2. Overwegingen
Ten aanzien van het beroep tegen de vrijstelling.
2.1 Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit d.d. 10 oktober 2006 waarbij vrijstel-ling is verleend voor (onder meer) de herinrichting van het Roemer Visscherplein en het realiseren van een voorrangsplein op de Zandvoortselaan ter hoogte van het Roemer Visscherplein.
2.2 De rechtbank stelt vast dat eisers met betrekking tot de herinrichting van het Roemer Visscherplein geen grieven hebben aangevoerd. Wat betreft het realiseren van een voorrangsplein op de Zandvoortselaan ter hoogte van het Roemer Visscherplein hebben eisers in beroep verwezen naar hun zienswijze waarin zij de met de bouw-plannen gepaard gaande verkeersproblematiek aan de orde hebben gesteld. Zij vrezen voor toename van files van en naar Zandvoort als gevolg van het voorrangsplein en - naar de rechtbank begrijpt - dat de bereikbaarheid van het bedrijf van eisers zal verslechteren.
2.3 Te dien aanzien overweegt de rechtbank het volgende. In opdracht van verweerder heeft onderzoeksbureau Goudappel en Coffeng een tweetal rapporten opgesteld namelijk 'Verkeersonderzoek Zandvoortselaan' d.d. 12 december 2005 en 'Verkeers-doorstroming kruispunt Zandvoortselaan - Leidsevaartweg' d.d. 11 juli 2006. In deze rapporten is een aantal opties voor de verkeersafwikkeling ter plaatse onderzocht op basis van simulaties en is uiteindelijk geconcludeerd dat het voorrangsplein het beste alternatief is om -na de realisatie van de bebouwing op het Vogelpark en de als gevolg daarvan te verwachten toename van het verkeer- een acceptabele doorstroming van het verkeer ter plaatse in de toekomst te kunnen blijven waarborgen. In het besluit tot het verlenen van vrijstelling van 10 oktober 2006 heeft verweerder verwezen naar beide rapportages alsmede naar de 'ruimtelijke onderbouwing omgeving station Heemstede-Aerdenhout, gemeente Heemstede' d.d. 15 augustus 2006 (hierna: de ruimtelijke onderbouwing).
2.4 Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de rapporten/adviezen naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertonen dat verweerder deze niet - of niet zonder meer - aan de verleende vrijstelling ten grondslag had mogen leg-gen. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat de aanleg van het voorrangsplein onaanvaardbare gevolgen heeft voor de verkeersafwikkeling ter plaatse. Verweerder heeft in de ruimtelijke onderbouwing, die ten grondslag ligt aan het vrijstellings-besluit, verwezen naar genoemde rapporten, is vervolgens uitvoerig ingegaan op de verkeersproblematiek en heeft een aantal maatregelen aangekondigd (waaronder de aanleg van het voorrangsplein) om ook in de toekomst na de realisatie van de nieuwe woonwijk een acceptabele verkeersdoorstroming zoveel mogelijk te waarborgen. Dat deze maatregelen niet afdoende zijn, is de rechtbank niet gebleken en ook overigens niet aannemelijk geworden. Bij het vorenstaande heeft de rechtbank voorts betrokken dat eisers tegenover beide rapporten geen tegenrapport van een terzake deskundige hebben ingebracht. Voor zover eisers hebben aangevoerd dat hun bedrijf als gevolg van de aanleg van het voorrangsplein niet of onvoldoende bereikbaar zal zijn voor vrachtwagens (leveranciers) en paardentrailers (clientèle), hebben zij dit standpunt niet nader onderbouwd.
2.5 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het beroep van eisers gericht tegen de vrijstelling voor zover deze ziet op de herinrichting van het Roemer Visscherplein en het realiseren van een voorrangsplein, ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het beroep tegen de bouwvergunning met vrijstelling.
2.6 Voorts ligt ter toetsing voor het beroep tegen het besluit van 12 april 2007, waarbij verweerder heeft besloten om de bezwaren van de heer en mevrouw [naam], de heer en mevrouw [naam] en de firma Taconis Hippo Medical ongegrond te verklaren, welke bezwaren waren gericht tegen de op 20 oktober 2006 verzonden besluiten, waarbij verweerder aan Vogelpark met gebruikmaking van de bij het besluit van 10 oktober 2006 verleende vrijstelling, bouwvergunningen heeft verleend voor het realiseren van de hiervoor omschreven nieuwbouwwijk.
2.7 Niet is in geschil en ook de rechtbank gaat daar van uit dat de bouwplannen zich niet verdragen met het ter plekke vigerende planologisch regime, zodat slechts vergunning voor de bouwplannen kon worden verleend na het verlenen van vrijstelling van de vigerende bestemmingsplannen.
