ECLI:NL:RBHAA:2008:BD2518

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
146126/HA RK 08-52
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Patijn
  • M. Coyajee-Kappers
  • J. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om verschoning van rechters in meervoudige strafkamer

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 27 mei 2008 uitspraak gedaan over de verzoeken tot verschoning van drie rechters die deel uitmaken van de meervoudige strafkamer. De rechters hebben verzocht zich te mogen verschonen in een aanhangige strafzaak, nadat een voorbereidingsformulier, dat bedoeld was ter ondersteuning van hun voorbereiding, per abuis naar de verdediging en het Openbaar Ministerie was verzonden. Dit formulier bevatte een selectie van het bewijsmateriaal en leidde tot twijfels over de onpartijdigheid van de rechters. De rechtbank heeft vastgesteld dat het versturen van het voorbereidingsformulier niet betekent dat de rechters zich hebben gecommitteerd aan de daarin genoemde bewijsmiddelen. De rechters hebben in hun toelichting op de verzoeken geen aanknopingspunten aangedragen die zouden wijzen op een schijn van vooringenomenheid. De rechtbank heeft de verzoeken om verschoning afgewezen, omdat er geen objectieve gronden zijn voor de vrees dat de rechters partijdig zouden zijn. De beslissing is genomen in het openbaar, waarbij de rechtbank benadrukt dat het vertrouwen in de rechtspraak essentieel is en dat de rechters zich vrij voelen om de hoofdzaak zonder vooringenomenheid te behandelen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Meervoudige Kamer
zaaknummer: 146126/HA RK 08-52
datum beslissing: 27 mei 2008
op de verzoeken om verschoning van:
[rechter 1],
rechter,
[rechter 2],
rechter,
[rechter 3],
rechter.
1. Procesverloop
1.1 Op de openbare zitting van 13 mei 2008 hebben verzoekers, zittinghoudende in de meervoudige strafkamer, verzocht zich te mogen verschonen in de bij deze rechtbank, sector strafrecht, aanhangige zaak met parketnummer 15/035751-04, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De strafkamer heeft het onderzoek in de hoofdzaak voor onbepaalde tijd geschorst en daarbij de uiterste termijn waarbinnen het onderzoek op de terechtzitting dient te worden hervat op één maand gesteld, in afwachting van de beslissing van de meervoudige kamer op de onderhavige verzoeken tot verschoning.
1.3 Ter zitting van 13 mei 2008, alwaar de verzoeken om verschoning zijn behandeld, zijn verschenen:
- [rechter 1], [rechter 2] en [rechter 3] voornoemd, rechters,
- mrs. Oudendijk en Peters, officieren van justitie,
- verdachte,
- mrs. Den Otter en Hamer, raadslieden van verdachte.
2. De verzoeken en de toelichting daarop
2.1 Ter adstructie van het verschoningsverzoek hebben verzoekers ieder voor zich en gelijkluidend het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd:
Voorafgaand aan de terechtzitting van de hoofdzaak is per abuis een document van de rechtbank, te weten een zogenaamd voorbereidingsformulier van de griffier opgesteld voor verzoekers, per fax naar het Openbaar Ministerie en de verdediging verzonden. Dit heeft er in geresulteerd dat de raadslieden van verdachte ter terechtzitting primair een verzoek hebben gericht aan de strafkamer om een verzoek om verschoning in te dienen en subsidiair een wrakingsverzoek hebben gedaan. Verzoekers hebben het verzoek strekkende tot het indienen van een verschoningsverzoek niet-ontvankelijk verklaard, nu het wettelijk systeem het initiatief tot het indienen van een verschoningsverzoek slechts voorbehoudt aan de rechter die een zaak behandelt. Verzoekers hebben benadrukt dat het per abuis verzonden voorbereidingsformulier een zuiver intern document betreft dat dient ter voorbereiding van de terechtzitting. Het stuk is voor verzoekers geen leidraad aan de hand waarvan een zitting plaatsvindt. Een dergelijke samenvatting maakt het mogelijk om een zitting beter te kunnen voorbereiden. Verzoekers hebben aangegeven dat het bestaan van het stuk objectief gezien geen enkele twijfel omtrent onpartijdigheid of onafhankelijkheid van de rechtbank met zich meebrengt. Alle drie verzoekers geven aan dat zij zich nog steeds vrij voelen om de hoofdzaak zonder vooringenomenheid te behandelen. Nu het voorbereidingsformulier echter naar procespartijen is verzonden en het samenvattend karakter van het document een zekere selectie met zich meebrengt, realiseren verzoekers zich dat zij bij de verdediging niet de vrees kunnen wegnemen dat niet alle door haar van belang geachte punten ter terechtzitting aan bod zullen komen. Daarnaast speelt het vertrouwen in de rechtspraak in zijn algemeenheid een rol. Zij verzoeken de meervoudige kamer om zich over een en ander uit te laten.
