RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 358498 CV EXPL 07-8544
datum uitspraak: 7 mei 2008
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr E.H.J. Jansen
de besloten vennootschap
QUANT SYSTEMS EUROPE B.V.
te Beverwijk
gedaagde partij
hierna te noemen Quant
gemachtigde mr J.S. Dallinga
Voor de inhoud van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de dagvaarding van 5 september 2007, met producties,
- de conclusie van antwoord van Quant, met producties,
- het tussenvonnis van de kantonrechter van 5 december 2007 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 13 maart 2008 gehouden comparitie van partijen,
- de brieven van [eiser] van 31 maart 2008 en van Quant van 1 april 2008, met producties.
[eiser] is van 1 augustus 1999 tot 1 september 2007 als technisch commercieel medewerker in dienst van Quant geweest, laatstelijk tegen een bruto salaris van € 2.225,-- per maand.
Artikel 10.1 van de tussen partijen geldende schriftelijke arbeidsvoorwaarden luidt:
Werknemers met een vast dienstverband en die de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt, komen in aanmerking voor een bedrijfspensioen. (…)
[eiser] is op 29 juli 2000 25 jaar geworden.
Het pensioenoverzicht van het MKB Groeipensioen van Aegon, afgegeven op 2 september 2007 ten behoeve van [eiser] als verzekerde en Quant als verzekeringnemer bevat onder meer de volgende gegevens:
Wijzigingsdatum: 01-01-2007
Pensioendatum: 01-07-2040
Pensioenjaren vanaf: 01-01-2007
Pensioensalaris: € 28.149,--
PENSIOENKAPITAAL BIJ LEVEN VERZEKERDE OP 01-07-2040 € 57.953,79
Op 2 oktober 2007 heeft Aegon opnieuw een opgave versterkt in verband met de dienstverlating van [eiser] per 1 september 2007. Hierin is een pensioenkapitaal bij leven verzekerde op 1 juli 2040 opgegeven van € 1.852,72.
Bij brief van 25 januari 2008 heeft Aegon een aantal vragen van [eiser] aan hem beantwoord, onder meer als volgt:
7. De opbouwperiode voor het leven kapitaal is van 01-01-2007 tot 01-09-2007.(…)
9. De pensioenaanspraken zijn gebaseerd op een premie van € 1.253,33 per jaar. De totstandkoming van dit bedrag is conform het pensioenreglement.(…)
[eiser] vordert (samengevat):
I een verklaring voor recht dat [eiser] vanaf 1 (of 29) juli 2000 tot 1 september 2007 recht heeft op een premievrij pensioen op basis van het laatst genoten bruto salaris en op basis van het geldende pensioenreglement;
II veroordeling van Quant om aan het desbetreffende pensioenfonds betreffende [eiser] opgave te doen van het pensioengevend laatst genoten salaris om de werkgeversafdracht te laten herberekenen/corrigeren, zodanig dat de pensioenopbouw wordt gegarandeerd als zou het werkgeversdeel (100%) steeds en tijdig afgedragen zijn, een en ander op straffe van een dwangsom van 250,-- per dag;
III Quant te veroordelen om binnen 7 dagen na opgave van het pensioenfonds overeenkomstig deze opgave pensioenpremie betreffende [eiser] aan het pensioenfonds te betalen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag;
IV een verklaring voor recht dat Quant aansprakelijk is voor alle geleden of nog te lijden (gevolg) schade van [eiser] doordat Quant geen uitvoering heeft gegeven aan de overeengekomen pensioenregeling;
V Quant te veroordelen tot betaling van € 417,76 aan ingehouden pensioenpremies over de periode van 1 januari 2007 tot 1 september 2007, en het loon over 2 niet opgenomen vakantiedagen, een en ander onder verstrekking van een bruto/netto specificatie en te vermeerderen met de wettelijke rente en wettelijke verhoging, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per dag;
VI veroordeling van Quant in de buitengerechtelijke incassokosten ad € 180,-- .
