ECLI:NL:RBHAA:2008:BD5021

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/996536-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • mr. Kingma
  • mr. drs. Rive
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inzage processtukken in vastgoedfraudeonderzoek

In deze zaak gaat het om een bezwaarschrift van Rabo Vastgoed NV, Bouwfonds Property Development BV en Bouwfonds MAB Development BV tegen de afwijzing door de officier van justitie om inzage te geven in processtukken in het kader van het onderzoek Klimop. Dit onderzoek betreft grootschalige vastgoedfraude waarbij oud-medewerkers van Rabo Bouwfonds als verdachten zijn aangemerkt. De rechtbank Haarlem heeft op 19 juni 2008 uitspraak gedaan in de raadkamer. De officier van justitie had op 5 februari 2008 geweigerd om de gevraagde stukken te verstrekken, met als argument dat het onderzoek nog gaande is en dat het verstrekken van stukken de belangen van derden en het onderzoek zou kunnen schaden.

De rechtbank overweegt dat de benadeelde partijen in beginsel recht hebben op verstrekking van stukken, maar dat de officier van justitie dit recht kan weigeren in het belang van het onderzoek. De rechtbank stelt vast dat er nog geen vervolgingsbeslissing is genomen ten aanzien van andere verdachten en dat de verdenking tegen de reeds genoemde verdachte slechts in voorlopige vorm is geformuleerd. Hierdoor is het belang van de benadeelde partijen om inzage te krijgen in de stukken nog niet groot genoeg om de weigering van de officier van justitie te doorbreken.

De rechtbank concludeert dat het verzoek om inzage in de processtukken ongegrond is, omdat het verstrekken van deze stukken het lopende onderzoek zou kunnen verstoren en de belangen van de betrokken partijen zou kunnen schaden. De rechtbank wijst het bezwaar van de benadeelde partijen af en bevestigt de beslissing van de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer : 08/231
Parketnummer : 15/996536-06 en andere (onderzoek Klimop)
Uitspraakdatum: : 19 juni 2008
beschikking (art. 51 d Sv.)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 19 februari 2008 is op de griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een bezwaarschrift, gedateerd 18 februari 2007 van mr. R.D. van Heffen, gemachtigde van
RABO BOUWFONDS N.V.,
GEVESTIGD TE HOEVELAKEN,
BOUWFONDS PROPERTY DEVELOPMENT B.V.,
GEVESTIGD TE HOEVELAKEN,
BOUWFONDS MAB DEVELOPMENT B.V.,
GEVESTIGD TE ’S-GRAVENHAGE,
hierna te noemen belanghebbenden,
domicilie kiezende te [adres], ten kantore van
mr. R.D. van Heffen voornoemd.
Het bezwaarschrift is gericht tegen de afwijzende beslissing van de officier van justitie d.d. 5 februari 2008 op de verzoeken van belanghebbenden voornoemd, gedaan bij brieven van 17 en 22 januari 2008, om als benadeelde partijen afschrift of inzage te verkrijgen van (een selectie van) de voor hen relevante processtukken dan wel inzage in het aanvangsproces-verbaal, opgemaakt in het kader van een door het openbaar ministerie geëntameerd strafrechtelijk onderzoek naar (onder andere) corruptie bij commerciële vastgoedtransacties, waarbij onder meer een aantal oud-medewerkers of oud-directieleden van Rabo Bouwfonds en andere vastgoedondernemingen door het openbaar ministerie als verdachte zijn aangemerkt (onderzoek Klimop).
Uit de doorzoekingen bij kantoren van Rabo Bouwfonds en tijdens enkele getuigenverhoren van niet-verdachte functionarissen van Rabo Bouwfonds door opsporingsambtenaren van de FIOD – ECD alsmede uit een door Rabo Bouwfonds intern gehouden onderzoek is Rabo Bouwfonds gebleken dat zij door fraude bij meerdere vastgoedtransacties en vastgoedprojecten in het verleden voor grote bedragen schade heeft geleden door toedoen van zowel oud-medewerkers of oud-directieleden van Rabo Bouwfonds als van externe (rechts) personen.
Op 15 mei 2008 is dit bezwaarschrift op een openbare zitting in raadkamer behandeld.
Voor belanghebbenden is verschenen mr. R.D. van Heffen, voornoemd.
Tevens waren aanwezig de officieren van justitie mr. D.Y. Goudriaan en
mr. R.H. Broekhuijsen.
Van het verhandelde ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
2. Overwegingen
De officier van justitie heeft zijn weigering stukken te verstrekken onderbouwd met, zakelijk weergegeven, het argument dat dit gelet op de stand van het onderzoek prematuur zou zijn. Verstrekking van stukken op dit moment zou de belangen van derden en van het onderzoek kunnen schaden.
Het wettelijk kader is aldus te schetsen dat de benadeelde partij in beginsel recht heeft op verstrekking van stukken waarbij zij belang heeft (art. 51 a Sv). Daar staat tegenover dat de officier van justitie verstrekking van stukken mag weigeren onder meer in het belang van het onderzoek dan wel ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer (art. 51d, tweede lid, Sv).
In het onderzoek Klimop is, zo heeft de officier van justitie meegedeeld, vooralsnog slechts één verdachte gedagvaard middels een zogenaamde voorlopige dagvaarding ex art. 261, derde lid, Sv., te weten [verdachte]. Ten aanzien van de overige natuurlijke en rechtspersonen die in het onderzoek voorkomen, dient nog een vervolgingsbeslissing te worden genomen.
In dat licht bezien is de raadkamer van oordeel dat de officier van justitie op goede gronden verstrekking van stukken heeft geweigerd. Er is sprake van een grootschalig opsporingsonderzoek dat nog volop gaande is en waarmee, zo kan worden verondersteld, grote maatschappelijke belangen zijn gediend. Het voortijdig verstrekken van stukken kan dat onderzoek mogelijk verstoren. De officier van justitie heeft er daarnaast terecht op gewezen dat diegenen ten aanzien van wie nog geen vervolgingsbeslissing is genomen, een groot persoonlijk belang hebben bij het op dit moment onthouden van stukken.
Voorts wordt opgemerkt dat het recht op verstrekking dat belanghebbenden inroepen, is gecreëerd om hen in de gelegenheid te stellen hun vordering als benadeelde partij in het strafgeding op deugdelijke wijze voor te kunnen bereiden. Nu de verdenking tegen [verdachte] nog slechts in voorlopige vorm is geformuleerd, en jegens andere mogelijke verdachten nog geen vervolgingsbeslissing is genomen, is het belang om over stukken te beschikken ter voorbereiding van een vordering nog niet groot te noemen. Die vordering kan immers op grond van een voorlopige tenlastelegging nauwelijks concreet worden geformuleerd.
De raadkamer wijst er in dat verband op dat in de voorlopige beschuldiging van [verdachte] de thans bezwaarmakende rechtspersonen niet bij naam worden genoemd. Wel worden daarin namen genoemd van mogelijk aan hen gelieerde rechtspersonen. Alleen al op dit punt dient helderheid te komen voordat kan worden gesproken van een concreet belang bij verstrekking van stukken.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat, met inachtneming van de betrekkelijke wetsartikelen, als volgt dient te worden beslist.
3. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het bezwaar ongegrond.
4. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door
mr. Kingma, voorzitter,
in tegenwoordigheid van mr. drs. Rive, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2008.