ECLI:NL:RBHAA:2008:BC5140
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.G. Kok
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vervangende toestemming voor wijziging verblijfplaats van voogdijpupil
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 februari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, hierna te noemen [naam minderjarige]. Het verzoek werd ingediend door Stichting Bureau Jeugdzorg (hierna: [BJZ]). De rechtbank heeft vastgesteld dat de geldigheidsduur van de beschikking op grond van artikel 1:336a lid 3 BW maximaal zes maanden bedraagt. De vraag was of [BJZ] na deze termijn nog de mogelijkheid had om [naam minderjarige] buiten het gezin van de pleegmoeder te plaatsen. De pleegmoeder, die ook de grootmoeder van [naam minderjarige] is, hechtte veel waarde aan een intentieverklaring van [BJZ] over deze kwestie. Tijdens een telefonisch contact na de zitting heeft [BJZ] verklaard geen intentie te hebben om [naam minderjarige] na de termijn van zes maanden in een neutrale setting te plaatsen. De rechtbank oordeelde dat deze toezegging voldoende waarborg biedt voor de continuering van de plaatsing van [naam minderjarige] bij de pleegmoeder.
De rechtbank heeft het verzoek van [BJZ] tot het verkrijgen van vervangende toestemming ex artikel 1:336a lid 2 BW afgewezen. Tevens werd bepaald dat de voogdij over [naam minderjarige] namens [BJZ] zal worden uitgevoerd door de Stichting Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, te Alkmaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen het belang van [naam minderjarige] vooropgesteld en geconcludeerd dat het niet in haar belang zou zijn om haar uit de vertrouwde omgeving van de pleegmoeder te halen. De Raad voor de Kinderbescherming had in zijn rapportage aangegeven dat de pleegmoeder en [naam minderjarige] een sterke band hebben en dat er geen onveilige thuissituatie is. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de continuïteit van de zorg en de relatie met de pleegmoeder centraal stonden.