ECLI:NL:RBHAA:2008:BD2986

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
139621 - HA ZA 07-1236
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door conservatoir derdenbeslag zonder overbetekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 14 mei 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser, wonende te Heemskerk, en de besloten vennootschap Betec Elektrotechniek B.V., gevestigd te Beverwijk. De procedure betreft een vordering van eiser tot schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van Betec. Eiser stelt dat Betec conservatoir derdenbeslag heeft gelegd zonder de vereiste overbetekening aan de derden-beslagenen, waardoor het beslag nietig is geworden. Eiser vordert een verklaring voor recht dat Betec onrechtmatig heeft gehandeld en veroordeling tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Betec op 22 april 2005 conservatoir derdenbeslag heeft gelegd onder verschillende huurders, maar heeft nagelaten om binnen acht dagen na het uitbrengen van de dagvaarding een afschrift daarvan aan de derden-beslagenen te betekenen, zoals vereist volgens artikel 721 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor is het beslag komen te vervallen. Betec heeft bovendien niet aan eiser of de huurders meegedeeld dat het beslag nietig was, wat heeft geleid tot schade voor eiser.

De rechtbank oordeelt dat Betec onrechtmatig heeft gehandeld door de huurders niet te informeren over het verval van het beslag, waardoor zij de indruk hebben gekregen dat het beslag nog steeds geldig was. Dit heeft ertoe geleid dat de huurders de huurpenningen ten onrechte onder zich hebben gehouden. De rechtbank wijst de vordering van eiser toe en verklaart voor recht dat Betec onrechtmatig heeft gehandeld. Betec wordt veroordeeld tot schadevergoeding aan eiser, nader op te maken bij staat, en moet de proceskosten vergoeden, die zijn begroot op EUR 1.239,31. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 139621 / HA ZA 07-1236
Vonnis van 14 mei 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te Heemskerk,
eiser,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. M.C.S. de Boer te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BETEC ELEKTROTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
gedaagde,
procureur mr. R.A.M. Schram.
Partijen zullen hierna [eiser] en Betec genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 december 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 4 maart 2008
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Betec heeft op 22 april 2005, na daartoe verkregen verlof van de Voorzieningenrechter van deze rechtbank, ten laste van [eiser] conservatoir derdenbeslag doen leggen onder Kevam B.V., Blanca Architecten B.V. en Adlink Internet Media B.V (hierna tezamen: de huurders).
2.2. Op 28 april 2005 heeft Betec de beslagstukken aan [eiser] laten betekenen. Op 4 mei 2005 is de eis in hoofdzaak (dagvaarding) uitgebracht.
2.3. Betec heeft nagelaten om binnen acht dagen na het uitbrengen van de dagvaarding een afschrift daarvan te betekenen aan de derden-beslagenen, zijnde de huurders.
2.4. Betec heeft [eiser] noch de huurders hierover geïnformeerd.
2.5. Op 9 augustus 2006 is het faillissement van Kevam B.V. uitgesproken.
2.6. Bij brief van 15 november 2006 heeft Blanca Architecten B.V. aan de raadsman van [eiser] – onder meer – geschreven:
“(…) De heer [X] van Boeder CS heeft mij medegedeeld dat het conservatoir beslag nog niet is opgeheven en hij mij nader van een en ander zal berichten. Uw schrijven kan derhalve voor mij geen aanleiding zijn om tot betaling van de huur over te gaan. (…)”
2.7. Op 20 en 21 november 2006 heeft Betec opnieuw conservatoir derdenbeslag ten laste van [eiser] doen leggen onder de huurders.
2.8. Bij brief en bij fax van 5 december 2006 heeft de toenmalig raadsman van [eiser] aan Boeder CS Gerechtsdeurwaarders (hierna: de deurwaarder) onder meer het volgende medegedeeld:
“Vrijdagmiddag 24 november 2004 (de rechtbank begrijpt: 2006) heb ik u telefonisch benaderd met de vraag of het conservatoir derdenbeslag zoals gelegd door Betec d.d. 22 april 2005 onder de huurders van onze cliënt, de heer [eiser] (nog steeds) rechtsgeldig was. U hebt daarop bevestigend geantwoord.
Direct voorafgaand aan voormeld telefoongesprek beantwoordde ook de raadsman van Betec dezelfde vraag telefonisch bevestigend.
Aanleiding voor mijn vraag was het feit dat onze cliënt uw kantoor bij drie gelegenheden, te weten op 26, 27 en 30 oktober 2006 heeft gebeld met dezelfde vraag. Het antwoord was bij al die gelegenheden echter ontkennend.
Daarop werden de huurders door [eiser] aangesproken tot betaling van de huurpenningen. Indien huurders hieraan gehoor zouden hebben gegeven terwijl het beslag wel degelijk geldig zou zijn geweest, hadden zij alsnog door Betec tot betaling kunnen worden aangesproken. Huurder/derde-beslagene Blanca architecten heeft dan ook op 14 november 2006 contact met u opgenomen met de vraag naar de rechtstoestand van het beslagexploot d.d. 22 april 2005. Haar twijfels bleken gerechtvaardigd en haar werd dan ook in weerwil van eerdere uitlatingen zijdens Boeder CS bevestigd dat het beslag in kwestie op de huurpenningen lag. Hierdoor werd de reputatie van onze cliënt geschaad.
(…)”
2.9. Bij vonnis van 14 februari 2007 van deze rechtbank is [eiser] veroordeeld om aan Betec te betalen een bedrag EUR 24.483,39 vermeerderd met de wettelijke handelsrente en beslag- en proceskosten.
