zaaknummer / rolnummer: 144222 / KG ZA 08-135
Vonnis in kort geding van 3 april 2008
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DREEF BEHEER B.V.
gevestigd te Velsen
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
procureur mr. R.A.M. Schram
[GEDAAGDE]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
procureur mr. Y.M. Emonds.
Partijen zullen hierna Dreef en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van deze procedure blijkt uit
- de dagvaarding
- de wijziging van eis in conventie
- de eis in reconventie
- de mondelinge behandeling op 28 maart 2008
- de pleitaantekeningen van Dreef
- de pleitaantekeningen van [gedaagde].
1.2. Tenslotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Dreef is eigenares van een perceel grond gelegen te [woonplaats] tussen de Lijsterbeslaan en de Binnenweg, (verder te noemen: het perceel van Dreef). Het perceel van Dreef is in gebruik als parkeerplaats voor de bezoekers van de Dekamarkt aan de Binnenweg, een supermarkt van Dreef. Deze parkeerplaats heeft een in- en uitrit naar de Binnenweg.
2.2. [gedaagde] is eigenares van de woning met tuin aan de [straatnaam] te [woonplaats] (verder te noemen: het perceel van [gedaagde]).
2.3. Het perceel van [gedaagde] is belast met erfdienstbaarheid van weg ten gunste van het perceel van Dreef, welke erfdienstbaarheid in de akte van levering van 31 januari 2006 van het perceel van [gedaagde] aan [gedaagde] als volgt is omschreven:
(…) ten behoeve en ten laste van het aan de komparant ter ene zijde (…) in eigendom verblijvende gedeelte van voormeld perceel (voorzieningenrechter: het perceel van Dreef) van het voormelde aan de komparant ter andere zijde (…) in eigendom toebehorend perceel (voorzieningenrechter: het perceel van [gedaagde]), over en weer de erfdienstbaarheid van weg om te komen van- en te gaan naar de Binnenweg en/of de Lijsterbeslaan, welk recht van weg op de minst bezwarende wijze dient te worden uitgeoefend over de kennelijk voor weg bestemde grond, welke over de gehele lengte een breedte heeft van tenminste vijf meter en welk recht van weg tevens inhoudt de bevoegdheid om voertuigen te doen of laten staan, doch slechts gedurende de tijd die nodig is voor- en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
2.4. [gedaagde] heeft in 2007 de hiervoor bedoelde weg (verder te noemen: de Weg) ter hoogte op de erfgrens van haar perceel en dat van Dreef afgesloten met een schutting, die is voorzien van een deur (hierna te noemen: het hekwerk).
2.5. Ter hoogte van het begin van de Weg aan de zijde van Dreef bevindt zich op het perceel van Dreef al langere tijd een slagboom, neergelaten en voorzien van een hangslot. Dreef is in het bezit van één van de sleutels van dat slot. Voetgangers, al dan niet voorzien van een winkelwagen, en fietsers kunnen om de neergelaten slagboom heen lopen, respectievelijk fietsen.
3. Het geschil in conventie
3.1. Dreef vordert, na zonder bezwaar van [gedaagde] haar eis te hebben gewijzigd, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om het door haar aangebrachte hekwerk ter plaatse van het recht van overpad te verwijderen en verwijderd te houden en voorts zich te onthouden van alle handelingen die ertoe leiden dat het recht van erfdienstbaarheid van weg van Dreef op enigerlei wijze wordt belemmerd, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.500,-- per dag dat het hekwerk niet is verwijderd en € 1.500,-- per dag dat het recht van erfdienstbaarheid op enigerlei wijze wordt belemmerd, en voorts om binnen vijf dagen na dit vonnis aan Dreef een bedrag te betalen van € 950,-- (ter zake van buitengerechtelijke kosten), met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde] vordert voorwaardelijk wijziging van de erfdienstbaarheid, in die zin dat het recht van weg op het perceel van [gedaagde] over de gehele lengte een breedte heeft van maximaal 1,50 meter. Tevens vordert [gedaagde] onvoorwaardelijk veroordeling van Dreef om binnen 14 dagen na dit vonnis zorg te dragen voor een deugdelijke afwatering van het perceel van Dreef, zodanig dat dit perceel niet afwatert op het perceel van [gedaagde], op straffe van een dwangsom van € 1.500,-- per dag of per dagdeel dat Dreef aan deze verplichting geen gehoor geeft.
4.2. Dreef voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Primair heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat Dreef geen spoedeisend belang bij haar vordering heeft. Dat dat spoedeisend belang ontbreekt, kan volgens [gedaagde] volgen uit het feit dat het hekwerk reeds in februari 2007 is geplaatst en Dreef eerst thans in rechte verwijdering van het hekwerk vordert.
5.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt het spoedeisend belang van Dreef reeds uit de aard van de vordering tot handhaving van haar recht van weg - bij welk recht zij, zoals hieronder nader zal worden overwogen, belang heeft - en is dat belang niet door tijdsverloop tenietgegaan. Ter zitting is voldoende komen vast te staan dat partijen sinds medio 2007 tot januari 2008, teneinde een oplossing in der minne voor hun onderhavig geschil te vinden, hebben onderhandeld over een andere invulling van het recht van weg, waarbij eveneens tijd is verstreken doordat Dreef daarbij ook een architect heeft moeten inschakelen. Deze reden voor het wachten met het instellen van haar vordering in kort geding doet Dreef niet haar spoedeisend belang bij die vordering verliezen (vergelijk ook Hoge Raad 29 juni 2001, NJ 2001,602).
