ECLI:NL:RBHAA:2008:2668

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 november 2008
Publicatiedatum
26 april 2013
Zaaknummer
AWB-07_7400
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van douanegoederen: zelftappende schroeven versus andere schroeven

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Haarlem, stond de indeling van schroeven in de gecombineerde nomenclatuur centraal. Eiseres, [X] B.V., had een uitnodiging tot betaling ontvangen van de Douane Rotterdam voor anti-dumpingrechten ter hoogte van € 7.876,28. De Douane had de schroeven ingedeeld onder GN-code 7318 1410, terwijl eiseres van mening was dat de schroeven onder GN-code 7318 1590 moesten worden ingedeeld. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen.

Eiseres stelde dat de schroeven geen zelftappende schroeven waren, omdat zij niet over de kenmerkende open ruimte tussen de schroefdraad beschikten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werking van de schroeven niet aan de hand van uiterlijke kenmerken kan worden vastgesteld. Eiseres heeft onbetwist gesteld dat de schroeven bestemd zijn voor het vastzetten van kozijnen, wat niet overeenkomt met de werking van zelftappende schroeven.

De rechtbank concludeerde dat de door de Douane voorgestane indeling onder GN-onderverdeling 7318 1410 niet mogelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de uitnodiging tot betaling, en gelastte de terugbetaling van het griffierecht aan eiseres. Deze uitspraak benadrukt het belang van objectieve kenmerken en eigenschappen van goederen bij de indeling in de gecombineerde nomenclatuur.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Procedurenummer: AWB 07/7400
Uitspraakdatum: 21 november 2008
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te[Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Rotterdam, kantoor Laan op Zuid, verweerder.
07/7400
1.
Ontstaan en loop van het geding
1.1. De Douane Rotterdam/kantoor Rotterdam[A] heeft aan eiseres met dagtekening 10 februari 2007 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) met beschikkingnummer [#1] uitgereikt ter zake van anti-dumpingrechten ten bedrage van € 7.876,28.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 oktober 2007 het bezwaar afgewezen.
1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 26 oktober 2007, ontvangen bij de rechtbank op 2 november 2007, beroep ingesteld.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2008. Namens eiseres is verschenen[B], tot bijstand vergezeld van [C] (werkzaam bij de importeur[D] B.V.) en [E] (werkzaam bij eiseres). Namens verweerder is verschenen mr. A.A. Kop, tot bijstand vergezeld van ing. M. de Beurs. Ter zitting zijn een aantal schroeven aan de rechtbank getoond, waaronder houtschroeven en de in het geding zijnde schroeven, waarvan een schroef aan de rechtbank is overgelegd. Verweerder heeft zich over de getoonde schroeven kunnen uitlaten en aangegeven dat de aan de rechtbank overgelegde schroef gelijk is aan de in het geding zijnde schroeven. Verweerder heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Eiseres heeft op 31 januari 2006 aangifte voor het vrije verkeer gedaan voor schroeven onder de GN-code 7318 1590.
2.2.
De goederen zijn opgenomen voor een monsteronderzoek, waarvan de Douane Rotterdam/kantoor Rotterdam[A] bij brieven van 21 april 2006 de uitslagen aan eiseres heeft medegedeeld. Tot de stukken van het geding behoren acht uitslagen monsteronderzoek, welke steeds de volgende uitslag noemen:
“(…) Onderzocht product: (…)
Bij onderzoek bevonden:
Zelftappende schroeven voorzien van een T-ster binnekantkop van roestvrij
staal.
Onderzocht product is door mij ingedeeld onder goederencode: 7318 1410 (…)”.
2.3.
Ten tijde van het doen van de onder 2.1. genoemde aangifte had de[D] B.V. te [F], importeur en opdrachtgever van eiseres, een verzoek tot afgifte van een BTI gedaan voor de in geding zijnde schroeven. Op 17 maart 2006 heeft verweerder een BTI afgegeven waarbij de schroeven zijn ingedeeld in GN-code 7318 1590.
2.4.
Op 3 mei 2007 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek zijn monsters ingediend die door verweerder naar het Douane Laboratorium zijn opgestuurd voor analyse. De uitslag van die analyse is als volgt weergegeven in het verslag van het hoorgesprek: “Zelftappende schroeven, voorzien van een T-ster binnenkantkop van roestvrij staal.”
2.5.
Bij brief van 25 september 2007, kenmerk NL-RTD-[#2] heeft verweerder aan[D] B.V. medegedeeld de onder 2.3. genoemde BTI in te trekken, vanwege gewijzigd inzicht bij verweerder. De juiste goederencode dient volgens verweerder te zijn 7318 1410.