2.2 Desgevraagd is door de officieren van justitie aangegeven dat zij geen twijfel hebben omtrent de onpartijdigheid van verzoekers in dezen.
2.3 De raadslieden hebben namens verdachte aangegeven dat zij wel twijfel hebben omtrent de onpartijdigheid van de verzoekers in dezen. Wanneer het verschoningsverzoek zal worden afgewezen, dan overweegt de verdediging een wrakingsverzoek in te dienen.
3. Beoordeling van de verzoeken
3.1 Een rechter kan een verzoek tot verschoning indienen op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor verschoning, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van een partij is niet doorslaggevend (de objectieve toets).
3.2 De subjectieve toets stelt de vraag aan de orde of de openbaarmaking van het voorbereidingsformulier van de griffier een uitzonderlijke omstandigheid is die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat verzoekers jegens de verdachte een vooringenomenheid koesteren. Verzoekers beantwoorden deze vraag ontkennend. Zij stellen dat het formulier per abuis op de fax is gezet, dat het om een intern stuk gaat en dat het dient ter ondersteuning van de rechters bij de voorbereiding van de zitting. Het is geen leidraad voor de behandeling ter terechtzitting. Verzoekers voelen zich onafhankelijk en onpartijdig om de zaak te behandelen. Zij doen geen beroep op het subjectieve criterium, zodat toetsing daaraan niet aan de orde is.
3.3 De objectieve toets stelt de vraag aan de orde of de openbaarmaking van het voorbereidingsformulier van de griffier en de ten gevolge daarvan door de raadsman gestelde vrees voor partijdigheid van de rechters objectief gerechtvaardigd is, waarbij met de uiterlijke schijn rekening moet worden gehouden en het subjectieve oordeel van de verdediging niet doorslaggevend is. Verzoekers stellen dat zij zich, staande in de schoenen van de verdediging, kunnen voorstellen dat de verdediging de vrees kan koesteren dat andere punten dan die in het voorbereidingsformulier zijn aangegeven niet aan de orde zullen komen en dat zij die indruk niet bij de verdediging hebben kunnen wegnemen.
3.4 In de strafrechtspleging is het niet ongebruikelijk dat griffiers een overzicht maken van het in het dossier voorhanden bewijsmateriaal ter ondersteuning van de rechters bij de voorbereiding van de zitting. Dat een dergelijk formulier een zekere selectie van de stukken inhoudt is inherent aan de opstelling ervan. Dat betekent echter niet dat de rechters zich gecommitteerd zouden hebben om uitsluitend de in het formulier genoemde bewijsmiddelen op de zitting te behandelen, laat staan dat zij zich bij hun beslissing over de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering op voorhand daaraan zouden hebben gebonden. Processen-verbaal en andere stukken die tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting niet door de voorzitter worden voorgelezen, kunnen ook nog op verzoek van de officier van justitie en de verdediging aan bod komen. Verzoekers hebben in de toelichting op hun verzoeken geen aanknopingspunt aangedragen waaruit valt af te leiden dat zij niet van alle stukken, óók die waar de verdediging op doelt, zouden kennisnemen. Aldus hebben zij naar objectieve maatstaven niet de schijn van vooringenomenheid gewekt. Evenmin kan bij de verdediging een objectief gerechtvaardigde vrees zijn ontstaan dat verzoekers partijdig zouden zijn. Het hierboven weergegeven beperkte karakter van het voorbereidingsformulier maakt dat het niet enige schijn, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, kan opwekken. Het – andersluidende – subjectieve oordeel van de verdediging in dezen is niet doorslaggevend.
3.5 Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de feiten en omstandigheden die verzoekers ter onderbouwing van hun verzoeken naar voren hebben gebracht, geen grond opleveren voor het oordeel dat het fungeren van verzoekers in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen leiden.
3.6 De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor verschoning.
3.7 De rechtbank zal de verzoeken afwijzen.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst de verzoeken om verschoning af;
4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoekers, de officieren van justitie, de raadslieden van verdachte en verdachte een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. Patijn, voorzitter, en mrs. Coyajee-Kappers en De Groot, leden van de meervoudige kamer, tevens leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2008 in tegenwoordigheid van mr. Ten Bos als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.