zaaknummer / rolnummer: 142530 / KG ZA 08-28
Vonnis in kort geding van 5 februari 2008
de vennootschap naar het recht van de staat Delaware van de Verenigde Staten van Amerika
OLD DOGWOOD LLC.,
gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika,
eiseres,
procureur mr. S.I. van der Staal,
advocaten mr. L.M. Schelstraete en mr. R.A. Jong te Tilburg,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REESINK HORSES B.V.,
gevestigd te Eibergen, gemeente Berkelland,
gedaagde,
verschenen in persoon bij haar bestuurder,
advocaat mr. S.A. Wensing te Roden,
2. [gedaagde 2],
wonende te Vledder, gemeente Westerveld,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna respectievelijk Old Dogwood, Reesink en [gedaagde 2] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8
- de bij brief van 16 januari 2008 van de zijde van Reesink gevoegde producties 1 tot en met 22
- de bij brief van 17 januari 2008 van de zijde van Reesink gevoegde producties A tot en met E
- de bij brief van 17 januari 2008 van de zijde van Reesink gevoegde producties 7, 12 en 13, alsmede F en G
- de bij brief van 18 januari 2008 van de zijde van Old Dogwood gevoegde producties 9 tot en met 13
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Old Dogwood
- de pleitnota van Reesink
- de aanhouding na de eerste termijn van het debat ter zitting ten behoeve van het beproeven van een minnelijke regeling
- de brief van 23 januari 2008 van mr. Jong voornoemd, inhoudende dat geen minnelijke regeling is bereikt (naar later is aangevuld, omdat de door partijen beoogde regeling niet uitvoerbaar blijkt te zijn), door Old Dogwood wordt volhardt in haar vorderingen, wordt afgezien van repliek, en om vonnis wordt gevraagd.
De (vele) nadien door de rechtbank van partijen ontvangen faxberichten – waarbij Old Dogwood niet is teruggekomen op haar hiervoor genoemd verzoek – zijn door de voorzieningenrechter, gezien dat verzoek buiten beschouwing gelaten.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Bij schriftelijk contract d.d. 19 februari 2007 hebben Old Dogwood en Reesink een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het paard [naam], een zwartbruine ruin, afstamming […], geboortedatum […], levensnummer […] (hierna: het paard), waarbij Reesink het paard voor EUR 260.000,-- aan Old Dogwood heeft verkocht.
2.2. Old Dogwood heeft genoemde koopsom op 21 februari 2007 aan Reesink voldaan (waarmee het paard blijkens genoemde overeenkomst in juridische zin aan Old Dogwood werd geleverd), waarna het paard op of omstreeks 23 februari 2007 naar de Verenigde Staten van Amerika is vervoerd, alwaar het op 1 maart 2007 feitelijk ter beschikking van Old Dogwood is gekomen.
2.3. Bij brief van 21 juni 2007 heeft Old Dogwood de koopovereenkomst ontbonden stellende dat het paard kreupel is als gevolg van een gebrek dat op het moment dat het paard voor het risico van Old Dogwood kwam reeds aanwezig was. Reesink heeft dit betwist. Als gevolg hiervan zijn Old Dogwood en Reesink met elkaar in juridisch procedures verwikkeld geraakt. Old Dogwood heeft allereerst bij de voorzieningenrechter te Amsterdam een kort geding tegen Reesink aangespannen, waarin bij vonnis van 2 augustus 2007 de vorderingen van Old Dogwood zijn afgewezen. Bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 10 januari 2008 is dat vonnis bekrachtigd.
Old Dogwood heeft vervolgens een bodemprocedure tegen Reesink aanhangig gemaakt tot ontbinding dan wel vernietiging van de koopovereenkomst, met medewerking aan de ongedaanmakingsverbintenissen, waaronder terugname van het paard.
2.4. Old Dogwood heeft het paard terug naar Nederland laten vervoeren, waarna het paard vanaf 25 april 2007 gestald heeft gestaan bij E. Kraak te Zwaanshoek in de stal “De Craecken”.
