ECLI:NL:RBHAA:2008:BC5428

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128975-06-3430
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzetting van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogdij-instelling voor een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 15 januari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontzetting van de moeder van het gezag over haar vierjarige dochter, hierna te noemen [naam minderjarige]. Verzoekster, die de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed na relationele problemen tussen de ouders, heeft verzocht om de moeder te ontzetten van het gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gedurende meer dan elf maanden geen contact is geweest tussen [naam minderjarige] en haar moeder, en dat verzoekster de stabiele factor in het leven van de minderjarige is. Het Raadsrapport bevestigt dat [naam minderjarige] zich goed ontwikkelt in de huidige gezinssituatie, die wordt gekenmerkt door stabiliteit en affectie.

De moeder heeft ter zitting verklaard dat haar situatie inmiddels stabiel is en dat zij voor [naam minderjarige] wil zorgen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het niet in het belang van [naam minderjarige] is om haar terug te geven aan de moeder, gezien de risico's van verwaarlozing en de noodzaak voor continuïteit in de opvoeding. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en de moeder ontzet van het gezag, waarbij Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is benoemd tot voogdes. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat het contact tussen [naam minderjarige] en haar moeder voorzichtig en volgens duidelijke afspraken wordt opgebouwd, met begeleiding van Bureau Jeugdzorg.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Familie- en Jeugdrecht
ontzetting van het ouderlijk gezag / benoeming voogdes
zaak-/rekestnr.: 128975/2006-3430
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 15 januari 2008
in de zaak van:
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats], gemeente [naam],
hierna mede te noemen: verzoekster,
procureur mr. J.C.I. Veerman,
--tegen--
[naam verweerster],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
hierna mede te noemen: de moeder,
procureur mr. Th.F. Roest,
advocaat mr. H.P. Vos, kantoorhoudende te Amsterdam
en
[naam verweerder],
thans gedetineerd in de P.I. [naam] te [plaats],
hierna mede te noemen: de vader,
procureur mr. J.V.C. Constandse,
advocaat mr. E. Vels, kantoorhoudende te Leusden.
1. Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 28 februari 2007 en de daarin vermelde stukken;
- de dagbepalingsbeschikkingen van 8 mei en 8 augustus 2007;
- het op 1 oktober 2007 ter griffie ontvangen rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen de Raad);
- de op 17 december 2007 ontvangen brief van mr. H.P. Vos;
- de op 20 december 2007 ontvangen brief van mr. E. Vels;
- de op 20 december 2007 ontvangen brief van mr. J.C.I. Veerman,
en het verhandelde ter zitting op 21 december 2007 in aanwezigheid van mr. Veerman,
de moeder, bijgestaan door haar raadsman, de vader, bijgestaan door zijn raadsvrouwe, en mevrouw [naam] van de Raad.
2 De verdere beoordeling
2.1 Bij beschikking van 28 februari 2007 heeft de rechtbank de Raad verzocht een onderzoek in te stellen en advies te geven omtrent de vraag of het in het belang van [naam minderjarige] noodzakelijk is de moeder te ontzetten van het gezag over haar, en verzoekster te belasten met de voogdij.
2.2 Op 1 oktober 2007 heeft de Raad geadviseerd dat een ontzetting van moeder van het gezag over [naam minderjarige] het belang van [naam minderjarige] dient. Toewijzing van het verzoek om moeder van het gezag te ontzetten, is volgens de Raad geïndiceerd.
Anders dan verzoekster is de Raad van mening dat Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, team Opperdan (hierna te noemen BJAA), als neutrale partij belast dient te worden met de voogdij.
3. Het verzoek
Namens verzoekster is aangevoerd dat zij zich aansluit bij het advies van de Raad, ook voor wat betreft de benoeming van BJAA als voogdij-instelling.
Voorts dat verzoekster wil dat er een goede relatie is tussen [naam minderjarige] en haar ouders.
4. Het verweer
4.1 De moeder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd. De bij het verzoekschrift als bijlage 3 gevoegde verklaring is haar niet bekend. Zij heeft nooit ingestemd met het toekennen van de voogdij aan verzoekster. Het Raadsrapport is gebaseerd op verouderde informatie. Inmiddels woont en werkt de moeder in [woonplaats] en is haar situatie stabiel, wat kan worden bevestigd door Bureau Spirit. Zij heeft nooit drugs gebruikt of zich opgehouden in het criminele circuit. De Raad heeft niet gekeken naar haar huidige situatie en is nooit op (huis)bezoek geweest. Verder staat niet in het rapport vermeld hoe de huidige bezoekregeling tussen de moeder en [naam minderjarige] verloopt.
