ECLI:NL:RBHAA:2008:BD4229

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
145606-2008-1500
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toevertrouwing van een minderjarige en verzoek om levensonderhoud in een duo-moederschap situatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 23 mei 2008, is een verzoek tot toevertrouwing van een minderjarige, [naam kind], aan de niet-biologische moeder, [naam vrouw 2], aan de orde. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam vrouw 2] juridisch gezien geen ouder is van [naam kind], aangezien het kind is geboren uit [naam vrouw 1]. Dit betekent dat er geen gezamenlijk gezag kan zijn, zoals vastgelegd in artikel 1:251 lid 1 BW. De rechtbank heeft [naam vrouw 2] niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toevertrouwing, omdat zij geen juridische ouder is van het kind.

Daarnaast heeft [naam vrouw 1] verzocht om een bijdrage in haar levensonderhoud van € 400 per maand, omdat zij onvoldoende middelen heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij gebreke van een familierechtelijke relatie geen grondslag bestaat voor een bijdrage in de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat [naam vrouw 2] een bijdrage van € 175 per maand aan [naam vrouw 1] moet betalen, bij vooruitbetaling.

De rechtbank heeft ook een omgangsregeling vastgesteld tussen [naam vrouw 2] en [naam kind], waarbij [naam vrouw 2] recht heeft op omgang gedurende een dag in het weekend en een dag doordeweeks, in onderling overleg te bepalen. De beslissing is genomen in het belang van het kind, waarbij frequent contact met [naam vrouw 2] van groot belang wordt geacht. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.L. Diender, met mr. J.E. Lurvink-Betlem als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Familie- en Jeugdrecht
voorlopige voorzieningen
zaak-/rekestnr.: 145606/2008-1500
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 23 mei 2008
in de zaak van:
[naam vrouw 1]
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: [naam vrouw 1],
procureur: mr. M.P.D. de Mönnink,
-- tegen --
[naam vrouw 2]
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: [naam vrouw 2],
procureur: mr. L.J. Woltring.
1 Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op 21 april 2008 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift van [naam vrouw 1];
- het op 13 mei 2008 ontvangen verweerschrift met bijlagen van [naam vrouw 2], en
het verhandelde ter zitting op 15 mei 2008 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun raadslieden.
2 Beoordeling
2.1 Nu [naam vrouw 2] tegen de verzochte voorlopige voorziening met betrekking tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek in zoverre worden toegewezen, aangezien dit de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
2.2 [naam vrouw 2] heeft verzocht de minderjarige dochter van partijen, [naam kind] , aan haar toe te vertrouwen voor de duur van het geding. Zij heeft daarbij aangegeven dat het niet in het belang van [naam kind] is dat zij samen met [naam vrouw 1] bij de ouders van [naam vrouw 1] verblijft, in een huis waar bij het minste of geringste fysiek geweld wordt gebruikt. Ook had [naam kind], toen zij haar bij [naam vrouw 1] ophaalde, vieze kleding aan en rook zij niet fris. [naam kind] toonde zich erg aanhankelijk naar haar ([vrouw 2]) toe, en wilde haar niet meer loslaten.
De moeder van [naam vrouw2] was het eveneens opgevallen dat het wel leek of [naam kind] ondervoed was, gezien de schrokkende wijze waarop ze at. [naam vrouw 2] is van mening dat zij [naam kind] een stabielere omgeving kan bieden en vindt het onverantwoord dat [naam vrouw 1] haar uit haar vertrouwde omgeving heeft weggehaald.
Nu [naam kind] binnen het huwelijk van partijen is geboren, is volgens [naam vrouw 2] sprake van gezamenlijk gezag en op die grond verzoekt zij om toevertrouwing van de minderjarige.
[naam vrouw 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en aangegeven dat bij een duo-moederschap geen familierechtelijke betrekking ontstaat tussen het kind en de niet-ouder. Zij ([naam vrouw 1]) is de biologische moeder van [naam kind]. De duo-moeder kan alleen door adoptie ouder worden van het kind van haar echtgenote, en dat is in deze niet gebeurd. [naam vrouw 2] is geen moeder van [naam kind] en heeft daarmee ook geen gezag over haar. Om die reden dient volgens [naam vrouw 1] het verzoek te worden afgewezen.
Uit artikel 1:198 BW blijkt dat de moeder van een kind de vrouw is uit wie het kind is geboren of die het kind heeft geadopteerd. Nu het kind is geboren uit [naam vrouw 1] en [naam vrouw 2] het kind niet heeft geadopteerd, betekent dit dat [naam vrouw 2] juridisch gezien geen ouder van [naam kind] is.