2.5. Op 2 januari 2008 is op grond van de beschikkingen van respectievelijk 27 en 28 december 2007 van de voorzieningenrechter te Haarlem houdende verlof tot het leggen van conservatoir verhaalsbeslag alsmede afgifte met gerechtelijke bewaring door Reesink ten laste van Old Dogwood beslag op het paard gelegd met aanstelling van [gedaagde 2] tot gerechtelijk bewaarder.
2.6. Op 2 januari 2008 heeft [gedaagde 2] als gerechtelijk bewaarder het paard ondergebracht bij de paardenkliniek “De Watermolen” te Haaksbergen van de dierenartsen J.W. Greve, A.C Hoogendoorn (hierna: Hoogendoorn) en W.J.G. van Dijck.
3.1. Old Dogwood vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. Primair:
met onmiddellijke ingang op zal heffen de gerechtelijke bewaring van het paard [naam] (een zwartbruine ruin, afstamming […], geboortedatum […], levensnummer […]), met bevel aan gedaagden om het paard binnen 24 uren na het wijzen van dit vonnis, althans na de betekening daarvan aan gedaagde, af te geven aan de heer […] te […], althans aan een andere door Old Dogwood aan te wijzen persoon, zulks onder verbeurte van een door gedaagden gezamenlijk te verbeuren dwangsom ad EUR 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagden in gebreke zullen zijn en/of blijven om aan deze veroordeling te voldoen;
Subsidiair:
in plaats van [gedaagde 2], wiens benoeming tot gerechtelijk bewaarder alsdan eindigt, zal benoemen tot gerechtelijk bewaarder van het paard [naam] (een zwartbruine ruin, afstamming […], geboortedatum […], levensnummer […]): de heer […] wonende en zaakdoende te […] aan de […], althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bewaarder, met het bevel aan gedaagden om het paard binnen 24 uren na het wijzen van dit vonnis, althans na de betekening daarvan aan gedaagden, aan de heer […], althans de door de voorzieningenrechter aan te wijzen bewaarder af te geven, zulks onder verbeurte van een hoofdelijke dwangsom, althans een dwangsom ad EUR 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagden in gebreke zullen zijn en/of blijven om aan deze veroordeling te voldoen.
II. zo [gedaagde 2] zich terzake van de onder I geformuleerde vordering jegens Reesink dan wel jegens Old Dogwood op een retentierecht zal beroepen, Reesink zal veroordelen om binnen 48 uren na het wijzen van dit vonnis, althans na betekening daarvan aan Reesink alle kosten terzake van de door haar van [gedaagde 2] verlangde bewaring aan laatstgenoemde te vergoeden, althans te voldoen, een en ander onder verbeurte van een aan Old Dogwood te verbeuren dwangsom van EUR 5.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat Reesink in gebreke is en/of blijft om aan deze veroordeling te voldoen.
III. Reesink zal gebieden om binnen 48 uren na dit vonnis, althans na de betekening daarvan aan Reesink, aan Old Dogwood zekerheid te verstrekken tot een bedrag van EUR 442.000,--, althans EUR 260.000,--, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, door middel van de afgifte aan Old Dogwood van een door een in Nederland geregistreerde en door de Nederlandse Bank erkende bankinstelling van een onherroepelijke bankgarantie tot gemeld bedrag, welke bankgarantie de betreffende bank verplicht om onder overlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van een Nederlandse gerechtelijke instelling het uit dat vonnis blijkende bedrag ad maximaal EUR 442.000,--, althans EUR 260.000,--, op een door Old Dogwood aan te geven wijze aan haar te voldoen, zulks tegen voldoende bewijs van kwijting, onder verbeurte van een dwangsom, per dag of gedeelte daarvan dat Reesink in gebreke is en/of blijft om aan voormeld gebod te voldoen.
IV. [gedaagde 2] zal veroordelen om binnen 48 uren na het wijzen van dit vonnis, althans na de betekening daarvan aan [gedaagde 2], schriftelijk rekening en verantwoording af te leggen over de door hem met ingang van 2 januari 2008 uitgevoerde gerechtelijke bewaring terzake van het paard [naam], door onder meer doch niet uitsluitend te verklaren wie sinds de aanvang van de bewaring door hem tot het paard zijn toegelaten, wat de hoedanigheid was van de betreffende personen en of het paard aan enige alsdan door [gedaagde 2] te noemen veterinaire behandeling is onderworpen, een en andere onder verbeurte van een dwangsom ad EUR 10.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde 2] in gebreke is en/of blijft om aan deze veroordeling te voldoen.
