ECLI:NL:RBHAA:2008:BC4104

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
356158 CV EXPL 07-7657
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J. Harts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad door verzekeringsmaatschappij na valse claim

In deze zaak vorderde de naamloze vennootschap Verenigde Assurantiebedrijven Nederland N.V., handelend onder de naam Rialto Verzekeringen, schadevergoeding van de gedaagde partij, die een valse claim had ingediend. De eiseres, Rialto, had kosten gemaakt voor expertise en kantoorkosten na een schadeclaim die door de gedaagde was ingediend. De gedaagde had gesteld dat de schade was veroorzaakt door een afbijtmiddel dat op de auto van zijn nicht was gevallen. Echter, na onderzoek door verschillende bureaus bleek dat de toedracht van de schade niet overeenkwam met de verklaring van de gedaagde. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door onjuiste verklaringen af te leggen, wat Rialto had gedwongen om onderzoekskosten te maken. De rechter concludeerde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de door Rialto geleden schade en veroordeelde hem tot betaling van € 5.000,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vordering. De uitspraak benadrukte de wettelijke verplichtingen van een verzekerde partij en de gevolgen van het indienen van valse claims.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 356158 CV EXPL 07-7657
datum uitspraak: 6 februari 2008
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de naamloze vennootschap Verenigde Assurantiebedrijven Nederland N.V. handelend onder de naam Rialto Verzekeringen
te Rijswijk
eisende partij
hierna te noemen Rialto
gemachtigde Blume Stoker & Roel Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. M.A. Smid
De procedure
Rialto heeft [gedaagde] gedagvaard op 21 augustus 2007. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. In het op 17 oktober 2007 gewezen tussenvonnis is bepaald dat op 19 november 2007 een comparitie van partijen zou plaats vinden. Rialto is toen niet verschenen, waarop een nieuwe datum is vastgesteld. Op 9 januari 2008 heeft de comparitie van partijen plaats gevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen door en namens partijen is verklaard.
Op 31 januari 2008 is ter griffie een brief ontvangen van de gemachtigde van [gedaagde].
De feiten
Tussen Rialto en [gedaagde] is een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen waarbij de wettelijke aansprakelijkheid van [gedaagde] verzekerd werd. [gedaagde] heeft Rialto gemeld dat op 24 oktober 2004 een schade is veroorzaakt door [gedaagde]. In het schadeformulier is opgegeven dat de schade is ontstaan aan de auto van zijn nicht doordat bij het met afbijtmiddel bewerken van de woning van zijn vader, om een verflaag te verwijderen, het blik uit zijn handen was gevallen op een geparkeerd staande auto. [gedaagde] heeft later nader uiteengezet dat hij een plastic bak had gevuld met afbijtmiddel en dat deze bak van het dak waarop deze bak was geplaats gestoten is, waarna de bak op een metalen hek viel, waarna het afbijtmiddel op de auto, en wel voornamelijk het dak van de auto, terecht is gekomen. Rialto heeft aan onderzoeksbureau Hettema en Disselkoen opdracht gegeven de schadeclaim te onderzoeken. Dit bureau heeft gerapporteerd op 22 december 2004 gerapporteerd aan Extenso B.V. Onder de kop Opmerkingen staat: Volgens mededeling van verzekerde betrof het een algemeen verkrijgbaar verfafbijtmiddel. Uit eigen wetenschap is bekend dat dergelijk afbijtmiddelen een dikke pasta-achtige en slecht vloeibare substantie betreft. Volgens verzekerde heeft men, nadat het verfafbijtmiddel op de auto is gekomen, niet getracht dit van de auto te verwijderen of weg te spoelen. Volgens de heer [XXX] heeft men dit wel getracht, doch weet hij niet meer op welke wijze. Wij menen uit de door ons van deze schade ontvangen foto’s te mogen opmaken dat de daarop getoonde schade is veroorzaakt door een bijtend, maar vloeibaarder product dan verfafbijtmiddel.”
Rialto heeft vervolgens de claim afgewezen. Rialto heeft de aansprakelijkheidsverzekering geroyeerd per 11 maart 2005. [gedaagde] en zijn verzekeringstussenpersoon hebben zich gewend tot de Ombudsman Verzekeringen van het Klachteninstituut Verzekeringen.