Er zijn dus geen omstandigheden die moeten leiden tot haar ontzetting uit het ouderlijk gezag. Primair wordt verzocht het verzoek af te wijzen, subsidiair het verzoek aan te houden. Meer subsidiair wordt verzocht om op grond van artikel 1:272a ambtshalve het verzoek af te wijzen en een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing uit te spreken.
4.2 Namens de vader is aangevoerd dat er in het verleden veel problemen zijn geweest tussen hem en de moeder, maar dat zij haar best doet om haar leven weer ”op de rit” te krijgen. In beginsel moeten ouders iets te zeggen hebben over hun kind. De vader is het dan ook niet eens met het verzoek de moeder van het gezag te ontzetten.
Op dit moment is niet duidelijk hoe de situatie van de moeder is. Een onderzoek van de Raad zou hierin helderheid kunnen scheppen. Pas daarna zou echt gekeken kunnen worden of moeder uit het gezag ontzet zou moeten worden.
Hij sluit zich aan bij het subsidiare verzoek van de moeder om het verzoek aan te houden. Als de rechtbank besluit om het verzoek niet aan te houden, stemt hij in met het advies van de Raad. Hij benadrukt dat dan niet zijn moeder benoemd moet worden tot voogdes, maar BJAA.
5. Beoordeling
5.1 Gebleken is dat verzoekster de thans vierjarige [naam minderjarige] heeft verzorgd en opgevoed nadat [naam minderjarige] haar ouders relationele problemen kregen en zij niet meer met verzoekster en [naam minderjarige] samenwoonden.
Gebleken is voorts dat er geen contact tussen [naam minderjarige] en haar moeder heeft plaatsgevonden gedurende een aaneengesloten periode van meer dan elf maanden, en dat verzoekster thans de stabiele factor is in het leven van de minderjarige.
Het Raadsrapport vermeldt dat verzoekster dat reeds vanaf de geboorte van [naam minderjarige] lijkt te zijn geweest, dat [naam minderjarige] zich ondanks een onstuimige voorgeschiedenis leeftijdsadequaat lijkt te ontwikkelen en profiteert van de duidelijkheid, stabiliteit, structuur, stimulans en affectie die zij binnen haar huidige gezinssituatie ontvangt.
5.2 Vanuit [naam minderjarige] haar belang geredeneerd, is het weinig zinvol om een of meer van de procespartijen verwijten te maken over hoe de onder 5.1 beschreven huidige situatie is kunnen ontstaan.
Voor de verdere ontwikkeling van [naam minderjarige] geeft het Raadsrapport aan dat het belangrijk is dat haar huidige gezinssituatie wordt bestendigd en dat verzoekster beschikbaar is.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat haar situatie inmiddels stabiel is, dat zij in [woonplaats] samenwoont en werkt en dat zij zelf voor [naam minderjarige] wil gaan zorgen.
De rechtbank acht dat (gelet op het daarmee samenhangende verlies van verzoekster als stabiele factor, de verhuizing naar [woonplaats] en het moeten wennen aan een nieuwe opvoeder in de persoon van de huidige relatie van moeder) niet in het belang van déze minderjarige en vreest voor verwaarlozing van de belangen van het kind als de moeder haar terugeist of terugneemt van verzoekster.
Het verzoek kan daarom worden toegewezen.
De rechtbank ziet geen aanleiding het verzoek aan te houden.
Het meer subsidiaire verweer moet worden verworpen omdat de wet geen grondslag biedt ambtshalve een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te geven.
5.3. De rechtbank benadrukt wat in het Raadsrapport staat vermeld op pagina 9. Het is voor [naam minderjarige] belangrijk dat het contact tussen haar en de moeder voorzichtig en volgens duidelijke afspraken wordt opgebouwd, zodat het vertrouwen van [naam minderjarige] in moeder kan worden herwonnen en zodat er stabiliteit in het leven van [naam minderjarige] blijft. Begeleiding vanuit Bureau Jeugdzorg is hierbij geïndiceerd.
5.4 Op grond van het bovenoverwogene zal het verzoek worden toegewezen, waarbij BJAA met de voogdij zal worden belast.
6. Beslissing
De rechtbank
6.1 Ontzet [moeder], wonende te [woonplaats] van het gezag over de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
6.2 Benoemt tot voogdes over voornoemde minderjarige: Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, team Opperdan.
6.3 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.4 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 15 januari 2008, in tegenwoordigheid van
mr. P.J. van de Pol als griffier.