Met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
3.2. Old Dogwood legt aan haar vordering tot opheffing van de gerechtelijke bewaring, althans benoeming van een andere gerechtelijk bewaarder, ten grondslag dat Reesink op feitelijk onjuiste en jurdische ontoereikende gronden verlof heeft gevraagd en gekregen voor het leggen van conservatoir beslag op het paard alsmede de gerechtelijke bewaring met aanstelling van [gedaagde 2] tot gerechtelijk bewaarder. Old Dogwood betwist dat zij tekort is geschoten in de zorg voor het paard en stelt dat er geen enkele aanleiding bestond om het paard in gerechtelijke bewaring te nemen. Voorts stelt Old Dogwood dat [gedaagde 2] ongeschikt is als bewaarder omdat hij niet onafhankelijk is. [gedaagde 2] schendt zijn verplichting om als goed huisvader met inachtneming van de belangen van beide betrokken partijen voor het paard te zorgen. Daarnaast betwist Old Dogwood dat zij zich negatief heeft uitgelaten over Reesink en dat Reesink daardoor schade heeft geleden, dan wel schade zal lijden.
Voorts vordert Old Dogwood dat [gedaagde 2] rekening en verantwoording aflegt, hetgeen hij tot nu toe niet heeft gedaan, aldus Old Dogwood.
3.3. Reesink en [gedaagde 2] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Ter zitting heeft Reesink de exceptie van onbevoegdheid opgeworpen, onder verwijzing naar het bepaalde in punt 11 van de onder ?2.1 genoemde overeenkomst, die in de Nederlandse vertaling luidt: “Op deze overeenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. Uitsluitend de Rechtbank Amsterdam heeft rechtsmacht terzake enig geschil dat in verband met deze overeenkomst mocht rijzen.”
[gedaagde 2] stelt zich op het standpunt dat hij tot gerechtelijk bewaarder is benoemd door de voorzieningenrechter te Haarlem, welke rechter eveneens zal dienen te oordelen over de thans aan de orde zijnde vorderingen van Old Dogwood in verband met de gerechtelijke bewaring.
4.2. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Op grond van artikel 860 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de voorzieningenrechter die de bewaring heeft bevolen bevoegd om van de vordering tot opheffing van de gerechtelijke bewaring kennis te nemen. Nu Old Dogwood opheffing dan wel wijziging van de bewaring vordert en de voorzieningenrechter te Haarlem het betreffende verlof voor de gerechtelijke bewaring heeft verleend, is laatstgenoemde bevoegd van die vordering kennis te nemen. Ten aanzien van de vordering tot zekerheidstelling heeft Old Dogwood ter zitting toegelicht te doelen op zekerheidstelling voor de schade die door het beslag en de gerechtelijke bewaring kan worden veroorzaakt. Gelet op die grondslag is ingevolge artikel 709 lid 2 Rv juncto artikel 701 Rv de voorzieningenrechter van Haarlem eveneens bevoegd om van die vordering kennis te nemen. Het onbevoegdheidsverweer van Reesink wordt derhalve verworpen.
4.3. Met betrekking tot de gerechtelijke bewaring heeft Old Dogwood aangevoerd dat [gedaagde 2] zich niet houdt aan zijn verplichtingen als gerechtelijk bewaarder, nu hij het paard heeft gestald bij een derde, namelijk […], die bovendien een van de vaste dierenartsen van Reesink is. Daarnaast heeft [gedaagde 2] verschillende personen tot het paard toegelaten. De bezwaren van Old Dogwood tegen [gedaagde 2] als bewaarder zijn ingegeven door de vrees dat het paard is, of zal worden, onderworpen aan een veterinaire medische behandeling, waardoor eventueel bewijs voor haar vorderingen mogelijk niet meer valt vast te stellen. Naar de stelling van Reesink heeft Old Dogwood echter belang bij een ongezond en kreupel paard om haar vordering tot ontbinding kracht bij te zetten, hetgeen voor Reesink reden is geweest het paard in gerechtelijke bewaring te laten nemen.
