ECLI:NL:RBHAA:2008:BD5564

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700878-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zinloos geweld en poging tot doodslag met voorwaardelijk opzet; beroep op noodweer verworpen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 26 juni 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van poging tot doodslag. De tenlastelegging betrof geweldsdelicten die plaatsvonden op 16 december 2007 te Landsmeer, waarbij de verdachte samen met anderen het slachtoffer ernstig verwondde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer met opzet heeft geschopt en geslagen, terwijl deze weerloos op de grond lag. De rechtbank achtte het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, ondanks de ontkenning van de verdachte dat hij het slachtoffer nog heeft geschopt nadat deze viel. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat er sprake was van noodweer, omdat de verdachte de grenzen van proportionaliteit had overschreden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard door met kracht tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer te schoppen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het delict, de gevolgen voor het slachtoffer, en de eerdere gewelddadige antecedenten van de verdachte. De rechtbank heeft ook de noodzaak van behandeling en begeleiding van de verdachte benadrukt, gezien zijn impuls- en agressieproblematiek. De uitspraak is gedaan in het kader van de wetgeving omtrent geweldsdelicten en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700878-07
Uitspraakdatum: 26 juni 2008
Tegenspraak
verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juni 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
PRIMAIR:
hij op of omstreeks 16 december 2007 te Landsmeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met zijn mededader(s), althans alleen,
- die [slachtoffer] tegen de buik, in elk geval het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt (een zg knietje) en/of die [slachtoffer] in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen en/of bleef liggen
- met kracht een of meer malen heeft die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of
- met kracht die [slachtoffer] een of meer malen heeft heeft gestompt en/of geslagen op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 16 december 2007 te Landsmeer met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Noordeinde, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
- in/tegen de buik, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] schoppen en/of trappen (een zg knietje) en/of in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] slaan en/of stompen en/of
(vervolgens) nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen en/of bleef liggen
- met kracht een of meer malen schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer] en/of
- met kracht een of meer malen stompen en/of slaan op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer],
waarbij hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geschopt en/of getrapt op/tegen het hoofd van die [slachtoffer], en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (een gebroken jukbeen en/of een gebroken oogkas en/of een hersenbloeding althans een of meer subdurale bloeding(en) in de hersenen) voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
MEER SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 16 december 2007 te Landsmeer tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken jukbeen en/of een gebroken oogkas en/of een hersenbloeding althans een of meer subdurale bloeding(en) in de hersenen), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk
- in/tegen de buik, in elk geval het lichaam, te schoppen en/of te trappen (een zg knietje) en/of die [slachtoffer] in/tegen het gezicht te slaan en/of stompen en/of
(vervolgens) nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen en/of bleef liggen
- met kracht een of meer malen te schoppen en/of te trappen op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of
- met kracht een of meer malen te stompen en/of te slaan op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam;
UITERST SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 16 december 2007 te Landsmeer met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Noordeinde, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
- in/tegen de buik, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] schoppen en/of trappen (een zg knietje) en/of in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] slaan en/of stompen en/of
(vervolgens) nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen en/of bleef liggen
- met kracht een of meer malen schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer] en/of
- met kracht een of meer malen stompen en/of slaan op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer],
waarbij hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geschopt en/of getrapt op/tegen het hoofd van die [slachtoffer], en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (een gebroken jukbeen en/of een gebroken oogkas en/of een hersenbloeding althans een of meer subdurale bloeding(en) in de hersenen), althans enig lichamelijk letsel voor [slachtoffer] ten
gevolge heeft gehad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
PRIMAIR:
hij op 16 december 2007 te Landsmeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met zijn mededader
- die [slachtoffer] een knietje tegen de buik heeft gegeven en die [slachtoffer] tegen het gezicht heeft gestompt en
vervolgens nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen en bleef liggen
- met kracht meermalen die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt tegen het hoofd en het bovenlichaam.
