ECLI:NL:RBHAA:2008:BD5030

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700158-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ISD-maatregel aan langdurig alcoholverslaafde veelpleger na diefstallen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 18 juni 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man, die langdurig alcoholverslaafd is en bekend staat als een actieve veelpleger. De verdachte is beschuldigd van diefstal van een kratje bier en een betonschaar op 27 februari 2008 in Haarlem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn problematiek en eerdere veroordelingen, niet meewerkt aan hulpverlening en zorg mijdt. De reclassering heeft een plan van aanpak opgesteld, maar de verdachte heeft geen interesse getoond in een hulpverleningstraject. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de kans op recidive groot is, gezien de aard van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte geen straf of maatregel opgelegd zou krijgen, maar de rechtbank heeft besloten om de ISD-maatregel op te leggen. Dit is gedaan om de verdachte de kans te geven zijn problematiek aan te pakken en om de maatschappij te beschermen. De rechtbank heeft de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opgelegd, waarbij de aanbevelingen uit het reclasseringsrapport in acht zijn genomen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel afgewezen, omdat de verdachte reeds een nieuwe maatregel opgelegd kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer : 15/700158-08 en 15/700578-07 (tul)
Uitspraakdatum: 18 juni 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 juni 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats],
postadres: Bakenessergracht 8 – 10 te Haarlem,
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1 primair
hij op of omstreeks 27 februari 2008 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer kratje(s) bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
1 subsidiair
hij op of omstreeks 27 februari 2008 te Haarlem, in elk geval in Nederland,
een of meer kratje(s) bier heeft verworven, voorhanden heeft gehad en / of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat / die kratje(s) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2
hij op of omstreeks 27 februari 2008 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een betonschaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar2]] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1 primair
hij op 27 februari 2008 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kratje bier, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader;
2
hij op 27 februari 2008 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een betonschaar, toebehorende aan [eigenaar2].
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Ten aanzien van feit 1:
Op 27 februari 2008 bevond ik mij in Haarlem. [medeverdachte] rende achter mij aan met een leeg kratje bier. Hij zei: “Ik mag de Dekamarkt niet in, wil jij het lege kratje bier voor mij inleveren?”. Ik kreeg het kratje van hem vlak bij de Gedempte Oude Gracht in Haarlem en ben vervolgens de Dekamarkt ingegaan om het in te leveren. We zouden de opbrengst delen.
Ten aanzien van feit 2:
Wat betreft de betonschaar, die heb ik eerder op 27 februari 2008 in mijn handen gehad op het bouwterrein bij de Gedempte Oude Gracht in Haarlem. [medeverdachte] had de betonschaar bij zich. Ik heb met de betonschaar knippende bewegingen gemaakt en ik heb ermee rondgesjouwd.
Ten aanzien van feit 1
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] d.d. 27 februari 2008, waarin zij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Ik ben werkzaam in de keuken van eetcafé Intimo Food and Drink aan de Botermarkt 7 zwart te Haarlem. Ik was vandaag, 27 februari 2008, aan het werk in de keuken. Buiten stonden een paar lege kratjes Hertog Jan bier. Ik hoorde van mensen dat er een kratje bier was gestolen door twee mannen. Ik zag toen dat ik twee lege kratjes bier miste.
De kratjes behoren het bedrijf Intimo in eigendom toe en er was aan niemand toestemming gegeven om deze kratjes weg te nemen en zich toe te eigenen.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] (dossierpagina 19 ), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Bij de Botermarkt in Haarlem stond dat kratje bier dat ik op 27 februari 2008 heb weggenomen. Ik heb het kratje weggenomen om in te wisselen voor geld. Het kratje stond bij een café voor de deur. Van het wisselgeld wilden [verdachte] en ik bier halen. Ik liep door naar de Dekamarkt en heb daar het kratje aan [verdachte] gegeven zodat hij het in kon leveren. [verdachte] zag dat ik het kratje bier wegnam.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] (dossierpagina 16 ), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Op 27 februari 2008 om 13.35 uur stond ik buiten op de Botermarkt te Haarlem voor de fietsenstalling. Ik zag op de hoek van de straat een man staan (man 1: de rechtbank begrijpt: de medeverdachte Van der Schild). Op een gegeven moment kwam er een andere man bij. (man 2: de rechtbank begrijpt: verdachte). Man 1 liep met man 2 richting het café dat naast de fietsenstalling is gelegen. Man 1 liep naar het café en nam daar 1 kratje bier weg van het merk Hertog Jan..