4.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Gerechtelijke bewaring is een conservatoire maatregel die naast het bieden van zekerheidsstelling van een recht, ertoe strekt verwaarlozing en tenietgaan van de zaak te voorkomen. Ook al nu Old Dogwood niet opkomt tegen het door Reesink gelegde conservatoir verhaalsbeslag, kan niet gezegd worden dat in dit geding summierlijk van de ondeugdelijkheid van de door Reesink gestelde vordering is gebleken. Daarmee kan niet gezegd worden dat Reesink geen belang heeft bij het bieden van de zekerheidsstelling die de gerechtelijke bewaring geeft.
Voor de uitkomst van de tussen partijen gevoerde bodemprocedure is de vraag of het paard al dan niet kreupel is als gevolg van een gebrek dat op het moment dat het paard voor risico van Old Dogwood kwam reeds aanwezig was, van doorslaggevend belang. Bij de beantwoording van die vraag zal een onderzoek van het paard door een deskundige een belangrijk bewijsmiddel kunnen zijn. Daarmee heeft Reesink een gerechtvaardigd belang bij een voorkomen van verwaarlozing of tenietgaan van het paard. Daarmee is het belang van Reesink bij gerechtelijke bewaring van het paard gegeven. Ook Old Dogwood kan belang hebben bij een voorkomen van verwaarlozing of tenietgaan van het paard. Dat belang wordt door een gerechtelijke bewaring niet geschaad. Een gerechtelijk bewaarder heeft immers de plicht in onafhankelijkheid jegens de betrokken partijen als een goed huisvader voor het in gerechtelijke bewaring gestelde goed te zorgen, waarmee verwaarlozing of tenietgaan van het goed nu juist moet worden voorkomen. Overigens is denkbaar dat - naar Reesink stelt - Old Dogwood juist belang heeft bij verwaarlozing en zelfs tenietgaan van het paard. Mocht daarvan sprake zijn, dan verdient dat belang in rechte geen bescherming en zou het een extra grond geven voor handhaving van de gerechtelijke bewaring van het paard. Dat Reesink belang heeft bij verwaarlozing en tenietgaan van het paard is door Old Dogwood niet gesteld en overigens ook niet goed denkbaar. De gerechtelijke bewaring zal derhalve worden gehandhaafd, waarmee de onder I primair door Old Dogwood gevraagde voorziening zal worden geweigerd.
4.5. Gelet op het hiervoor overwogene dient thans de subsidiaire vordering onder I van Old Dogwood aan de orde te komen. Gezien banden die er, naar door Reesink en [gedaagde 2] niet is betwist, tussen Reesink enerzijds en [gedaagde 2] en “De Watermolen” anderzijds bestaan, kan de voorzieningenrechter zich voorstellen dat Old Dogwood er bezwaar tegen heeft dat [gedaagde 2] als gerechtelijk bewaarder van het paard optreedt.
Tussen partijen is niet in geschil dat het paard, daar het een dressuurpaard op grand prix niveau betreft, specialistische verzorging en training behoeft. Uit de stellingen van partijen is gebleken dat die verzorging en training in Nederland slechts in drie klinieken, te weten “De Watermolen” - waar [gedaagde 2] het paard heeft ondergebracht - “De Lingenhoeve” te Lienden en een kliniek te Emmeloord – maar die eigenlijk meteen weer afvalt, om dat die zich uitsluitend op paarden van het ras Friezen richt – voor handen is. Partijen hebben ter zitting in beginsel overeenstemming bereikt over “De Lingenhoeve” als alternatief voor de huidige bewaarder. Helaas moet worden vastgesteld dat “De Lingenhoeve” niet bereid is gebleken een benoeming tot gerechtelijk bewaarder van het paard te aanvaarden. Bij gebreke aan enig verder door partijen genoemd alternatief heeft de voorzieningenrechter niet de mogelijkheid en daarmee geen grond om thans verandering in de persoon van de bewaarder aan te brengen. De voorzieningenrechter herhaalt dat hij de bezwaren van Old Dogwood tegen [gedaagde 2] en “de Watermolen” kan begrijpen, doch wil voorts toch ook opmerken dat hij uit hetgeen uit de gedingstukken en ter zitting naar voren is gekomen niet de indruk heeft dat [gedaagde 2] zich niet als een onafhankelijk bewaarder opstelt en niet deskundig is (in tegendeel zelfs, [gedaagde 2] is één van de in totaal drie in Nederland beëdigde paardentaxateurs en als zodanig erkend door het Ministerie van Justitie) en het paard bij de door [gedaagde 2] in het kader van de verzorging en training die het paard behoeft ingeschakelde kliniek van Hoogendoorn niet krijgt hetgeen het nodig heeft. Vooral bij gebreke aan een goed alternatief, is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat het paard in ieder geval op dit moment maar moet blijven waar het nu is. De onderhavige subsidiair gevraagde voorziening zal derhalve eveneens worden geweigerd.