De Ombudsman Verzekeringen heeft Rialto gesuggereerd om een gedegen nader onderzoek te doen. Hij heeft Rialto laten weten dat de (aanvankelijk) door Extenso gemaakte rapportage zijns inziens zoveel onduidelijkheid liet dat daaruit niet kon worden opgemaakt dat de schade niet kon zijn ontstaan op de wijze zoals in de schadeaangifte omschreven.
Rialto heeft aan bureau Levisson en aan ing. J.J.A. Fitters (Ongevallen Analyse Nederland) opdracht gegeven tot nader onderzoek.
Levisson Schade Onderzoek & Advies BV heeft gerapporteerd op 4 augustus 2005, Fitters op 4 november 2005.
Levisson heeft geconcludeerd: “Op basis van het door ons ingesteld onderzoek bestaat ernstige twijfel over de daadwerkelijke toedracht van de schade. Niet alleen blijkt een belangrijk object (het metalen hek) duidelijk met enige regelmaat verplaatst of zelfs niet aanwezig ook de valplaats van de bak met afbijtmiddel geeft ten opzichte van de waargenomen schade/sporen op het dak, de nodige twijfel. (..) Als besproken zouden wij, ter bepaling van de mogelijke toedracht zoals door verzekerde beschreven, mede de expertise inroepen van Ongevallen Analyse Nederland. Hen werd, onder overhandiging van alle verzamelde informatie, verzocht proefondervindelijk uitslag te willen geven over het feit of het onder de gegeven omstandigheden mogelijk was, dat de schade aan het voertuig van tegenpartij werd toegebracht. Als met u besproken, werd daarbij de vraag voorgelegd dit zowel te bepalen op basis van een val van de bak met afbijtmiddel op het metalen hek, als op de lager gelegen plantenbak.(…) Voor meer gedetailleerde gegevens verwijzen wij u verder naar bijgevoegd verslag.” In het verslag staat onder meer: “Bij aanschouwing en beroering van het afbijtmiddel werd vastgesteld, dat het middel tamelijk vloeibaar was, te vergelijken met dun aangemaakte behangsellijm.(…)Aan de hand van de test menen wij te kunnen stellen, dat zoals door verzekerde aangegeven, de schade kan zijn ontstaan door een afbijtmiddel. (..) Voorts werd vastgesteld, dat het middel redelijk vloeibaar is en, mitsdien in grotere hoeveelheid aanwezig, weg kan lopen naar lager gelegen delen. Mede werd echter ook vastgesteld, dat de werking van het afbijtmiddel zeer snel afneemt door daar eenvoudig water overheen te gooien. De inwerktijd van het middel, zo werd ervaren, is darbij van een dusdanige periode, dat de schade in voorkomend geval zeker beperkt kon worden.”
Fitters heeft geconcludeerd op pagina 13 van zijn rapport: “Het is niet mogelijk dat er bij de opgegeven toedracht afbijtmiddel in het uit de schadefoto’s af te leiden patroon en hoeveelheid op de auto terecht komt. De aan onderhavige Mercedes vastgestelde schade moet derhalve op een andere dan de door de heer [gedaagde] opgegeven wijze zijn ontstaan.”
De Ombudsman Verzekeringen heeft [gedaagde] op 29 november 2005 geschreven: “De verzekeraar heeft naar aanleiding van uw klacht een nader gedegen onderzoek laten verrichten door te goeder naam en faam bekend staande onderzoeksbureaus.” Hij heeft zijn dossier gesloten.
S.C Levisson heeft op 4 augustus 2005 wegens 18 uur onderzoekskosten en andere posten een bedrag van € 1.986,11 in rekening gebracht aan Rialto. Extenso Schademanagement & Taxatie B.V. heeft Rialto een bedrag van € 81,52 en een bedrag van € 809,20 in rekening gebracht in verband met expertisekosten en schadevaststelling. Fitters heeft bij factuur van 4 november 2005 Rialto een bedrag van € 2.369,85 in rekening gebracht.
Rialto heeft [gedaagde] op 15 februari 2006 meegedeeld dat de stukken met betrekking tot de claim valselijk waren opgemaakt, en dat de ten onrechte door Rialto gemaakte kantoorkosten ad € 787,00 werden gevorderd omdat [gedaagde] het apparaat van Rialto onnodig in werking heeft gezet en daarmee ten opzichte van Rialto een onrechtmatige daad heeft gepleegd.
