ECLI:NL:RBHAA:2008:BD0813
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van uitgaven voor levensonderhoud van meerderjarige zoon in het kader van inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 7 februari 2008 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende de aftrekbaarheid van uitgaven voor het levensonderhoud van een meerderjarige zoon. Eiser, geboren op 10 juni 1950, had in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2003 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.436 opgegeven, waarbij hij een bedrag van € 2.896 aan uitgaven voor levensonderhoud van zijn zoon in aftrek had gebracht. De zoon, geboren op 21 augustus 1981, ontving in dat jaar een Wajong-uitkering van € 9.293 bruto en woonde thuis. De inspecteur van de Belastingdienst had de door eiser opgevoerde uitgaven niet geaccepteerd, omdat de zoon naar zijn mening in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien.
Tijdens de zitting op 24 januari 2008 heeft eiser betoogd dat hij zich moreel verplicht voelde om zijn zoon financieel te ondersteunen, gezien de omstandigheden waaronder de zoon verkeerde, waaronder het syndroom van Asperger. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de zoon, met een netto Wajong-uitkering van € 1.776 per kwartaal, voldoende eigen inkomsten had om in zijn noodzakelijke kosten van levensonderhoud te voorzien. De rechtbank concludeerde dat eiser zich niet gedrongen hoefde te voelen om de door hem opgevoerde uitgaven te doen.
De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder de Wet Inkomstenbelasting 2001, in haar overwegingen betrokken. Volgens deze wet kunnen kosten voor levensonderhoud van kinderen tot 30 jaar alleen tot een forfaitair bedrag in aftrek worden gebracht, mits de ouder zich gedrongen voelt om deze uitgaven te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aan deze voorwaarde voldeed, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter A.E. Keulemans, in aanwezigheid van griffier J.J. Graanstra.