4.6. Nu de onder I gevraagde voorziening wordt geweigerd, is een eventueel beroep door [gedaagde 2] op een retentierecht niet aan de orde. Overigens merkt de voorzieningenrechter op dat de kosten van de bewaring op grond van het gestelde in artikel 857 Rv door Reesink voldaan dienen te worden en dat zowel Reesink als [gedaagde 2] ter zitting hebben verklaard dat aan die verplichting wordt voldaan. De onder II door Old Dogwood gevraagde voorziening zal worden geweigerd.
4.7. Naar, als eerder overwogen, Old Dogwood ter zitting heeft duidelijk gemaakt, doelt zij hiermee op zekerheidstelling voor de schade die door het beslag en de gerechtelijke bewaring kan worden veroorzaakt. Dat voor het ontstaan van dergelijke schade een reëel gevaar bestaat, is de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden. Integendeel, door Old Dogwood is niet weersproken dat de gerechtelijke bewaring tot op heden heeft geleid tot een verbetering in de conditie van het paard. De onder III door Old Dogwood gevraagde voorziening zal derhalve worden geweigerd.
Rekening en verantwoording
4.8. Old Dogwood heeft ter onderbouwing van haar vordering onder 3.4 IV, welke vordering uitsluitend is gericht tegen [gedaagde 2], aangevoerd dat [gedaagde 2] heeft geweigerd om aan Old Dogwood rekening en verantwoording af te leggen van de door hem uitgevoerde gerechtelijke bewaring met als argument dat Reesink de opdrachtgever was en hij alleen aan hem verantwoording schuldig was.
4.9. [gedaagde 2] heeft dit ter zitting betwist. Wat hiervan zij, kan in dit geding in het midden blijven, nu [gedaagde 2] ter zitting die rekening en verantwoording heeft gedaan. [gedaagde 2] heeft in dit verband naar voren gebracht dat hij als een goed huisvader voor het paard zorgt, dat hij bij de specialistische zorg en training die het paard nodig heeft van uit de verantwoordelijkheid die hij daarvoor heeft “De Watermolen” en Hoogendoorn heeft betrokken, met welke laatste hij bijna dagelijks contact heeft. Daarbij heeft hij met Hoogendoorn de afspraak dat zonder zijn (die van [gedaagde 2]) toestemming niemand bij het paard wordt toegelaten. Ook heeft [gedaagde 2] bevestigd dat, afgezien van de gebruikelijke veterinaire zorg, geen enkele veterinaire medische behandeling van het paard heeft plaatsgevonden en dat hij opdracht heeft gegeven tot het vernieuwen van het hoefbeslag. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met de door [gedaagde 2] ter zitting gegeven toelichting Old Dogwood niet langer belang heeft bij toewijzing van haar vordering tot rekening en verantwoording. De onder IV gevraagde voorziening zal eveneens worden geweigerd.
4.10. Zoals hiervoor reeds is overwogen, hadden partijen in beginsel ter zitting overeenstemming bereikt met als gevolg dat elk der partijen de eigen kosten van dit kort geding zou dragen. Nu buiten toedoen van één van partijen die afspraken geen gevolg kunnen krijgen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de redelijkheid met zich brengt dat Old Dogwood, hoewel de gevraagde voorzieningen worden geweigerd, toch niet in de kosten wordt veroordeeld.
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2008.?