3.Geschil en standpunten van partijen

3.1.
In geschil is de vraag of aan eiseres terecht de onder 1.1. genoemde utb is opgelegd, en specifiek is in geschil de indeling van de goederen in de gecombineerde nomenclatuur.
3.2.
Eiseres is van oordeel dat de soort schroefdraad bepalend is voor het antwoord op de vraag of een schroef zelftappend is of niet. Bij zelftappende schroeven bevindt zich een open ruimte tussen de schroefdraad die dusdanig is dat daardoor wordt bewerkstelligd dat materiaal aan de zijkant van de schroef kan worden weggedrukt, zoals ook bij houtschroeven het geval is. De onderhavige schroeven zijn geen zelftappende schroeven, aangezien een dergelijke open ruimte tussen de schroefdraad ontbreekt. De schroef is puntvormig en heeft een axiaal snijvlak in de punt. Deze twee kenmerken zijn op verzoek van de klant aangebracht. De schroef wordt gebruikt voor het monteren van kozijnen van een metaallegering. Omdat het gat met de draad waar de schroef in moet, teneinde het kozijn vast te zetten, bij het monteren niet zichtbaar is, moet de punt het vinden van het gat vergemakkelijken. Met het axiale snijvlak worden de verfresten in de binnendraad, waar de schroef in moet, weg geschraapt, waardoor een goede hechting kan plaatsvinden. De schroeven moeten worden geclassificeerd onder goederencode 7318 1590. De douane heeft op 17 maart 2006 een BTI afgegeven die deze indeling onderschrijft.
3.3.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat met name door de combinatie van de scherpe schroefdraad en de extra scherpe ingekerfde punt de in het geding zijnde schroeven zelfborend zijn en hun eigen weg kunnen snijden/tappen, zodat zij de kenmerken bezitten die in de GS-toelichting worden opgesomd ten aanzien van “Parkers”. Parkers worden beschouwd als synoniem van zelftappende schroeven en de onderhavige schroeven moeten daarom ook als zodanig worden gekwalificeerd. In de GS-toelichting wordt de functionaliteit van de schroef beschreven en wordt geen onderscheid gemaakt tussen diverse soorten draad. Als dit noodzakelijk was geweest voor de indeling dan was dit wel het geval geweest. Verder hebben de in het geding zijnde schroeven een zwak taps toelopend uiteinde, zoals volgens de GS-toelichting is vereist. Nu het laboratorium heeft geconstateerd dat de schroeven van roestvrij staal zijn, moeten deze worden ingedeeld onder goederencode 7318 1410. De BTI, die inmiddels weer is ingetrokken, was ten tijde van het doen van aangifte nog niet van toepassing.

4.Het toepasselijke recht (2006)

De posten met (nadere) onderverdelingen waar het geschil betrekking op heeft:
GN-code
7318 Schroeven, bouten, moeren, kraagschroeven, schroefhaken, massieve klinknagels en klinkbouten, splitpennen en splitbouten, stelpennen en stelbouten, spieën, sluitringen (veerringen en andere verende sluitringen daaronder begrepen) en dergelijke artikelen, van gietijzer, van ijzer of van staal:

artikelen met schroefdraad:
(…)
7318 14− −
zelftappende schroeven:
7318 14 10− − − van roestvrij staal
(...)
7318 15− −
andere schroeven en bouten, ook indien met bijbehorende moeren of sluitringen:
(…)
− − − andere:
(…)
− − − − andere:
(…)
− − − − − met kop:
(…)
7318 15 90− − − − − − andere
De GS-toelichting op post 73.18 luidt, voor zover van belang:

Houtschroevenonderscheiden zich van bouten en metaalschroeven door hun tapse vorm en doordat zij voorzien zijn van een punt en een steile, scherpe schroefdraad om bij het draaien in de stof te kunnen dringen. Bovendien hebben houtschroeven meestal een gegroefde kop en worden zij altijd zonder moer gebruikt.
(…)
Van de schroeven kunnen nog worden genoemd de
zelftappende schroeven (type ‘Parker’), die lijken op houtschroeven door hun gegroefde kop en door hun puntig of zwak taps toelopend uiteinde. Deze schroeven hebben scherpe schroefdraad en kunnen, zoals dit het geval is met houtschroeven, hun eigen weg snijden in de stoffen waarin ze worden bevestigd (dunne bladen metaal, marmer, lei, eboniet, kunststof, enzovoort).”