2.8 Voor zover eisers hebben betoogd dat ten onrechte geen vrijstelling is verleend van het bestemmingsplan "Natuurgebieden" kunnen zij daarin niet worden gevolgd. Uit de ter zitting overgelegde plankaart van dat bestemmingsplan is gebleken dat de gronden waarop de nieuwbouwwijk staat gepland niet in dit plan zijn begrepen. Weliswaar hebben eisers met juistheid gesteld dat deze gronden op de plankaart zijn opgenomen, maar het bestemmingsplan geldt uitsluitend voor die gebieden op de plankaart die zijn omlijnd. De gronden waarop de bouw zal worden gerealiseerd, vallen daarbuiten. Gelet op het vorenstaande treffen de grieven die gebaseerd zijn op de stelling dat meerbedoeld bestemmingsplan van toepassing is, geen doel.
2.9 Eisers hebben aangevoerd dat het bedrijf Hippo Medical Products (verder: HMP) is gericht op het ontwikkelen van medicijnen op homeopathische basis voor paarden. Zij begeleiden paarden bij hun ziekteproces. Het bedrijf beschikt over een milieu-vergunning, omdat op hun perceel hinderveroorzakende activiteiten kunnen plaats-vinden. Eisers vrezen geconfronteerd te zullen worden met klachten en vorderingen tot schadevergoeding van bewoners van de nieuwbouwwijk vanwege stankhinder. Verweerder heeft onvoldoende aandacht besteed aan het grote aantal stankgevoelige objecten dat binnen de stankcirkel zal komen te liggen en heeft deze belangen ten onrechte niet meegewogen in zijn besluitvorming, aldus eisers. Vorenstaand betoog wordt niet gevolgd. Blijkens de gedingstukken beschikt [naam] over een milieu-vergunning voor een homeopathische veterinaire kliniek voor paarden. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat voor HMP geen minimumafstand geldt tot woningen. Blijkens de vergunning bedraagt de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden 15 meter. De woningen van de geplande nieuwbouw liggen verder weg. Gesteld noch gebleken is dat de (huidige) directe omwonenden van het bedrijf van eiseres klagen over stankoverlast Dat het bedrijf van eisers gelijk zou moeten worden gesteld met een veehouderij qua geurgevoeligheid, hebben eiser in het geheel niet onderbouwd en wordt dan ook niet gevolgd. De grief faalt derhalve.
2.10 In bezwaar en beroep hebben eisers voorts nog gronden aangevoerd die, kort samengevat, betrekking hebben op een volgens eisers te verwachten toename van de geluidsbelasting, de negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit en de welstandelijke aspecten van het bouwplan.
Te dien aanzien overweegt de rechtbank dat de gemeente Heemstede een akoestisch onderzoek heeft verricht naar de gevolgen voor het bouwplan en de bestaande bebouwing door lawaai veroorzaakt door rail- en wegverkeer (rapportage 'Akoestisch onderzoek Woningbouw Vogelpark' d.d. 9 december 2005) en dat door 'Sight adviseurs voor milieu en landschap' een aanvullend onderzoek is gedaan (rapportage d.d. 12 april 2006) Uit deze onderzoeken is gebleken dat de geluidsbelasting de voor-keursgrenswaarde zal overschrijden, met het oog waarop door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hogere grenswaarden zijn vastgesteld. Wat betreft de lucht-kwaliteit wijst de rechtbank op de rapportage 'onderzoek luchtkwaliteit omgeving station Heemstede-Aerdenhout' van 5 december 2005 van de gemeente Heemstede, waarin is geconcludeerd dat bij de realisatie van de nieuwbouw en de voorgestane herstructurering wordt voldaan aan de eisen gesteld in het Besluit luchtkwaliteit 2005. Tenslotte wordt overwogen dat de commissie Welstand en Monumenten op 12 oktober 2006 een positief welstandsadvies heeft afgegeven.
Niet is gebleken dat genoemde adviezen naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder deze niet - of niet zonder meer - aan zijn besluitvorming ten grondslag had mogen leggen. Daarbij is van belang dat eisers tegenover deze adviezen geen tegenrapporten van terzake deskundigen hebben ingebracht.
2.11 Eisers hebben tenslotte aangevoerd dat verweerder 27 woningen meer heeft vergund dan op grond van het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) is toegestaan en dat er wordt afgeweken van de randvoorwaarden van het SPvE. Deze grief wordt verworpen. Weliswaar wordt in het SPvE een aantal uitgangspunten geformuleerd voor wat betreft de bebouwingsdichtheid, (vide hoofdstuk 8, paragraaf 8.1 van het SPvE), maar in het ruimtelijke programma van eisen noch in het functioneel program-ma van eisen is het aantal te bouwen woningen aan een maximum gebonden.
2.12 Het beroep tegen het besluit van 12 april 2007 zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.