[eiser] stelt daartoe het volgende. Quant heeft ondanks jarenlang aandringen de overeengekomen pensioenregeling niet uitgevoerd. De (uiteindelijk) per 1 januari 2007 afgesloten pensioenpolis is niet premievrij: Quant heeft vanaf laatstgenoemde datum € 52,22 aan pensioenpremies op het loon van [eiser] ingehouden. Hij heeft dan ook recht op terugbetaling van deze -ten onrechte ingehouden- bedragen.
Bij het einde van de arbeidsovereenkomst heeft [eiser] Quant erop gewezen dat hij nog vier in plaats van twee vakantiedagen tegoed had.
Quant betwist de vordering. Zij voert daartoe het volgende aan.
Per 1 januari 2007 is een nieuwe pensioenvoorziening voor de werknemer van Quant met Aegon afgesloten. Hiervoor betalen werkgever en werknemer ieder 50% van de premies. Omdat met de werknemers van Quant een premievrij pensioen was overeengekomen, is ter compensatie het brutosalaris van (ook) [eiser] per 1 januari 2007 verhoogd met € 53,-- zoals blijkt uit de loonstroken over 2006 en 2007.
Uit de administratie van Quant blijkt dat [eiser] nog recht had op 2 vakantiedagen bij het einde van de arbeidsovereenkomst.
De beoordeling van het geschil
1. Tussen partijen staat vast dat [eiser] aanspraak heeft op deelname in de bedrijfspensioenregeling van Quant vanaf 29 juli 2000, de datum waarop [eiser] 25 jaar is geworden. Ook staat vast dat de premie voor deze pensioenregeling volledig voor rekening van Quant komt.
2. Uit de hierboven aangehaalde opgave van Aegon blijkt voldoende dat Quant vanaf
1 januari 2007 haar verplichting tot het sluiten van een pensioen ten behoeve van [eiser] is nagekomen. In hoeverre de genoemde opgave niet overeenstemt met de aanspraken van [eiser] volgens het pensioenreglement, is door [eiser] niet (gemotiveerd) gesteld, zodat ervan uit wordt gegaan dat de opgave van Aegon strookt met de overeenkomst tussen Quant en [eiser]. Dit wordt overigens bevestigd door hetgeen Aegon schrijft in de opgave van 2 oktober 2007: “Deze opgave wordt mede beheerst door de pensioenregeling die de werkgever ten behoeve van de verzekerde heeft getroffen.”
3. De inhouding van € 52,22 aan pensioen premie op zijn salaris vanaf 1 januari 2007
is volgens de door Quant overgelegde loonstroken gecompenseerd door een loonsverhoging per diezelfde datum van € 53,--. Ter zitting heeft [eiser] ook uitdrukkelijk erkend dat Quant hem heeft meegedeeld dat de inhouding van pensioenpremie op deze wijze zou worden gecompenseerd.
4. Uit het voorgaande volgt dat Quant vanaf 1 januari 2007 haar verplichtingen tot het treffen van een voor [eiser] premievrije pensioenregeling volgens het geldende pensioenreglement is nagekomen.
5. Ten aanzien van de pensioenverplichting van Quant over de periode van 29 juli 2000 tot 1 januari 2007 kan aan de hand van de door Quant in het geding gebrachte stukken niet worden vastgesteld dat zij ten behoeve van [eiser] een pensioen-voorziening volgens het pensioenreglement heeft afgesloten.
6. Volgens de brief van de tussenpersoon W. Honig van 27 maart 2008 is namens Quant aan Aegon verzocht om ten behoeve van [eiser] aan inhaalpremie over de periode van 1 augustus 2000 tot 1 januari 2007 een extra storting te verwerken van
€ 5.662,40. Aangezien in dit geding niet is komen vast te staan dat Aegon -via Quant- een opgave aan [eiser] heeft verstrekt van de voor hem over de genoemde periode getroffen pensioenvoorziening bestaat er een rechtsgeldige grond voor toewijzing van de vordering sub I, voor zover deze betrekking heeft op de periode waarvoor niet in het pensioen van [eiser] is voorzien, te weten van 29 juli 2000
tot 1 januari 2007.
