ECLI:NL:RBHAA:2008:BC9836

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/996538-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • A.C. Monster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwfraude en conservatoir derdenbeslag in strafrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 10 april 2008, zijn drie klaagschriften ingediend door mr. J.T.C. Leliveld, gemachtigde van de klagers, tegen het conservatoir derdenbeslag dat door het openbaar ministerie was gelegd op verschillende bankrekeningen van de klagers. De klaagschriften zijn ingediend op 19 december 2007 en behandeld op openbare zittingen op 17 januari en 13 maart 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag rechtmatig is gelegd op basis van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering, en dat er een verdenking bestaat van misdrijven waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd.

De rechtbank overweegt dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen de opheffing van het beslag, omdat niet onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later een geldboete of ontnemingsmaatregel zal opleggen. De officier van justitie heeft aangegeven dat het wederrechtelijk verkregen voordeel door de klagers wordt geschat op bijna € 11.300.000, wat voldoende onderbouwd is. De rechtbank oordeelt dat de gelegde beslagen niet disproportioneel zijn en dat de aangeboden bankgarantie van € 3.300.000,- niet kan worden geaccepteerd, omdat deze veel lager is dan de te verwachten ontnemingsvorderingen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank de klaagschriften ongegrond, waarmee het beslag op de bankrekeningen van de klagers in stand blijft. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter A.C. Monster, in aanwezigheid van griffier M.C.C. Kaal.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 08/01, 08/02 en 08/03
Parketnummer: 15/996538-06, 15/996510-07 en 15/996511-07
Uitspraakdatum: 10 april 2008
beschikking (art. 552a Sv.)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 19 december 2007 zijn op de griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen drie klaagschriften, gedateerd 19 december 2007 van mr. J.T.C. Leliveld, gemachtigde van
1. [klager], klager,
geboren op [geboortedatum] 1937 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
2. [A B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [B B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats],
allen domicilie kiezende ten kantore van mr. J.T.C. Leliveld, advocaat.
Op 17 januari 2008 en 13 maart 2008 zijn de klaagschriften op een openbare zitting in raadkamer behandeld.
Voor klagers is verschenen mr. J.T.C. Leliveld, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. C.J. Zweers.
Van het verhandelde ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
2. Beslag ex artikel 94a Wetboek van Strafvordering
Op 13 november 2007 heeft het openbaar ministerie conservatoir derdenbeslag ex artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering ten laste van klagers gelegd op de navolgende bankrekeningen:
[klager]
onder [bank A]
rekeningnummer [rekeningnummer] € 7.333,28
rekeningnummer [rekeningnummer] € 113,70 (rood)
rekeningnummer [rekeningnummer] € 392,56
onder [bank B]
rekeningnummer [rekeningnummer] € 77,75
rekeningnummer [rekeningnummer] € 4.263,82
rekeningnummer [rekeningnummer] € 15.008,11
Totaal ten laste van [klager]: € 27.075,52
[A B.V.]
onder [bank A]
rekeningnummer [rekeningnummer] € 3.786,55
rekeningnummer [rekeningnummer] € 151,60
rekeningnummer [rekeningnummer]
rekeningnummer [rekeningnummer] € 168.654,79
onder [bank B]
rekeningnummer [rekeningnummer] € 1.614,06
rekeningnummer [rekeningnummer] € 1.009,65
rekeningnummer [rekeningnummer]
rekeningnummer [rekeningnummer] € 2.694.044,-
Totaal ten laste van [A B.V.]: € 2.869.261,09
[B B.V.]
onder [bank A]
rekeningnummer [rekeningnummer] € 7,56
rekeningnummer [rekeningnummer] € 41,12 (rood)
rekeningnummer [rekeningnummer] € 84,55
onder [bank B]
rekeningnummer [rekeningnummer] € 4.783,38 (rood)
rekeningnummer [rekeningnummer] € 3.760,01
Totaal ten laste van [B B.V.]: € 8.635,50.
Voort is ten laste van [B B.V.] beslag gelegd op rekeningen bij [bank C] in de Verenigde Staten. De hoogte van dit beslag is niet bekend.
In raadkamer van 17 januari 2008 heeft mr. Leliveld de klaagschriften aangevuld, in die zin dat thans wordt verzocht:
- primair de beslagen ten laste van [klager] en [B B.V.] op te heffen en de beslagen ten laste van [A B.V.] op te heffen voor zover deze een bedrag van € 2.500.000,- te boven gaan;
- subsidiair de beslagen gezamenlijk op te heffen voor zover deze een bedrag van
€ 2.500.000,- te boven gaan;
- meer subsidiair de officier van justitie te gelasten de beslagen op te heffen zodra [A B.V.] en/of klagers gezamenlijk zorgdragen voor een nader door de rechtbank te bepalen bankgarantie.
3 Standpunten van partijen
3.1 Vast is komen te staan, dat bedoeld conservatoir beslag op 13 november 2007 is gelegd en dat het beslag nog voortduurt.