In artikel 1:251 lid 1 BW staat dat de ouders gedurende hun huwelijk gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu vastgesteld moet worden dat [naam vrouw 2] geen ouder van [naam kind] is, kan er eveneens geen sprake zijn van gezamenlijk gezag. [naam vrouw 1] is met het eenhoofdig gezag over de minderjarige belast.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, moet [vrouw 2] niet ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.
2.3 [naam vrouw 1] heeft verzocht om een bijdrage in haar levensonderhoud van € 400 per maand. Zij heeft daartoe aangegeven dat zij over onvoldoende middelen beschikt om in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
Omdat bij gebreke van een familierechtelijke relatie geen grondslag bestaat om een bijdrage te verzoeken in de verzorging en opvoeding van [naam kind], verzoekt zij om een bijdrage in haar eigen levensonderhoud, die zij natuurlijk ten goede zal laten komen van [naam kind].
[naam vrouw 2] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en aangegeven dat zij niet over voldoende draagkracht beschikt om de verzochte bijdrage te kunnen betalen, omdat zij de hypotheeklasten van de echtelijke woning voor haar rekening neemt. Daarnaast is zij van mening dat [naam vrouw 1] niet ontvankelijk is in haar verzoek; voor zover zij in staat zou zijn om een bijdrage te betalen, zou die in eerste instantie ten goede moeten komen aan [naam kind].
Bij de bepaling van de draagkracht van [naam vrouw 2] wordt uitgegaan van de volgende gegevens:
- een bruto salaris van € 1.832 per maand, exclusief vakantiegeld;
- de alleenstaandennorm, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting;
- de premie ziektekostenverzekering van € 232 per maand;
- de door de werkgever ingehouden inkomens afhankelijke bijdrage ZVW van € 126 per maand;
- het in de bijstandsnorm begrepen nominale deel van de premie ZVW van € 54 per maand;
- het eigen risico van € 13 per maand;
- de door [vrouw 2] betaalde lasten van de echtelijke woning te weten:
- de hypotheekrente ad € 611 per maand;
- de forfaitaire eigenaarslasten ad € 95 per maand;
- het eigen woningforfait ad € 930 per jaar.
Tegenover de motiveerde betwisting heeft [naam vrouw 1] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [naam vrouw 2] extra inkomsten uit haar eigen bedrijf ontvangt, zodat hiermee in dit kader geen rekening wordt gehouden.
Op grond van bovenstaande gegevens, hetgeen hiervoor is overwogen en rekening houdend met fiscale effecten, acht de rechtbank [naam vrouw 2] in staat tot betaling van de hierna te vermelden bijdrage.
2.4 Het verzoek van [naam vrouw 1] om te bevelen dat [naam vrouw 2] aan haar beschikbaar zal stellen de goederen tot haar en [naam kind] dagelijks gebruik strekkend, zal als onvoldoende weersproken worden toegewezen.
2.5 Ter zitting heeft [naam vrouw 2] verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en [naam kind] gedurende het hele weekend en een doordeweekse dag.
[naam vrouw 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft erkend dat [naam vrouw 2] op grond van ‘family life’ recht heeft op omgang met [naam kind], maar zij wenst voorlopig eerst één vaste dag per week af te spreken, zodat kan worden gekeken hoe [naam kind] op de situatie reageert voordat aan een ruimere omgangsregeling kan worden gedacht.
Gelet op de jonge leeftijd van de minderjarige acht de rechtbank het van groot belang dat zij frequent contact heeft met [naam vrouw 2]. Nu [naam vrouw 2] heeft aangegeven dat zij wekelijks een vaste vrije dag heeft, zal de rechtbank na te noemen omgangsregeling vaststellen.
3 Beslissing
De rechtbank:
3.1 Bepaalt dat [naam vrouw 2] bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen aan de [adres] te [woonplaats], met bevel dat [naam vrouw 1] die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden.
Beveelt dat de goederen tot haar dagelijks gebruik strekkende aan [naam vrouw 1] ter hand zullen worden gesteld, alsmede de goederen strekkend tot het dagelijks gebruik van [naam kind].
3.2 Bepaalt de door [naam vrouw 2] te betalen bijdrage in het levensonderhoud van [naam vrouw 1] op € 175 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
3.3 Bepaalt dat [naam vrouw 2] en de minderjarige gerechtigd zijn omgang met elkaar te hebben gedurende:
- een dag in het weekend van 9.00 uur tot 19.00 uur, en
- een dag doordeweeks van 9.00 uur tot 19.00 uur,
in onderling overleg tussen partijen te bepalen.
3.4 Wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Diender en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 23 mei 2008, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lurvink-Betlem als griffier.