7. Ten aanzien van de vordering sub II wordt het volgende overwogen. [eiser] wenst met deze vordering zich te mengen in de (her)berekening van de hoogte van de premie die Quant aan Aegon verschuldigd is over de periode van 29 juli 2000 tot
1 januari 2007. Betaling van pensioenpremies is evenwel, zoals Aegon ook
bevestigt in haar brief van 25 januari 2008, een zaak tussen werkgever en pensioenuitvoerder, en daarin is [eiser] dan ook geen partij.
De vordering sub II kan reeds om deze reden niet aan hem worden toegewezen.
In de hieronder aan [eiser] te geven verklaring voor recht dat hij vanaf 29 juli 2000 aanspraak heeft op een premievrij pensioen op basis van zijn laatstgenoten bruto salaris en volgens het geldende pensioenreglement, ligt overigens reeds besloten dat Quant gehouden is de premie te berekenen aan de hand van dat laatstgenoten salaris.
8. Uit hetgeen in de vorige alinea is overwogen, volgt dat de vordering sub III, strekkende tot betaling door Quant van de verschuldigde premies aan Aegon, ook niet kan worden toegewezen. Deze betalingsverplichting ontstaat tussen de contractspartijen Quant als verzekeringnemer en Aegon als pensioenuitvoerder, op het moment dat Quant de betreffende pensioenvoorziening ten behoeve van [eiser] bij Aegon heeft getroffen.
9. Met de vordering sub IV beoogt [eiser] een verklaring voor recht te krijgen welke inhoudt dat Quant aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het feit dat de overeengekomen pensioenregeling niet tijdig is uitgevoerd. [eiser] heeft evenwel nagelaten deze vordering te onderbouwen in die zin, dat niet is geconcretiseerd waaruit de gestelde schade zou bestaan. De vordering moet daarom bij gebreke van een geldige rechtsgrond worden afgewezen.
10. De vordering tot terugbetaling (sub V onder a) van de per 1 januari 2007 op het loon ingehouden pensioenpremies is als gevolg van hetgeen hiervoor reeds is overwogen, niet toewijsbaar. Hierboven is immers vastgesteld dat deze premie-inhoudingen zijn gecompenseerd door een salarisverhoging van een gelijk bedrag.
11. Ten aanzien van de vordering tot uitbetaling van twee niet-genoten vakantiedagen (vordering sub V onder b) wordt als volgt overwogen.
Ter zitting heeft de directeur van Quant toegelicht dat hij in een gesprek met [eiser] eind augustus 2007 er van uit was gegaan dat [eiser] nog 4 vakantiedagen overhield, en dat hem na raadpleging van de vakantiekaart bleek dat hij nog slechts twee dagen tegoed had. Quant noemde dit een foutje van zijn kant. Consequentie daarvan moet dan ook zijn dat de gevolgen van dit “foutje” voor rekening van Quant komen. Dit betekent dat de bij [eiser] gewekte verwachting dat aan hem bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog vier dagen zouden worden uitbetaald, dient te worden gehonoreerd. De vordering tot vergoeding van twee dagen salaris moet daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente en wettelijke verhoging zijn door Quant niet weer weersproken en overigens toewijsbaar. Bij de veroordeling tot betaling van een geldsom past evenwel geen dwangsom, zodat deze zal worden afgewezen.
12. [eiser] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Quant heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist.
Niet is gesteld of gebleken dat de door [eiser] verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van de gestelde buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
13. De proceskosten komen voor rekening van Quant omdat deze grotendeels in het ongelijk wordt gesteld.
- verklaart voor recht dat [eiser] vanaf 29 juli 2000 tot 1 januari 2007 recht heeft op een premievrij pensioen op basis van het laatst genoten bruto salaris en op basis van het geldende pensioenreglement;
- veroordeelt Quant om aan [eiser] te betalen het loon over twee dagen onder verstrekking van een bruto/netto specificatie, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het achterstallige loonbedrag vanaf de 1 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Quant tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 84,31
vastrecht € 151,--
salaris gemachtigde € 400,--;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Dubois en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.