ECLI:NL:RBHAA:2008:BD3936

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4584
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • G. Guinau
  • C.E. Heijning-Huydecoper
  • A.J. Medze
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het Programma van Eisen voor de bouw van de Schoterbrug te Haarlem en de ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 juni 2008 uitspraak gedaan over het Programma van Eisen (PvE) voor de bouw van de Schoterbrug te Haarlem, dat op 23 juni 2004 door de gemeenteraad was vastgesteld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.J.L. Heukels, had bezwaar gemaakt tegen dit PvE, maar de rechtbank oordeelde dat het PvE geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, maar een beleidsstuk. Dit betekent dat de Inspraakverordening niet van toepassing was en dat het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De rechtbank stelde vast dat verweerder, de gemeente Haarlem, ten onrechte het bezwaar ontvankelijk had geacht en dat het bezwaar gericht was tegen het vastgestelde PvE. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van 6 september 2007 en verklaarde het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 644,- werden vastgesteld, en werd de gemeente Haarlem gelast het griffierecht van € 285,- aan eiseres te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07 - 4584
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 juni 2008
in de zaak
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. L.J.L. Heukels, advocaat te Haarlem,
tegen:
de raad van de gemeente Haarlem,
verweerder.
1. Procesverloop
Op 23 juni 2004 heeft verweerder het Programma van Eisen vastgesteld voor de bouw van de Schoterbrug met aanlandingslocaties over het Spaarne te Haarlem.
Hiertegen heeft eiseres bij brief van 18 augustus 2004 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 14 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem het bezwaar ongegrond verklaard.
Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van de rechtbank van 14 maart 2006 (registratienummer 05-295) gegrond verklaard, waarbij - onder meer - , gelet op artikel 6:15, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het bezwaarschrift aan de gemeenteraad van Haarlem diende te worden doorgezonden.
Bij brief van 18 juli 2007 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar en tevens beroepsgronden aangevoerd.
Bij besluit van 6 september 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder ingestemd met het advies van 24 november 2004 van de Klachtencommissie Inspraak en het voorstel van 28 augustus 2007 van het college van burgemeester en wethouders.
Op 1 oktober 2007 zijn op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en is een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 19 oktober 2007 heeft eiseres de gronden van het beroep aangevuld.
Op 26 november 2007 is een (aanvullend) verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 19 mei 2008, alwaar eiseres is verschenen bij haar voornoemde gemachtigde en bij [naam lid van het bestuur], lid van het bestuur van eiseres en tevens havencommissaris. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.E. Biezenaar, advocaat te Haarlem, en J. van Heusden en M.A. de Graaf, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2. Overwegingen
2.1 De rechtbank stelt aan de hand van de ter beschikking staande stukken vast dat het Programma van Eisen (hierna: PvE) in verweerders vergadering van 23 juni 2004 door verweerder is vastgesteld, zulks op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 mei 2004. Daarmee is evident dat het raadsstuk niet een (beleids)voornemen is.
2.2 Verweerder heeft zich dan ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat het bezwaar diende te worden opgevat als een klacht over de uitvoering van de Inspraakverordening van 2001, nu niet gesproken kan worden van een beleidsvoornemen als daarin bedoeld.
2.3 Voorts is evident dat het bezwaar is gericht tegen het vastgestelde PvE. De rechtbank stelt dan ook vast dat verweerder niet op de grondslag van het bezwaar en derhalve in strijd met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft beslist.
Het beroep is deswege gegrond en het bestreden besluit van 6 september 2007 dient te worden vernietigd.
2.4 Teneinde verdere procedures te voorkomen zal de rechtbank vervolgens met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb, zelf in de zaak voorzien op grond van de navolgende overwegingen.
2.5 Het PvE is aan te merken als een vaststelling van het te voeren beleid ten aanzien van de bouw van de brug en daarmee samenhangende aspecten, waaronder de beschikbaarstelling van kredieten. Op zichzelf leidt het PvE niet tot enig rechtsgevolg. De vaststelling van het beleid dient als grondslag voor het nemen van concrete besluiten, die wel rechtsgevolgen hebben, zoals bijvoorbeeld het besluit tot verlenen van bouwvergunningen. Het PvE is derhalve een beleidsstuk en niet een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
2.6 Nu geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb kan daartegen, gelet op de artikelen 7:1, eerste lid, juncto 8:1, eerste lid, Awb geen bezwaar worden gemaakt. Verweerder heeft derhalve het bezwaar ten onrechte ontvankelijk geacht. De rechtbank zal doen wat verweerder had behoren te doen en het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.7 Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb, bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.8 Nu het beroep gegrond is bestaat er tevens aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 6 september 2007;
3.3 verklaart het bezwaar van 18 augustus 2004 niet-ontvankelijk;
3.4 bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
3.5 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van
€ 644,- te betalen aan eiseres door de gemeente Haarlem;
3.6 gelast de gemeente Haarlem aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 285,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs. C.E. Heijning-Huydecoper en A.J. Medze, rechters, en op 5 juni 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.