Ook heeft Rialto een bedrag van € 5.246,68 ter zake van onderzoekskosten gevorderd. [gedaagde] heeft niets betaald.
De vordering
Rialto vordert (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 5.000,--. Rialto stelt daartoe het volgende. Rialto heeft een schade-expert ingeschakeld om het schadegeval te onderzoeken. De schade-expert heeft geconcludeerd dat de schade niet veroorzaakt kan zijn op de wijze die [gedaagde] wil doen geloven. [gedaagde] heeft valselijk een claim ingediend en heeft zich dus onrechtmatig gedragen ten opzichte van Rialto. Het schaderapport was noodzakelijk om de fraude aan het licht te brengen. [gedaagde] is op grond van zijn onrechtmatige gedraging dan wel in alle redelijkheid en billijkheid gehouden de geleden schade, namelijk de onderzoekskosten ad € 5.246,68 en de kantoorkosten ad
€ 787,00 aan Rialto te vergoeden.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert daartoe het volgende aan.
De kosten voor het onderzoek moeten voor rekening van Rialto blijven. Het is onjuist en ongebruikelijk de kosten terug te vorderen van de verzekerde. [gedaagde] heeft niet opzettelijk schade veroorzaakt aan de auto van zijn nichtje. Rialto is vooringenomen ten opzichte van [gedaagde] bij de beoordeling van de schadeclaim.
[gedaagde] heeft niet onrechtmatig gehandeld ten opzichte van Rialto. Uit de rapportage kan ook niet worden afgeleid dat [gedaagde] de geclaimde schade opzettelijk en met het oogmerk Rialto te benadelen zou hebben toegebracht. Er is hooguit twijfel gezaaid over de vraag hoe de schade kan zijn ontstaan. Daarmee heeft Rialto niet aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] een valse claim heeft ingediend. Dat is ook geenszins aannemelijk, het nichtje van [gedaagde] heeft de auto niet meer kunnen gebruiken en moeten verkopen in beschadigde staat. Niemand had voordeel bij de schade.
De beoordeling van het geschil
1. Rialto heeft nadrukkelijk afstand gedaan van haar rechten voor zover een bedrag van € 5.000,-- te boven gaand. Zij kan dan ook worden ontvangen in haar vordering.
2. Rialto heeft aanvankelijk ook een [YYY] gedagvaard op basis van haar uitgangspunt dat dit het nichtje van [gedaagde], en dus de eigenaresse van de beschadigde auto was. Deze [YYY] is niet verschenen in de procedure. [gedaagde] heeft in zijn conclusie naar voren gebracht dat zijn nicht wel [YYY] heet maar niet op het door Rialto gebruikte adres woont. Rialto heeft vervolgens haar vordering jegens deze [YYY] ingetrokken tijdens de comparitie van partijen. De vordering wordt in zoverre niet meer besproken.
3. Tijdens de comparitie van partijen heeft [gedaagde] nader aangevoerd dat het indienen van een valse claim of het meedelen van een toedracht/handelwijze die niet juist is geen onrechtmatige daad kan opleveren. Dit absoluut geformuleerde standpunt is niet juist. Het is immers in strijd met de op een verzekerde partij rustende wettelijke verplichting en in strijd met wat in het maatschappelijk verkeer betamelijk is om zodanig onjuiste of onvolledige of niet kloppende verklaringen af te leggen of acties te ondernemen dat een verzekeringsmaatschappij redelijkerwijze genoodzaakt wordt onderzoek te verrichten en daarvoor kosten te maken. Dit verweer wordt daarom verworpen.
4. Indien in deze procedure zou komen vast te staan dat de schade niet kan zijn ontstaan op de door [gedaagde] gemelde wijze brengt dat op zich nog niet mee dat [gedaagde] zich onrechtmatig heeft gedragen. Voor onrechtmatigheid is in elk geval vereist dat [gedaagde] een verwijt treft van het opgeven van een andere dan de juiste gang van zaken. Van een onrechtmatige daad kan in dit geval slechts sprake zijn als zoals Rialto stelt [gedaagde] valselijk, dat wil in dit geval zeggen bewust een andere toedracht heeft geschetst dan de ware toedracht.
