ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9140

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
134649 - HA ZA 07-536
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zaaksvervanging en gemeenschappelijk eigendom van echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Haarlem, stond de vraag centraal of een appartement dat door de echtgenoot tijdens het huwelijk was verworven, als echtelijke woning moest worden aangemerkt. De eiser, die het appartement 11-13 had gekocht, vorderde dat de gedaagde, zijn ex-echtgenoot, het appartement zou verlaten. De rechtbank oordeelde dat het appartement, gelet op de huwelijkse voorwaarden, gemeenschappelijk eigendom was. De partijen waren op huwelijkse voorwaarden gehuwd en het huwelijk was ontbonden door echtscheiding. De rechtbank stelde vast dat de huwelijkse voorwaarden bepaalden dat de echtgenoten in gemeenschap van goederen waren voor het appartementsrecht, wat betekende dat het appartement als gemeenschappelijk eigendom moest worden beschouwd. De eiser had aangevoerd dat de gedaagde zonder recht of titel in het appartement verbleef, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank concludeerde dat het appartement 11-13 als echtelijke woning moest worden aangemerkt, en dat de gedaagde recht had om daar te blijven wonen. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op dat moment op EUR 1.155,00 waren begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 13 februari 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 134649 / HA ZA 07-536
Vonnis van 13 februari 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te Haarlem,
eiser,
procureur mr. B.G. Baljet,
advocaat mr. E.R. Butin Bik te Dordrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te Zandvoort,
gedaagde,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. M.A. van Osch te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 juni 2007 en de daarin genoemde stukken
- het proces-verbaal van comparitie van 4 oktober 2007 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] en [gedaagde] zijn op 19 december 1997 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 24 januari 2004 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 29 april 2003 in de registers van de Burgerlijke Stand.
2.2. In de huwelijkse voorwaarden is onder meer de volgende bepaling opgenomen: “De echtgenoten zijn gehuwd in huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap van het appartementsrecht, plaatselijk bekend als [a-plein 9, appartement 11 te Z](…), doch overigens buiten elke vermogensrechtelijke gemeenschap van goederen. Derhalve zal ieder der echtgenoten behouden hetgeen door hem of haar aan baten en schulden ten huwelijk wordt aangebracht en tijdens het huwelijk door hem of haar wordt verkregen respectievelijk aangegaan op welke wijze ook, zulks met uitzondering van het hiervoor gemelde appartementsrecht, hetwelk aan partijen in huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap toebehoort. Hetgeen op grond van de regels omtrent zaaksvervanging in de plaats komt van voormeld appartementsrecht zal aan de echtgenoten in vrije gemeenschap toebehoren.”
2.3. Het appartement [a-plein 9, appartement 11 te Z] (hierna te noemen: appartement 9-11) betrof de echtelijke woning. De straatnaam is later gewijzigd in [b-straat].
2.4. Op 10 oktober 2000 heeft [eiser] het appartementsrecht, plaatselijk bekend als [b-straat 11, appartement 13 te Z] (hierna te noemen: appartement 11-13), gekocht. De hypotheekakte vermeldt onder meer “de heer [EISER] (…) voornemens te gaan wonen te [Z, b-straat 11] flat 13”.
2.5. [eiser] en [gedaagde] waren op het moment dat zij uit elkaar gingen woonachtig in appartement 11-13.
2.6. Bij beschikking van 29 april 2003 is bepaald dat [gedaagde] jegens [eiser] bevoegd was om het gebruik van appartement 11-13 gedurende een half jaar na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking voort te zetten. [gedaagde] verblijft thans nog steeds in appartement 11-13.
2.7. Appartement 9-11 is inmiddels verkocht.
3. De vordering
3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om het appartement aan de [b-straat 11, appartement 13 te Z] met al degenen die zich daarin bevinden respectievelijk bevindt, binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, althans binnen een zodanig andere termijn als bij dit vonnis in goede justitie te bepalen is, volledig en behoorlijk te verlaten en met afgifte der sleutels in behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en vervolgens verlaten te houden, zulks met machtiging aan [eiser] bij gebreke van volledige voldoening hieraan, deze verlating en dit vervolgens verlaten houden zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van [gedaagde] en met achterlating van alle zaken voor zover die eigendom zijn van [eiser], met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het appartement 11-13 zijn eigendom is en dat [gedaagde] daar zonder recht of titel verblijft.
4. Het verweer
4.1. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van dit geschil worden ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. [gedaagde] betwist dat het appartement 11-13 eigendom is van [eiser]. Zij stelt dat dit appartement door zaaksvervanging in de plaats is gekomen van het appartement 9-11 en daarmee gemeenschappelijk eigendom is.
5.2. De rechtbank stelt allereerst vast dat ter comparitie is gebleken dat partijen, met de hierboven onder 2.2 weergegeven bepaling in de huwelijkse voorwaarden, de bedoeling hebben gehad om de echtelijke woning gemeenschappelijk eigendom te laten zijn.
5.3. Voor zover [eiser] stelt dat appartement 9-11 altijd de echtelijke woning is gebleven, overtuigt dit de rechtbank niet. Allereerst heeft [eiser] in de dagvaarding onder 2. zelf aangegeven dat het voortgezet gebruik van de echtelijke woning voor de duur van 6 maanden aan [gedaagde] is toegekend en aldus appartement 11-13 als echtelijke woning betiteld. Vast staat bovendien dat partijen gezamenlijk in appartement 11-13 woonden op het moment van uiteengaan, waarna [eiser] deze woning heeft verlaten. Weliswaar heeft [eiser] gesteld dat partijen slechts in appartement 11-13 woonden in verband met de verbouwing van appartement 9-11, maar dit wordt door [gedaagde] gemotiveerd betwist terwijl tevens in de hypotheekakte staat vermeld dat [eiser] bij de aankoop van appartement 11-13 voornemens was aldaar te gaan wonen. Bovendien heeft [eiser] ter comparitie bevestigd dat hij inderdaad in appartement 11-13 wilde gaan wonen. Tenslotte is het appartement 9-11 verkocht en woont [gedaagde] al geruime tijd in appartement 11-13.
5.4. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat (ook) appartement 11-13 als echtelijke woning moet worden aangemerkt. Dit heeft tot gevolg dat deze woning, gelet op de huwelijkse voorwaarden, gemeenschappelijk eigendom is. Van een situatie dat [gedaagde] zonder recht of titel in deze woning verblijft is derhalve geen sprake. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
5.5. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht 251,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.155,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.155,00,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Coyajee-Kappers, mr. C.A.M. van de Rest-van der Heijden en mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008.?