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Gelet op de algemene indelingsregel 1, opgenomen in de inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur, vervat in bijlage I bij de Verordening (EEG) nr. 2658/87, zijn voor de indeling wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van de bedoelde posten en aantekeningen – de vervolgens opgenomen regels. Ingevolge indelingsregel 6 zijn mutatis mutandis dezelfde regels van toepassing op de indeling in een postonderverdeling.
5.2.
Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen moet met het oog op de rechtszekerheid en een gemakkelijke controle het beslissende criterium bij de indeling van goederen in de GN in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan zoals deze in de tekst van de posten van de GN en in de aantekeningen op de afdelingen of de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij zijn de GS- en de GN- toelichtingen, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen ter verzekering van een uniforme toepassing van het GDT in de gehele gemeenschap. Zij kunnen daarom als waardevolle hulpmiddelen worden beschouwd.
5.3.
Voor de indeling onder post 7318 14 is blijkens de hiervoor onder 4. weergegeven GS-toelichting nodig dat de schroeven op een houtschroef lijken en, gelijk een houtschroef, een scherpe schroefdraad hebben waardoor zij zich een eigen weg kunnen snijden in de stoffen waarin zij wordt bevestigd.
5.4.
Verweerder heeft niet proefondervindelijk vastgesteld dat de schroeven hun eigen weg snijden in de stoffen waarin ze worden bevestigd, maar heeft uit de door haar vastgestelde uiterlijke kenmerken van de schroeven, zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven, afgeleid dat deze zelfborend zijn en zich een eigen weg kunnen snijden/tappen. Nu verweerder niet heeft weersproken de stelling van eiseres dat ook niet zelftappende schroeven over de door verweerder aangehaalde kenmerken scherpe draad, punt en snijkant kunnen beschikken, stelt de rechtbank vast dat de werking van de schroeven niet aan de hand van uiterlijke kenmerken van de schroeven kan worden vastgesteld.
5.5.
Ten aanzien van de werking van zelftappende schroeven heeft eiseres gesteld, hetgeen door verweerder niet is weersproken, dat voor een zelftappende schroef kenmerkend is dat zich een open ruimte tussen de schroefdraad bevindt die dusdanig is dat daardoor wordt bewerkstelligd dat materiaal aan de zijkant van de schroef kan worden weggedrukt en dat de onderhavige schroeven niet over een dergelijke open ruimte beschikken.
5.6.
Voorts constateert de rechtbank aan de hand van een ter zitting overgelegd exemplaar van de in het geding zijnde schroeven en de zowel door verweerder als eiseres ter zitting getoonde houtschroeven en de bij de pleitnota van verweerder als bijlage 2 overgelegde kopie op ware grootte van een houtschroef, dat de open ruimte tussen de schroefdraden van een houtschroef bijna twee keer zo groot is als bij de onderhavige schroef alsmede dat de schroefdraad van een houtschroef duidelijk scherper is dan die van de onderhavige schroef.
5.7.
Uit de objectieve kenmerken en eigenschappen van de onderhavige schroeven kan niet worden afgeleid dat deze lijken op houtschroeven. Evenmin staat vast dat zij zich, gelijk een houtschroef, een eigen weg kunnen snijden in de stoffen waarin zij worden bevestigd en daarbij voldoende hechting tot stand kunnen brengen, nu de open ruimte tussen de schroefdraden daarvoor te beperkt is.
5.8.
Voorts heeft de rechtbank de bestemming van de schroeven in haar overwegingen betrokken. De bestemming van het product kan volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product. Eiseres heeft onweersproken gesteld dat de schroeven bestemd zijn voor het vastzetten van kozijnen, waarbij de schroef past in een gat met schroefdraad en door het aandraaien van de schroef de hechting tot stand komt. Deze eigenschap stemt niet overeen met die van een zelftappende schroef, die zich immers vastzet zonder externe schroefdraad. Voorts bevat de punt van de schroef een axiaal snijvlak om de verfresten van het schroefdraad waar de schroef in moet weg te schrapen. Dit objectief kenmerk en deze eigenschap zijn eveneens vreemd aan die van zelftappende schroeven.
5.9.
Gelet op vorenoverwogene is de door verweerder voorgestane indeling onder GN-onderverdeling 7318 1410 niet mogelijk en moeten de onderhavige goederen worden ingedeeld onder de GN-onderverdeling 7318 1590. De overige grond van beroep behoeft hiermee geen bespreking meer. Het beroep dient gegrond te worden verklaard.

6.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

7.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de utb met beschikkingnummer [#1];
  • gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 285 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 21 november 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr.M.H.L.C. Bijvoet, voorzitter, mr.A.J. Roke, en mr.E. Polak rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Carter, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.