrokkene van de stukken, voor zover die betrekking hebben op de instelling van het sfo, overweegt de rechtbank als volgt.
Anders dan door het openbaar ministerie in raadkamer is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat voor de beoordeling of genoemde stukken op goede gronden aan betrokkene worden onthouden, een en hetzelfde toetsingscriterium dient te worden aangelegd, te weten dat van artikel 30, tweede lid, Sv. Weliswaar schrijft artikel 126f, derde lid, Sv voor dat de officier van justitie eerst bij de betekening van de beschikking tot sluiting van het sfo aan degene tegen wie dit is gericht, deze hoeft mede te delen dat hij het recht heeft om van de stukken van het onderzoek kennis te nemen, dat brengt evenwel niet met zich dat degene die eerder van het sfo op de hoogte raakt, niet aanstonds het recht heeft om overeenkomstig artikel 30 Sv om kennisneming van die stukken te verzoeken, gelijk betrokkene heeft gedaan.
Gelet op hetgeen door het openbaar ministerie in raadkamer naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie op goede gronden heeft kunnen besluiten om betrokkene de kennisneming van andere stukken dan die hij reeds heeft ontvangen, te onthouden op grond van het bepaalde in het tweede lid van artikel 30 Sv. Hierbij heeft de rechtbank betrokken dat sprake is van complexe onderzoeken, dat het openbaar ministerie gemotiveerd naar voren heeft gebracht dat sprake is van reëel collusiegevaar en dat, mede in aanmerking genomen de korte tijd die is verstreken sinds betrokkene op de hoogte is geraakt van het sfo en (met name) sinds zijn inverzekeringstelling, ook overigens aannemelijk is geworden dat het belang van strafvordering bij beperkte inzage in de thans voorhanden zijn de processtukken vooralsnog dient te prevaleren boven de persoonlijke belangen van betrokkene bij volledige inzage daarvan.
Het bezwaarschrift zal voor wat betreft de hier bedoelde stukken ongegrond worden verklaard.
1.4 Voor zover het bezwaarschrift betrekking heeft op andere stukken in deze strafzaak, geldt naar het oordeel van de rechtbank op grond van de hiervoor onder 1.3 gegeven overwegingen eveneens dat het openbaar ministerie op goede gronden heeft kunnen besluiten die stukken te onthouden. Ook met betrekking tot deze stukken zal het bezwaarschrift ongegrond worden verklaard.
2. Beslissing
Verklaart het bezwaarschrift niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen de onthouding aan betrokkene van de onder 1.2 bedoelde stukken;
Verklaart het bezwaarschrift voor het overige ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer op 27 november 2007 door:
mr. M.A.E. de Jong-Overtoom, voorzitter,
mrs. E.C.M. van Mierlo en S. Jongeling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Blijleven, griffier.