5. Naar het oordeel van de kantonrechter is voorshands, behoudens tegenbewijs van de kant van [gedaagde], op grond van het door Rialto gestelde en de in deze procedure gebleken feiten voldoende aannemelijk dat de toedracht van het voorval op 24 oktober 2004 een andere is dan de door [gedaagde] vertelde toedracht. Dit oordeel is gebaseerd op het volgende.
A. Allereerst is van belang dat [gedaagde] heeft verklaard dat het afbijtmiddel vloeibaar moet zijn geworden doordat het een tijd in een plastic bak heeft gestaan. Hettema en Disselkoen verklaart echter dat afbijtmiddel een slecht vloeibare substantie is. [gedaagde] heeft niet onderbouwd dat het afbijtmiddel vloeibaar wordt na enige tijd. Rialto ontkent dit. Het is ook geen feit van algemene bekendheid.
B. Voorts is van belang dat volgens [gedaagde] het afbijtmiddel in een plastic afwasbak zat, terwijl de heer [XXX] (de vader van de eigenaresse van de beschadigde auto) tegenover Hettema en Disselkoen heeft gesproken over een (zwarte) emmer.
C. Tenslotte hebben volgens [XXX] de aanwezigen geprobeerd met doeken of het spoelen met water geprobeerd het verfafbijtmiddel van de auto te verwijderen. Hij weet niet meer hoe zij dat gedaan hebben omdat er door het gebeuren nogal wat paniek was ontstaan. [gedaagde] daarentegen heeft tegenover het bureau verklaard dat niet getracht is het verfafbijtmiddel te verwijderen of weg te spoelen. Tijdens de comparitie van partijen heeft [gedaagde] in afwijking van zijn eerdere verklaring verklaard dat geprobeerd is met water de auto schoon te maken, ook met een doek, en dat men dat beter niet had kunnen doen, want dat het afbijtmiddel door het water is verspreid. Zijn verklaring voor de verschillen tussen de door hem afgelegde verklaringen is niet overtuigend.
D. Bovendien heeft Rialto onbetwist aangevoerd dat als men met water had schoongemaakt de schade niet zo groot was geweest.
E. [gedaagde] heeft geen overtuigende verklaring gegeven voor het feit dat hij een beschrijving heeft gegeven van de oorzaak van de schade die feitelijk niet juist kan zijn.
6. [gedaagde] heeft nadrukkelijk aangegeven tijdens de comparitie van partijen dat hij onder protest van gehoudenheid wilde worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Hij wilde bewijzen dat het is gegaan zoals hij heeft verklaard. [gedaagde] heeft in de brief van 31 januari 2008 laten weten dat werd afgezien van het horen van getuigen.
7. Het gevolg van het afzien van bewijslevering door [gedaagde] is dat hij niet heeft bewezen dat de door hem vertelde toedracht de juiste is. In deze procedure is daarmee komen vast te staan dat [gedaagde] een andere dan de juiste toedracht heeft opgegeven aan Rialto.
8. Van schadeplichtigheid kan alleen sprake zijn als [gedaagde] kan worden toegerekend dat de door hem vertelde toedracht niet de juiste is. [gedaagde] heeft geen feiten gesteld op grond waarvan het opgeven van een andere dan de juiste toedracht hem niet zou kunnen of mogen worden toegerekend. In de procedure zijn ook geen feiten gebleken die hem zouden kunnen disculperen.
9. De kantonrechter komt op grond van het vorenstaande tot het oordeel dat [gedaagde] zich onrechtmatig heeft gedragen jegens Rialto en dat dit hem kan worden toegerekend. Hij is daarom aansprakelijk voor de door Rialto geleden schade. De vordering van Rialto wordt als overigens onweersproken toegewezen tot het gevorderde bedrag.
10. Hetgeen [gedaagde] overigens heeft aangevoerd kan niet leiden tot afwijzing van de vordering en kan daarom buiten bespreking blijven.
11. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Rialto te betalen € 5.000,00 (zegge vijfduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 augustus 2007 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Rialto tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
exploten € 84,31
vastrecht € 199,--
salaris gemachtigde € 400,--
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Harts en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.