Ten aanzien van feit 2
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangifte] (dossierpagina 25), waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Ik doe aangifte van diefstal. Het weggenomene behoort mij geheel in eigendom toe. Ik werk als voorman bij het bouwproject op de Gedempte Oude Gracht te Haarlem. Op 27 februari 2008 om 08.30 uur liepen daar twee mannen. Ik kan deze mannen omschrijven als een wat oudere man met een lange zwarte jas (de rechtbank begrijpt: verdachte) en een jonge gozer. Op 27 februari 2008 om 13.30 uur sprak een oudere vrouw ons aan en deelde mee dat twee junkachtige mannen zojuist een betonschaar hadden weggenomen op de bouwplaats en dat zij waren weggelopen richting de Botermarkt. [collega], een collega van mij, vertelde mij dat de in het zwart geklede oudere man de betonschaar in zijn hand had en wegrende.
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] (dossierpagina 19), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Op 27 februari 2008 vóór 14.00 uur zijn [verdachte] en ik over het hek geklommen. Opeens stond [verdachte] met een betonschaar in zijn handen. Ik heb de betonschaar ook vast gehad. We klommen het hek over en ik zag dat [verdachte] die betonschaar onder zijn jas had. Hij had een lange zwarte jas aan.
4. Strafbaarheid van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Voorts heeft de officier van justitie gerekwireerd tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer in het arrondissement Haarlem d.d. 31 oktober 2007 aan verdachte in voorwaardelijke vorm opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren (ISD-maatregel).
Onder verwijzing naar een vonnis van de rechtbank Groningen van 14 september 2006, Nieuwsbrief Strafrecht 2007, 72 heeft de officier van justitie gesteld dat, hoewel haar vordering strekt tot het niet opleggen van een straf of maatregel voor de feiten waarvoor verdachte zich thans in voorlopige hechtenis bevindt, de rechtbank bij het volgen van de vordering niettemin de voorlopige hechtenis niet zal dienen op te heffen in verband met de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel.
6.2. De op te leggen maatregel
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de navolgende rapporten, te weten:
1. een reclasseringsrapport d.d. 20 september 2007 waarin wordt geadviseerd aan verdachte de ISD – maatregel op te leggen;
2 een vroeghulp interventierapport van de Brijder verslavingszorg d.d. 28 februari 2008 waarin wordt geadviseerd het bevel tot voorlopige hechtenis niet te schorsen en de vordering na voorwaardelijke veroordeling toe te wijzen en geen aanvullende rapportage uit te laten brengen;
3. een brief van de Brijder verslavingszorg d.d. 14 mei 2008 waarin wordt verwezen naar de inhoud van het reclasseringsrapport d.d. 20 september 2007 en waarin het opleggen van een ISD – maatregel als passende sanctie wordt geadviseerd.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 28 februari 2008 blijkt dat verdachte in het verleden regelmatig is veroordeeld voor - met name -vermogensdelicten. Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 31 oktober 2007 heeft verdachte van de rechtbank een laatste kans gekregen, in die zin dat hem toen een voorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd. Verdachte heeft deze laatste kans echter niet benut, nu hij op 27 februari 2008 wederom twee diefstallen heeft gepleegd. Dit moet verdachte zwaar worden aangerekend. .
Het rapport van de Reclassering Nederland d.d. 20 september 2007 houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte is een achtenveertig jarige langdurig alcoholverslaafde zorgmijdende man met een persoonlijkheidsproblematiek die bekend staat als zeer actieve veelpleger. Er is door de reclassering een plan van aanpak opgesteld.
Verdachte is slecht maatschappelijk geïntegreerd, is jarenlang verslaafd aan drugs en alcohol en toont daarnaast – gelet op de vele gepleegde strafbare feiten – onaangepast gedrag. Zolang hij niet meewerkt aan een hulpverleningstraject - waarvoor hij naar eigen zeggen niets voelt – en zorg mijdt, is de kans op recidive sterk aanwezig.
Ook de zorgmentor van verdachte bij de Brijder verslavingszorg, de heer A. Berg, is van mening dat aan verdachte, bij gebreke aan goede alternatieven, een ISD-maatregel opgelegd dient te worden.
Verdachte is aangewezen als veelpleger. Gezien het strafrechtelijk verleden van verdachte en gezien de stukken, waaronder voornoemd reclasseringsrapport, waarvan de inhoud blijkens de brief van de Brijder verslavingszorg d.d. 14 mei 2008 nog steeds actueel is, bestaat er ernstig gevaar voor recidive. De Reclassering Nederland concludeert in haar rapport dat het opleggen van een ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is.
Gelet op al het voorafgaande en voorts in aanmerking nemende dat:
- de door verdachte thans begane feiten misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de thans door hem begane feiten ten minste drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld, de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en
- de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist.
komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte de ISD-maatregel dient te worden opgelegd.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek een kans te geven en voorts ter bescherming van de maatschappij, acht de rechtbank het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen voor de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen.
