Ten aanzien van het besluit van 15 november 2006
2.6 In de op 17 mei 2005 tussen eiseres en verweerder gesloten overeenkomst staat, voor zover van toepassing:
[...]
6. Op grond van artikel 15:1:4, onder a, Velsense arbeidsvoorwaardenregeling verlenen burgemeester en wethouders aan werkneemster toestemming om gedurende en in verband met haar betrekking van medewerkster in algemene dienst werkzaamheden voor derden te verrichten en daarvoor vergoedingen aan te nemen. Bedoelde werkzaamheden mogen het verwerven van een nieuwe functie niet in de weg staan en/of vertragen.
[...]
8. Van de genoten inkomsten zal 90% in mindering worden gebracht op het salaris bij de gemeente Velsen.
[...]
2.7 De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of de werkzaamheden die eiseres verricht als raadslid voor de gemeente Amsterdam, vallen onder de noemer "werkzaamheden voor derden" als bedoeld in punt 6 van de tussen eiseres en verweerder gesloten overeenkomst. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Geoordeeld wordt dat genoemde overeenkomst tussen eiseres en verweerder op dit punt voldoende duidelijk is. Eiseres en verweerder zijn overeengekomen dat verweerder aan eiseres toestemming verleent om gedurende en in verband met haar betrekking van medewerkster in algemene dienst werkzaamheden voor derden te verrichten en daarvoor vergoedingen aan te nemen en dat van de genoten inkomsten 90% in mindering zal worden gebracht op het salaris bij de gemeente Velsen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien waarom de werkzaamheden van eiseres als raadslid niet vallen onder de noemer werkzaamheden voor derden. Voor de uitzondering die volgens eiseres gemaakt dient te worden omdat het gaat om werkzaamheden als gemeenteraadslid voor de gemeente Amsterdam, is blijkens de duidelijke tekst van de gesloten overeenkomst tussen verweerder en eiseres geen grond te vinden. Het beroep dat eiseres heeft gedaan op diverse ambtenaarrechtelijke bepalingen treft geen doel omdat naar het oordeel van de rechtbank aan de duidelijke tekst van artikel 6 van de overeenkomst voorrang moet worden gegeven, nu partijen juist hierin hun wederzijdse rechten en verplichtingen voor de hier aan de orde zijnde situatie hebben geregeld.
2.8 Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat verweerder de hoogte van de korting, onjuist heeft vastgesteld. In bezwaar heeft eiseres de hoogte van het te verrekenen bedrag gemotiveerd bestreden. Ter zitting heeft eiseres dit herhaald en voldoende gemotiveerd aangegeven dat een deel van haar inkomsten als raadslid van de gemeente Amsterdam bestaat uit een onkostenvergoeding, waarvoor zij ook reële onkosten kan aanwijzen. Verweerder heeft ter zitting betoogd dat in de overeenkomst staat vermeld dat (90% van) de inkomsten in mindering worden gebracht en dat, nu geen afzonderlijke bepaling is gewijd aan eventuele onkosten, die niet in aanmerking worden genomen. De rechtbank onderschrijft dit standpunt niet. Een redelijke uitleg van de regeling houdt in dat eiseres, indien zij reële onkosten heeft gemaakt, deze op het inkomen vanuit de gemeente Amsterdam in mindering dienen te worden gebracht, alvorens de aftrek op het ambtelijk inkomen plaats vindt. Met het mogen behouden van 10% van de tijdens het dienstverband met verweerder verworven inkomsten heeft verweerder immers (onder meer) aan eiseres een stimulans willen geven actief andere werkzaamheden en inkomsten te verkrijgen. Wanneer eventuele onkosten uit deze 10% bestreden zouden moeten worden zou ernstig afbreuk worden gedaan aan deze doelstelling. Verweerder heeft naar deze onkosten geen onderzoek gedaan, waardoor de rechtbank tot de conclusie komt dat het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze is voorbereid.
2.9 Het beroep zal gegrond worden verklaard voor zover het betreft de hoogte van de korting op het salaris van eiseres, wegens strijd met artikel 3:2 Awb.
2.10 Er bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. In dit geval ziet de rechtbank aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op voet van het bepaalde in het bovengenoemde Besluit vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep voor zover het betreft het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar niet-ontvankelijk;
3.2 verklaart het beroep voor het overige gegrond;
3.3 vernietigt het bestreden besluit van 15 november 2006 voor zover het betreft de hoogte van de korting;
3.4 bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen;
3.5 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 724,50 te betalen door de gemeente Velsen aan eiseres;
3.6 gelast dat de gemeente Velsen het door eiseres betaalde griffierecht van € 143,- aan haar vergoedt.