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsoverweging ten aanzien van de geweldshandelingen van verdachte
Verdachte heeft ontkend dat hij het slachtoffer nog heeft geschopt, nadat deze als gevolg van de door hem gegeven stomp, op de grond was gevallen. Verdachte heeft juist, zo verklaart hij zelf, geprobeerd het slachtoffer te beschermen tegen de schoppen van zijn medeverdachte. De verklaringen van de getuigen dat verdachte wel degelijk tegen het liggende slachtoffer heeft geschopt, zijn naar de mening van de raadsman niet bruikbaar als bewijsmiddel, omdat deze getuigen – kort gezegd – allemaal onder invloed van alcohol waren en onderling een afwijkend relaas hebben gegeven.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat het enkele feit dat de getuigen [getuige1], [getuige2] en [getuige3] onder invloed van alcohol waren, niet zonder meer meebrengt dat de verklaringen die zij hebben afgelegd niet betrouwbaar zijn en niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden. Gelet op het feit dat de getuigenverklaringen, en dan met name de verklaringen van [getuige2] en [getuige3], op essentiële punten overeenkomen en bovendien worden ondersteund door de verklaring van [getuige4], ziet de rechtbank geen aanleiding deze verklaringen als onbetrouwbaar van het bewijs uit te sluiten. Vorenstaande brengt mee dat de rechtbank op basis van de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte, ook nadat het slachtoffer op de grond lag, meerdere malen tegen diens bovenlichaam en/of hoofd heeft geschopt.
Het bij pleidooi door de raadsman gedane voorwaardelijke verzoek om, indien de rechtbank de getuigen [getuige1], [getuige2], [getuige3] en [getuige4] wel als bewijsmiddelen zal bezigen, deze getuigen alsnog bij de rechter-commissaris te horen, wordt door de rechtbank afgewezen, nu de raadsman dit verzoek op een eerder moment had kunnen doen en hij voorts niet heeft willen aangeven waarom hij dit verzoek eerst tijdens het pleidooi heeft gedaan.
3.3 Bewijsoverweging ten aanzien van het voorwaardelijk opzet
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging doodslag, omdat verdachte zich niet willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de dood zou intreden. Het geven van klappen en trappen roept naar algemene ervaringsregels geen aanmerkelijke kans op de dood in het leven, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hierover het volgende. Uit de diverse verklaringen blijkt dat verdachte en/of zijn medeverdachte meerdere malen hard met geschoeide voet tegen het hoofd en het bovenlichaam van het slachtoffer hebben geschopt, terwijl deze weerloos op de grond lag. Anders dan de raadsman heeft gesteld, is het een algemene ervaringsregel dat delen van het hoofd zodanig kwetsbaar zijn dat indien daarop geweld wordt uitgeoefend, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft. Deze aanmerkelijke kans bestaat eveneens voor het met kracht met geschoeide voet schoppen tegen de borst en buik, waar zich vitale organen bevinden. Het letsel van het slachtoffer, te weten onder andere hersenbloedingen en een fractuur van het jukbeen en de rechter oogkas, waarvoor hij enige dagen op de Intensive Care heeft gelegen, duidt erop dat de schoppen zodanig krachtig waren, dat zij dodelijk letsel hadden kunnen veroorzaken. Dat brengt mee dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door zijn handelingen de dood van het slachtoffer zou veroorzaken.
4. Strafbaarheid van het feit
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Het slachtoffer heeft de duim van verdachte vastgepakt en overstrekt en liet, ook nadat verdachte hem een knietje had gegeven, niet los. Verdachte was daarom genoodzaakt het slachtoffer een stomp te geven. Nu verdachte, zo stelt de raadsman, nadat het slachtoffer als gevolg van de stomp op de grond was gevallen geen geweldshandelingen meer heeft gepleegd, heeft hij de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit niet overschreden.
De rechtbank overweegt omtrent het al dan niet bestaan van een noodweersituatie dat de raadsman bij zijn pleidooi is uitgegaan van de verklaring van verdachte dat hij het slachtoffer niet meer heeft geschopt nadat deze op de grond was gevallen. De rechtbank is echter, zoals hiervoor onder 3.2 is vermeld, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ook terwijl het slachtoffer op de grond lag, nog tegen diens bovenlichaam en/of hoofd heeft geschopt. Verdachte heeft met deze geweldshandelingen de grenzen van de proportionaliteit ver overschreden en om die reden kan een beroep op noodweer niet slagen.