De rechtbank acht het tot slot aangewezen dat in het kader van de tenuitvoerlegging van de ISD – maatregel voor deze verdachte zoveel mogelijk de aanbevelingen uit het reclasseringsrapport van 20 september 2007 (met name het plan van aanpak op pagina 6) zullen worden overgenomen.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de maatregel op grond van de thans bewezen geachte feiten nog overwogen dat de officier van justitie weliswaar in de onderhavige (nieuwe) strafzaak niet een plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders heeft gevorderd, maar dat niettemin in haar eis ligt besloten dat zij wel heeft beoogd dat de rechtbank genoemde maatregel in verband met die feiten aan verdachte zal opleggen, door de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 31 oktober 2007 van de meervoudige kamer van deze rechtbank voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel te vorderen.
De rechtbank heeft bij de door haar – in afwijking van de eis van de officier van justitie - gemaakte keuze om in de onderhavige (nieuwe) strafzaak de ISD-maatregel op te leggen het volgende overwogen.
Nu deze rechtbank bij vonnis van 31 oktober 2007 de ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm heeft opgelegd zonder daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden, bestond voor de officier van justitie niet de mogelijkheid om tenuitvoerlegging van die in voorwaardelijke vorm opgelegde maatregel te vorderen op grond van overtreding van een bijzondere voorwaarde, in welk geval de beslissing tot tenuitvoerlegging na toewijzing van de vordering van de officier van justitie aanstonds onherroepelijk en voor tenuitvoerlegging vatbaar zou zijn (artikel 14j, tweede volzin, Wetboek van Strafrecht).
Bij toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de in voorwaardelijke vorm opgelegde ISD-maatregel wegens overtreding van de algemene voorwaarde, zou deze maatregel pas voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn na het onherroepelijk worden van het vonnis in de onderhavige strafzaak.
Zolang de beslissing tot tenuitvoerlegging van de in voorwaardelijke vorm opgelegde ISD-maatregel niet onherroepelijk is, kan de beslissing tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel derhalve geen titel voor verdere vrijheidsbeneming opleveren, zoals de officier van justitie ook terecht tot uitgangspunt heeft genomen, nu verdachte daarvoor immers niet krachtens voorlopige hechtenis van zijn vrijheid is beroofd.
Indien ook in de strafzaak, waarbij de vordering tot tenuitvoerlegging is aangebracht, geen vrijheidsbenemende straf van langere duur dan de tijd die de verdachte voordien in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht of een maatregel die vrijheidsbeneming meebrengt, wordt opgelegd, ontbreekt een titel tot verdere vrijheidsbeneming.
De aan de gedachtegang van de officier van justitie ten grondslag liggende opvatting, dat verdere vrijheidsbeneming desalniettemin mogelijk is – naar de rechtbank begrijpt – omdat in een geval als het onderhavige, waarin een verdachte wel strafbaar wordt verklaard aan feiten waarvoor hij tot de uitspraak in voorlopige hechtenis zit, maar waarin in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel geen straf kan worden opgelegd, kan niet als juist worden aanvaard.
Daartoe overweegt de rechtbank dat allereerst voorwaarde is voor de mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf of maatregel waarvan de strafrechter de tenuitvoerlegging heeft bevolen wegens overtreding van de algemene voorwaarde, dat bij rechterlijke beslissing onherroepelijk is vastgesteld dat verdachte het nieuwe feit of de nieuwe feiten, op grond waarvan de tenuitvoerlegging is bevolen, heeft begaan, terwijl voorts een verdachte niet langer van zijn vrijheid kan worden beroofd, wanneer in de nieuwe strafzaak geen straf of maatregel wordt opgelegd, nu een dergelijke vrijheidsbeneming niet bij de wet is voorzien.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling (algemene voorwaarde)
Bij vonnis van 31 oktober 2007 in de zaak met parketnummer 15/700578-07 heeft de meervoudige kamer te Haarlem verdachte ter zake van diefstal een voorwaardelijke ISD – maatregel (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders) voor de duur van twee jaren opgelegd. Ten aanzien van die voorwaardelijk opgelegde maatregel is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijk opgelegde maatregel alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering behoort te worden afgewezen, nu aan verdachte in de onderhavige (nieuwe) strafzaak reeds de ISD – maatregel (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt aan de verdachte [verdachte] wegens deze feiten op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van TWEE (2) JAREN.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 15/700578-07).
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 15/700578-07 voorwaardelijk opgelegde maatregel.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.E.A. Toeter, voorzitter,
mr. E.C.M. van Mierlo en mr. M.J.A. Plaisier, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr.drs. F.A. Rive,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2008.
Mr. R.E.A. Toeter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.