a. Interport is werkzaam op het terrein van consultancy en bemiddeling in transport, op- en overslag, distributie en im- en export van goederen en vertegenwoordiging van luchtvaartmaatschappijen.
b. Het Prepensioenfonds is een bedrijfstakpensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet (Pw).
c. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bij besluit van 13 februari 2003, gewijzigd op 18 december 2003, deelname in het Prepensioenfonds verplicht gesteld voor, kort samengevat en voor zover thans van belang, werknemers die in dienst zijn van een onderneming in het beroepsgoederenvervoer.
d. Het Prepensioenfonds heeft Interport per 1 januari 2002 aangesloten en heeft vervolgens premienota’s vastgesteld aan de hand van de door Interport opgegeven loonsommen over de jaren 2002 tot en met 2005.
e. Bij brief van 10 juli 2006 heeft Interport verzocht om de aansluiting ongedaan te maken omdat haar was gebleken dat zij niet onder de werkingssfeer van de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer zou vallen.
Bij brief van 11 december 2006 heeft Interport aan het Prepensioenfonds voorgesteld om de chauffeurs die in dienst waren van Interport in de periode van 1 januari 2005 tot 1 september 2006 onder de verplichtstelling te laten vallen en heeft Interport gevraagd of de tijdelijke vervoersactiviteiten meebrengen dat ook de overige werknemers onder de werking van het prepensioenfonds zouden vallen.
f. Bij brief van 20 maart 2007 heeft het Prepensioenfonds aan Interport onder meer bericht:
Het bestuur heeft besloten dat Interport BV per 1 januari 2002 aangesloten dient te worden bij het Prepensioenfonds Goederenvervoer. Dit vanwege het feit dat Interport BV op basis van bedrijfsactiviteiten onder de verplichtstelling van het Prepensioenfonds Goederenvervoer valt. De aansluiting geldt voor het gehele personeelsbestand.
g. Bij brief van 27 april 2007 van haar raadsman heeft Interport, voor zover van belang, het volgende aan het Prepensioenfonds bericht:
Uw bestuur heeft besloten dat Interport per 1 januari 2002 aangesloten dient te worden bij het Prepensioenfonds goederenvervoer. Dit vanwege het feit dat Interport op basis van bedrijfsactiviteiten onder de verplichtstelling valt. De aansluiting geldt voor het gehele personeelsbestand. Interport kan zich met uw besluit niet verenigen. Interport maakt hierbij bezwaar tegen uw besluit, waarvan hierbij een afschrift wordt overgelegd.
De grond van het bezwaar is dat Interport niet behoort tot de bedrijfstak waarvoor het Prepensioenfonds Goederenvervoer is opgericht. Interport is een consultancy en bemiddelingsbedrijf in transport, op- en overslag, distributie en de im- en export van goederen. Zij onderneemt zelf structureel geen vervoersactiviteiten. Van dergelijke activiteiten is slechts tijdelijk sprake geweest en bovendien was slechts sprake van activiteiten van bijkomstige aard.
h. Eveneens op 27 april 2007 heeft de raadsman van Interport het volgende aan het Prepensioenfonds bericht:
Heden is namens Interport BV bezwaar gemaakt tegen uw besluit van 20 maart 2007. Indien en voor zover dit bezwaar ongegrond zou worden verklaard, verzoek ik hierbij namens Interport om vrijstelling van de verplichtstelling met ingang van 1 januari 2002. Bij Interport is namelijk slechts tijdelijk in beperkte mate sprake geweest van vervoersactiviteiten van bijkomstige aard.
Indien u voor de behandeling van dit vrijstellingsverzoek nog aanvullende informatie wenst, ben ik graag bereid die te verstrekken.
i. Bij brief van 4 juli 2007 heeft het Prepensioenfonds de ontvangst van bovengenoemde brief van 27 april 2007 inzake de aansluiting van Interport bevestigd.
j. Bij brief van 8 oktober 2007 heeft het Prepensioenfonds het volgende aan (de raadsman van) Interport bericht.
Inzake het verzoek om vrijstelling van de verplichting tot deelneming in en premiebetaling aan de Stichting Prepensioenfonds voor het Beroepsgoederenvervoer over de Weg en Verhuur van Mobiele Kranen (hierna te noemen: het fonds) d.d. 1 mei 2007 ten behoeve van Interport BV, delen wij u het volgende mede.
Op 20 juli informeerde ik u dat voor een onverplichte vrijstelling, het bestaan van een bijzondere pensioenvoorziening, die te allen tijde ten minste financieel en actuarieel gelijkwaardig is aan die van het fonds, een vereiste is. Deze eis is gebaseerd op artikel 7 lid 5 van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000. In de brief van 20 juli staat het als volgt geformuleerd: “daarnaast bestaat voor het bestuur de mogelijkheid om onverplicht vrijstelling te verlenen, ook hiervoor is vereist dat de bijzondere pensioenvoorzieningen alle tijde ten minste financieel en actuarieel gelijkwaardig is aan die van het fonds.”
In uw brief van 30 augustus 2007 geeft u aan dat u geen contract en/of berekening van gelijkwaardigheid bijvoegt. U stelt dat er geen vrijstelling wordt verzocht op grond van een eigen regeling.
U geeft op het aanvraagformulier aan dat u vrijstelling verzoekt “om andere redenen”. Zoals hierboven nader toegelicht, is ook bij een vrijstelling om andere redenen (op basis van artikel 6 van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000) het bestaan van een gelijkwaardige regeling (conform artikel 7 lid 5 van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000) vereist.
Ik verzoek u dan ook om binnen 2 weken aan te geven of Interport BV een prepensioenregeling voor haar personeel getroffen heeft.
k. Op 12 oktober 2007 heeft het Prepensioenfonds een dwangbevel uitgevaardigd, ter incassering van de openstaande premienota’s over de jaren 2002 tot en met 2005 ad € 141.475,79, vermeerderd met een verhoging van € 6.545,00 en te verhogen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2007.
l. Tegen dit dwangbevel is Interport in verzet gekomen bij dagvaarding van 21 december 2007. De vordering van Interport, tot het buitenwerking stellen van het dwangbevel, is toegewezen bij verstekvonnis van 9 januari 2008 (369249 CV EXPL 08-270).
m. Voorts heeft Interport beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, op de grond dat het Prepensioenfonds heeft geweigerd om een beslissing te nemen op het onder g. geciteerde bezwaarschrift van 27 april 2007.