5.3. Door het plaatsen van het hekwerk heeft [gedaagde] het voor klanten van de Dekamarkt onmogelijk gemaakt om - over de Weg - rechtstreeks van de Lijsterbeslaan naar de Dekamarkt te komen en te gaan. Door het hekwerk is het bovendien voor Dreef niet mogelijk haar perceel bij calamiteiten optimaal te ontsluiten en kan Dreef bij werkzaamheden aan de in- en uitrit naar de Binnenweg niet terugvallen op de doorgang via de Weg naar de Lijsterbeslaan. Het verweer van [gedaagde] dat de klanten met gering tijdsverlies via een andere weg de Dekamarkt kunnen bereiken, gaat voorbij aan deze belangen en aan het belang dat Dreef voorts heeft bij een optimale bereikbaarheid van haar supermarkt.
5.4. [gedaagde] heeft zich er voorts op beroepen dat de Weg als ontsluiting van het parkeerterrein in strijd is met het geldende bestemmingsplan, Dreef de Weg derhalve niet als zodanig mag gebruiken en daarmee geen belang heeft bij de Weg (en haar vordering). [gedaagde] ontleent dit verweer aan een door haar in het geding gebracht rondschrijven namens burgemeester en wethouders d.d. 29 september 2005, waarin onder meer staat dat het herstellen van de uitrit [via de Weg] als ontsluiting van het parkeerterrein in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Aangezien vooralsnog vanuit de gemeente [woonplaats] niet bestuursrechtelijk is opgetreden tegen het gebruik van de Weg zoals dat in ieder geval tot februari 2007 heeft plaatsgevonden (voetgangers en fietsers konden langs de afgesloten slagboom via de Weg naar het parkeerterrein komen en gaan en Dreef kon, indien gewenst door het openen van de slagboom ook met motorvoertuigen over de Weg gaan), kan de inhoud van deze brief voorshands niet tot de conclusie leiden dat Dreef haar rechten uit de erfdienstbaarheid niet zal kunnen uitoefenen zoals zij deed vóór de plaatsing van het hekwerk.
5.5. Op grond van bovenstaande is voldoende aannemelijk geworden dat Dreef een gerechtvaardigd belang heeft bij voortzetting van haar uit de erfdienstbaarheid voortvloeiende rechten. Nu [gedaagde] door het plaatsen van het hekwerk het voor Dreef onmogelijk heeft gemaakt deze rechten uit te oefenen, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat [gedaagde] in een eventuele bodemprocedure zal worden veroordeeld om het hekwerk te verwijderen. De gevraagde voorlopige voorziening tot verwijdering van het hekwerk is daarom toewijsbaar. [gedaagde] zal een termijn van 14 dagen worden gegund om het hekwerk te verwijderen. De gevorderde dwangsom wordt ambtshalve gematigd tot na te noemen bedrag.
5.6. Dreef heeft voorts gevorderd om [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen zich te onthouden van alle handelingen die ertoe leiden dat het recht van erfdienstbaarheid van Dreef op enigerlei wijze wordt belemmerd. Nu niet is gebleken van reële vrees dat dat [gedaagde] op enige andere wijze Dreef dan dat zij door middel van het hekwerk doet zal belemmeren in de uitoefening van haar rechten, wordt dit deel van de vordering van Dreef afgewezen.
5.7. De door Dreef gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ad € 950,-- is evenmin toewijsbaar. Dreef heeft - anders dan in de dagvaarding aangekondigd - dit door [gedaagde] bestreden onderdeel van haar vordering op geen enkele wijze (met bewijsstukken) onderbouwd.
5.8. [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, tot aan de uitspraak van dit vonnis begroot op € 71,80 en € 254,-- aan verschotten, en € 816,-- aan procureursalaris.
6. De beoordeling in reconventie
6.1. Naar de raadsvrouw van [gedaagde], daarnaar gevraagd, ter zitting heeft laten weten betreft het voorwaardelijk karakter van het eerste onderdeel van de vordering in reconventie dat die vordering alleen aan de orde behoeft te komen indien de eerste vordering in conventie van Dreef zal worden toegewezen. Nu dit, zoals hiervoor overwogen, het geval is, dient dit eerste onderdeel van de vordering in reconventie te worden beoordeeld.
6.2. Gezien de in conventie gebleken belangen van Dreef bij handhaving van de erfdienstbaarheid moet worden verwacht dat de vordering van [gedaagde] tot beperking van de erfdienstbaarheid zoals die thans door haar wordt gevorderd, indien in een bodemprocedure ingesteld, zal worden afgewezen. De onderhavige voorlopige voorziening zal dan ook worden geweigerd.
6.3. Dreef heeft de vordering van [gedaagde] tot het zorgen voor een deugdelijke afwatering gemotiveerd betwist. Tegenover deze betwisting heeft [gedaagde] dit deel van haar vordering niet nader onderbouwd. Daardoor zijn de door [gedaagde] aan haar vordering ten grondslag gelegde stellingen onvoldoende komen vast te staan, zodat dit onderdeel van haar vordering eveneens dient te worden afgewezen.
6.4. [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie, aan de zijde van Dreef tot aan de uitspraak van dit vonnis begroot op € 527,-- aan procureursalaris.
7.1 veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na dit vonnis het door haar aangebrachte hekwerk ter plaatse van het recht van weg te verwijderen en verwijderd te houden,
7.2 bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 7.1 bepaalde, aan Dreef een dwangsom verbeurt van € 250,--, tot een maximum van € 50.000,--,
7.3 veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, welke tot aan de uitspraak van dit vonnis worden begroot op € 1.141,80,
7.4 verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.5 weigert de gevraagde voorzieningen voor het overige,
7.6 weigert de gevraagde voorzieningen,
7.7 veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, welke tot aan de uitspraak van dit vonnis worden begroot op € 527,--,
7.8 verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2008.?