1. Procesverloop
1.1 Op de openbare zitting van 17 maart 2008 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. E.B. de Vries-van den Heuvel, hierna te noemen: de politierechter, in de bij deze rechtbank, sector Straf, aanhangige zaak met parketnummer 15/710438-07, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De rechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3 De officier van justitie in de hoofdzaak heeft schriftelijk gereageerd.
1.4 Verzoeker, de politierechter en de officier van justitie zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 17 maart 2008. Verzoeker is in persoon verschenen. De raadsman van verdachte mr. S.V. Jansen, advocaat te ’s - Gravenhage is niet verschenen. De politierechter en de officier van justitie hebben van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1 Verzoeker heeft aangevoerd dat de politierechter door zijn inhoudelijk oordeel bij het afwijzen van het verzoek tot het horen van getuigen de schijn van partijdigheid over zich heeft.
Hij stelt te vrezen dat de politierechter zijn zaak niet onafhankelijk kan beoordelen door de wijze waarop hij het verzoek heeft afgewezen. Door te zeggen dat de verklaringen van de genoemde getuigen haaks staan op de verklaringen van verzoeker is de politierechter inhoudelijk op de zaak ingegaan. Het door de politierechter aangelegde criterium dat het niet noodzakelijk is de getuigen te horen schendt het verdedigingsbelang. In de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen ziet verzoeker aanleiding voor wraking van de politierechter.
3. Beoordeling
3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2 Ingevolge artikel 367 gelezen in verband met artikel 263 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is de verdachte bevoegd getuigen ter terechtzitting te doen oproepen.
Ingevolge artikel 288, eerste lid, onder c, Sv kan de politierechter van de oproeping van getuigen bij met redenen omklede beslissing afzien, indien hij van oordeel is dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat daardoor de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad.
3.3 De politierechter heeft op verzoek van de verdachte op de terechtzitting van 17 maart 2008 een beslissing genomen omtrent het horen van 4 getuigen waaronder de ex-partner van verdachte. In het proces-verbaal van die zitting is hieromtrent het volgende opgenomen:
“De politierechter wijst het verzoek tot het horen van de getuigen en de ex-partner van verdachte af. Met de rechter-commissaris ben ik van mening dat de afgelegde verklaringen in grote lijnen met elkaar overeen komen. Ze bevestigen elkaar en vullen elkaar aan. Het feit dat uw cliënt anders verklaart doet aan het feit dat de verklaringen op hoofdlijnen overeenkomen niet af. Er is geen sprake van schending van het verdedigingsbelang met het niet horen van de getuigen”.
3.4 Ten overstaan van de wrakingskamer heeft verzoeker bevestigd dat de politierechter het geciteerde heeft gezegd.
3.5 Gelet op het vorenstaande heeft de politierechter gemotiveerd het verzoek om getuigen te horen afgewezen. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting bij de politierechter leidt de wrakingskamer niet af dat de politierechter reeds een (voorbarig) standpunt heeft ingenomen omtrent de waardering van de afgelegde verklaringen van de getuigen in het licht van de schuldvraag in de onderhavige strafzaak. Als motivering voor de aan haar gevraagde beslissing op het verzoek tot het nader horen van getuigen heeft de politierechter immers (naar de kern samengevat) alleen laten weten dat de verklaringen van die getuigen zo overeenstemmen dat een nader horen van de getuigen overbodig is. Een (politie)rechter moet een tussentijds aan hem gevraagde beslissing kunnen motiveren. Met het geven daarvan blijkt onvermijdelijk van een standpunt van de rechter, maar dat impliceert niet zonder meer - en dat ook in het onderhavige geval niet - dat de rechter vooringenomenheid koestert, noch dat een vrees voor partijdigheid voor wat betreft de verder nog door de rechter te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is.
3.6 Het voorgaande voert tot de slotsom dat niet is gebleken dat de feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, grond opleveren voor het oordeel dat het fungeren van de politierechter in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen leiden.
3.7 De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking.
3.8 De rechtbank zal het verzoek afwijzen.
4. Beslissing
De rechtbank: