1. [verweerder], 53 jaar oud, is sinds 1 september 1976 bij KPN in dienst, laatstelijk in de functie van Field Engineer tegen een salaris van € 2.302,00 bruto per maand, exclusief emolumenten. [verweerder] verrichtte zijn werkzaamheden als Field Engineer op de Zakelijke Markt On Site Operations (hierna: ZM OSO).
2. In 2005 heeft KPN in verband met (onder andere) de technologische ontwikkelingen op de markt waarop zij opereert, met de vakbonden een Mobiliteit CAO (hierna: de cao) afgesloten.
3. In het kader van de cao heeft KPN, na overleg met en instemming van de Ondernemingsraad, voor een aantal functies, waaronder die van [verweerder], een toekomstig functieprofiel opgesteld. Ingevolge de Concernregeling Loopbaangesprek van 16 december 2005 kan het profiel elementen bevatten “op het gebied van kennis, vaardigheden, houding en gedrag (competenties)”.
4. In het functieprofiel voor de functie van Field Engineer van 12 oktober 2006 staat onder het kopje “Toekomstige ontwikkeling werkveld en afdeling” onder meer het volgende vermeld:
“Om te kunnen anticiperen op deze ontwikkelingen verschuift de rol van de engineer van uitvoerder die bekende telecommunicatie oplossingen bedrijfsklaar oplevert naar de rol van regisseur die in een multidisciplinaire setting en met een breed productenportfolio uiteenlopende technische ICT oplossingen kan leveren.”
5. Bij brief van 12 januari 2007 heeft de OR Zakelijke Markt van KPN met betrekking tot het toekomstige functieprofiel voor de functie van Field Engineer onder meer het volgende aan KPN medegedeeld:
“De Ondernemingsraad Zakelijke Markt is van mening dat het proces om te komen tot een toekomstig functieprofiel met de nodige zorgvuldigheid is doorlopen. De Ondernemingsraad Zakelijk Markt herkent de toekomstige ontwikkelingen binnen werkveld en afdeling ZM-CO-OSO en de daaraan gerelateerde toekomstige gedragskenmerken per competentie, vaardigheden en de vereiste kennis.”
6. Bij brief van 19 januari 2007 heeft de voorzitter van de Centrale Ondernemingsgraad van KPN onder meer het volgende aan KPN medegedeeld:
“In zijn vergadering van 15 januari jl. heeft de COR besloten dat hij, onder een aantal voorwaarden, zich kan vinden in de voorgestelde rol van de OR in het proces loopbaangesprek. De COR wenst daarbij dat de volgende randvoorwaarden/ opmerkingen in acht worden genomen:
Van een toekomstig functieprofiel is pas sprake als er een substantieel verschil is tussen de functie-eisen (vereiste kennis, vaardigheden en competenties) die eerst werden gesteld en de functie-eisen die in de toekomst worden gesteld;
Bij een toekomstig functieprofiel is de functie niet meer uitwisselbaar en krijgt de huidige functie, met ingang van de implementatiedatum, de status ‘vervallen’;
Indien de OR van mening is dat er onvoldoende sprake is van verschil in functie- eisen […] wordt t.a.v. deze nieuwe functie(s) het loopbaangesprek […] niet gehouden.”
7. Met de werknemers wier functie een toekomstig functieprofiel hebben gekregen zijn loopbaangesprekken gehouden. Naar aanleiding van de uitkomst van deze gesprekken heeft het Management Team uitspraak gedaan omtrent de geschiktheid van de betrokken medewerker voor de toekomstige functie, waarbij zij de volgende, in de Concernregeling loopbaangesprek genoemde, kwalificaties heeft gehanteerd:
“Behoud voor KPN, hetgeen inhoudt dat de medewerker ook in de toekomst naar verwachting zal voldoen aan de eisen van zijn functie […]
Ontwikkelen, hetgeen inhoudt dat de medewerker niet geheel voldoet aan het nieuwe profiel […] maar dit naar verwachting kan ontwikkelen.
Bewegen, hetgeen inhoudt dat de medewerker niet past binnen het nieuwe profiel.”
8. Artikel 5.1 van de cao luidt als volgt:
“De Mobiliteitsfase is van toepassing op de werknemer die in het kader van de Concernregeling Loopbaangesprek door werkgever de kwalificatie ‘bewegen’ heeft gekregen.”
9. Artikel 10 van de cao regelt de faciliteiten gedurende en het verloop van de mobiliteitsfase.