3.2 De raadsman heeft betoogd dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat het beslag stand zal houden, omdat
- de in de processen-verbaal beslaglegging genoemde bedragen niet kunnen worden afgeleid uit het aanvangsproces-verbaal, dan wel zijn onjuist en de verdediging geen inzicht heeft andere stukken;
- de beslagen niet gerechtvaardigd zijn, omdat zij zijn gelegd zonder dat gebleken is van een verdenking van strafbare feiten;
- de omvang van de schatting van het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende aannemelijk is;
- de beslagen disproportioneel zijn.
3.3 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de klaagschriften ongegrond moeten worden verklaard, omdat:
- sprake is van een door de rechter-commissaris getoetste verdenking van een misdrijf waarop een geldboete van de vijfde categorie is gesteld;
- niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, een boete of een ontnemingsmaatregel zal opleggen;
- het gelegde beslag proportioneel is, omdat het wederrechtelijk verkregen voordeel thans wordt geschat op € 11.281.760,-. Naar het oordeel van de rechter-commissaris is dit bedrag voldoende onderbouwd.
4. Oordeel van de rechtbank
4.1 Bij de beoordeling van het klaagschrift dient allereerst te worden getoetst of het beslag rechtmatig is. In een geval als het onderhavige waarin het beslag op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering is gelegd, dient voorts te worden beoordeeld of sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd.
4.2 Op vordering van de officier van justitie heeft de rechter-commissaris machtiging verleend voor het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek met betrekking tot klagers. Gelet op het feit dat een strafrechtelijk financieel onderzoek slechts kan worden ingesteld in geval van verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, brengt het verlenen van de machtiging voor dat onderzoek door de rechter-commissaris naar het oordeel van rechtbank mee dat ten tijde van de beslaglegging sprake was van een redelijk vermoeden van schuld van verdachten aan een of meer misdrijven, te weten misdrijven genoemd in de artikelen 326, 420 bis en 140 van het Wetboek van Strafrecht, waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Het beslag is derhalve rechtmatig gelegd.
4.3 Nu het beslag rechtmatig is, dient vervolgens te worden beoordeeld of het belang van strafvordering zich tegen opheffing van het beslag verzet. Daarvan is sprake indien zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, een geldboete of een ontnemingsmaatregel zal opleggen.
4.4 De rechtbank overweegt met betrekking tot het belang van strafvordering het volgde. Op 28 januari 2008 heeft de officier van justitie de rechter-commissaris op grond van artikel 126 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering geïnformeerd over de voortgang van het strafrechtelijk financieel onderzoek met betrekking tot klagers. Naar aanleiding van die toelichting heeft de rechter-commissaris de rechtbank bericht dat het wederrechtelijk verkregen voordeel door de klagers gezamenlijk wordt geschat op een bedrag van bijna
€ 11.300.000 en dat dit bedrag voldoende door de officier van justitie is onderbouwd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, een geldboete of een ontnemingsmaatregel zal opleggen. Het belang van strafvordering verzet zich derhalve tegen de opheffing van het beslag en de teruggave daarvan aan klagers.
4.5 Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechterbank voorts van oordeel dat de gelegde beslagen niet disproportioneel zijn, nu de thans gelegde beslagen het bedrag van de geschatte vorderingen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel op klagers van bijna € 11.300.000,- niet te boven gaan.
5. Zekerheidstelling ex artikel 118a Wetboek van Strafvordering
5.1 Op grond van artikel 118a van het Wetboek van Strafvordering kan het openbaar
ministerie een voorwerp dat op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering in beslag is genomen op verzoek van de beslagene onder zekerheidstelling teruggeven.
5.2 De raadsman heeft namens klagers een bankgarantie voor een bedrag van € 3.300.000,- aanboden en heeft de officier van justitie verzocht de gelegde beslagen onder deze zekerheidstelling op te heffen. De officier van justitie heeft meegedeeld deze bankgarantie niet te accepteren, omdat dit bedrag lager is dan het thans geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel door klagers. Klagers hebben daarom meer subsidiair de rechtbank verzocht de officier van justitie te gelasten de beslagen op te heffen tegen voornoemde bankgarantie van
€ 3.300.000,-.
5.3 De rechtbank overweegt dat uit hetgeen onder 4.4 is overwogen, blijkt dat het thans geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel door klagers door het openbaar ministerie wordt geschat op een bedrag van bijna € 11.300.000,- en dat dit bedrag naar het oordeel van de rechter-commissaris voldoende is onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve niet van het openbaar ministerie worden verlangd dat de gelegde beslagen worden opgeheven tegen de aangeboden zekerheidstelling, nu deze zekerheidstelling veel lager is dan de ontnemingsvorderingen die het openbaar ministerie te zijner tijd tegen klagers zal indienen en de beslagen zijn gelegd tot bewaring van het recht tot verhaal van deze ontnemingsvorderingen.
Op grond van het vorenstaande dient derhalve met inachtneming van de betrekkelijke wetsartikelen te worden beslist als volgt.
5. Beslissing
De rechtbank:
verklaart de klaagschriften ongegrond.
4. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door
mr. A.C. Monster, rechter,
in tegenwoordigheid van drs. M.C.C. Kaal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2008.