2.10. Bij brief van 13 september 2007 heeft de raadsman van [eiser] Betec aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden schade.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat – een verklaring voor recht dat Betec jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld met veroordeling van Betec tot vergoeding van de door hem geleden schade, nader op te maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Betec voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [eiser] gesteld dat het, in het kader van de beslaglegging van 22 april 2005, aan de huurders bij deurwaardersexploot betekende bevel om de gelden die zij aan [eiser] verschuldigd te zijn of zullen worden onder zich te houden, ten onrechte is gegeven. Door de dagvaarding niet aan de huurders te betekenen, is het beslag komen te vervallen. Betec heeft vervolgens nagelaten om [eiser] en/of de huurders mede te delen dat het beslag nietig is. Voor de door [eiser] als gevolg van deze handelwijze geleden schade is Betec (risico)aansprakelijk.
4.2. Betec heeft betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld; op de beslaglegger rust immers geen verplichting tot het geven van informatie omtrent het beslag. Voorts heeft Betec aangevoerd dat het causaal verband ontbreekt evenals de schade.
4.3. Ingevolge art. 721 Rv is de beslaglegger, op straffe van nietigheid van het beslag, verplicht om binnen acht dagen na het instellen van de eis in de hoofdzaak een afschrift van de dagvaarding aan de derde-beslagene te betekenen. De achtergrond van deze wetsbepaling is om de derde de gelegenheid te geven vast te stellen of het beslag voortduurt en welke verplichtingen op hem komen te rusten. Vanaf het ogenblik dat beslag is gelegd, met andere woorden het beslagexploot aan de derde is betekend, is de derde immers gehouden de betaling van zijn schuld aan de beslagdebiteur op te schorten totdat het beslag is geëindigd.
4.4. De vraag die partijen thans verdeeld houdt, is of de beslaglegger onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig handelt indien hij nalaat de derde-beslagene ervan op de hoogte te stellen dat de betekening van de dagvaarding niet heeft plaatsgevonden en dat het beslag derhalve is komen te vervallen.
4.5. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend op grond van het volgende. Door het nietige beslag is ten onrechte conservatoir derdenbeslag gelegd en is daarmee inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van [eiser]. Alhoewel in dit geval de gelden slechts korte tijd door het beslag geblokkeerd zijn geweest, heeft Betec – door de huurders niet direct te informeren omtrent het verval van het beslag – de indruk laten voortbestaan dat het beslag niet geëindigd was. Als gevolg daarvan hebben de huurders de huurpenningen gedurende lange tijd, achteraf bezien, ten onrechte onder zich gehouden. Betec heeft met voornoemde handelwijze, mede gelet op de ratio van art. 721 Rv, in strijd gehandeld met de op haar rustende zorgvuldigheidsnorm jegens [eiser]. Dit klemt temeer nu [eiser] er niet van op de hoogte behoefde te zijn dat de betekening ex art. 721 Rv niet had plaatsgevonden. De betekening van de dagvaarding behoeft immers wettelijk niet aan [eiser] te worden gedaan.
Het stellen van een bankgarantie was in deze situatie, waarin het beslag reeds was vervallen, niet aan de orde zodat de stellingen en het bewijsaanbod hieromtrent als niet relevant zullen worden gepasseerd.
4.6. De tussen partijen vaststaande omstandigheid dat Kevam B.V. failliet is gegaan brengt met zich mee dat de ten onrechte ingehouden huurpenningen thans niet meer (volledig) teruggevorderd kunnen worden. Zou Kevam B.V. niet failliet zijn gegaan, dan had [eiser] haar alsnog tot betaling van de (opgeschorte) huurpenningen kunnen aanspreken. Daarmee is het causaal verband gegeven. Dat andere oorzaken een rol hebben gespeeld zoals door Betec is aangevoerd, is tegenover de niet weersproken stelling van [eiser] dat Kevam geen huurachterstanden had en een faillissement niet voorzienbaar was, onvoldoende onderbouwd. Voorts is met het bovenstaande ook aannemelijk geworden dat door [eiser] schade is geleden.
4.7. Op grond van het voorgaande zal de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen. De omvang van de schade dient in de schadestaatprocedure te worden vastgesteld. Op dit moment is immers nog niet bekend of en welk bedrag [eiser] uit de faillissementsboedel van Kevam B.V. kan verkrijgen. Met betrekking tot de gevorderde rente geldt nog het volgende. De huurders zijn weliswaar tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens [eiser] maar dit kan hen, gelet op de beslaglegging, niet worden toegerekend. De huurders zijn derhalve aan [eiser] geen rente verschuldigd. Deze gederfde rente kan als schade van [eiser] worden aangemerkt en dient in de schadestaatprocedure te worden vastgesteld. Daarbij dient wel reeds te worden opgemerkt dat, nu de verbintenis tot schadevergoeding voortvloeit uit onrechtmatige daad, uitsluitend de wettelijke rente ex art. 6:119 BW voor toewijzing in aanmerking komt en niet de gevorderde handelsrente.
4.8. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eiser] heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.9. Betec zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,31
- vast recht 251,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.239,31
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat Betec onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] (door ten laste van [eiser] conservatoir derdenbeslag te leggen en nadat het beslag wegens het ontbreken van de overbetekening van de dagvaarding conform artikel 721 Rv nietig was, [eiser] en/of de derden-beslagenen daarover niet te informeren);
5.2. veroordeelt Betec om aan [eiser] de schade (waaronder begrepen de rente) te vergoeden die [eiser] heeft geleden als gevolg van de onder 5.1 genoemde onrechtmatige daad van Betec, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.3. veroordeelt Betec in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.239,31,
5.4. verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen sub 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.J. Ruijpers en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2008.?