ECLI:NL:RBHAA:2008:BD2038

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/660666-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Monster
  • A. Zandhuis
  • J. Heidinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 17 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte was aangehouden in de hennepplantage van zijn oom, waar hij bezig was met het knippen van wiet. De hennepplantage bevond zich in een pakhuis in een drukbevolkte woonwijk, wat de gevaren van hennep voor de gezondheid van gebruikers onderstreept. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de proces-verbaal van verhoor van medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, alsook een werkstraf van 100 uur. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd, waaronder artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/660666-06
Uitspraakdatum: 17 april 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 april 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 juli 2006 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1136, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 6 juli 2006 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft bewerkt en aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen.
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 4 april 2008 afgelegd;
• Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (dossierparagraaf 24);
• Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] (dossierparagraaf 35).
• Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] (dossierparagraaf 36).
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van hetgeen is ten laste gelegd;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is aangehouden in de hennepplantage van zijn oom, terwijl hij bezig was met het knippen van de wiet. De hennepplantage bevond zich in een pakhuis midden in een druk bevolkte woonwijk. Hennep levert, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid van die gebruikers en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat op grond van het vorenoverwogene verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 van het Wetboek van Strafrecht.
3, 11 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van honderd (100) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door vijftig (50) dagen hechtenis.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Monster, voorzitter,
mrs. Zandhuis en Heidinga, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Blijleven,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2008.
Mr. Heidinga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.