Vorenstaande brengt mee dat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit.
Het bewezenverklaarde levert op:
primair: medeplegen van poging tot doodslag
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt behandeling bij De Waag.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van:
- het door de Reclassering Nederland, Regio Alkmaar-Haarlem, Unit Haarlem, opgemaakte voorlichtingsrapport d.d. 17 februari 2008 en de aanvulling daarop d.d. 14 april 2008;
- het opgemaakte rapport Pro Justitia van de gezondheidszorgpsycholoog Dalebout d.d. 18 maart 2008.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat valt onder de categorie 'zinloos geweld'. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte na afloop van een feest rond 01.30 uur ’s nachts overlast voor de woning van het slachtoffer veroorzaakt. Het slachtoffer heeft hen hierover aangesproken en is zijn woning weer ingegaan. Verdachte en zijn medeverdachte gooiden vervolgens zand tegen de ruiten van de woning, waarop het slachtoffer wederom naar buiten is gekomen en de medeverdachte een klap op zijn oor heeft gegeven en daarna verdachte, die op hem af kwam lopen, bij zijn duim heeft gepakt. Verdachte heeft het slachtoffer hierop eerst een knietje tegen de buik en vervolgens een harde vuistslag tegen het hoofd gegeven, waardoor het slachtoffer op de grond is gevallen. Vervolgens hebben verdachte en zijn medeverdachte, beiden onder invloed van alcohol, het slachtoffer meermalen met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd en lichaam geschopt, terwijl hij weerloos op de grond lag. Tengevolge van deze schoppen heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, te weten subdurale hersenbloedingen opgelopen en slechts door het uitvoeren van twee spoedoperaties heeft het slachtoffer dit, doorgaans fatale, letsel overleefd. Blijkens de medische gegevens en de schriftelijke slachtofferverklaring heeft het slachtoffer door de subdurale hersenbloedingen echter een hersenbeschadiging opgelopen, waardoor hij onder andere lijdt aan geheugenverlies, niet goed meer kan zien met zijn rechteroog en de rechterzijde van zijn lichaam verlamd is geraakt. Het slachtoffer zal derhalve de rest van zijn leven de gevolgen ondervinden van het door verdachte en zijn medeverdachte uitgeoefende geweld en nooit meer het actieve leven kunnen leiden dat hij voorheen leidde. Zowel voor het slachtoffer als zijn familie is dit in emotioneel opzicht zeer moeilijk. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, te meer nu het door verdachte en zijn medeverdachte gepleegde ‘zinloos geweld’ naast de ingrijpende gevolgen voor het slachtoffer en zijn familie, ook de samenleving heeft geschokt en gevoelens van onrust en onveiligheid heeft veroorzaakt.
De rechtbank heeft verder ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat hij, blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 19 december 2007, eerder wegens geweldsdelicten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Op dat punt neemt de rechtbank de conclusie van het rapport van de gezondheidszorgpsycholoog Dalebout over.
Dalebout concludeert dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de impulsbeheersing. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van zwakbegaafdheid. Verdachte leeft in een voor hem ongunstige woonomgeving waardoor hij wordt beperkt in zijn ontwikkeling tot een autonome volwassene en onvoldoende leert om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen gedrag. Verdachte onderkent in onvoldoende mate de negatieve effecten van alcohol op zijn gedrag en met name op zijn gebrekkige impulscontrole en agressieregulatie. In het verleden heeft dat geleid tot twee eerdere openlijk geweldplegingen, waarvoor hij is veroordeeld. Bij verdachte is voorts sprake van verhoogde krenkbaarheid en gebrekkige gewetensfuncties. Gezien de aard van de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling, in combinatie met de leefomstandigheden van verdachte acht de deskundige het recidiverisico hoog en daarom adviseert de deskundige voor verdachte een traject uit te zetten waarin gestructureerd aandacht wordt geschonken aan de verschillende levensgebieden. Daartoe kan plaatsing bij Exodus in belangrijke mate bijdragen. Voor een gerichte behandeling van de impulscontrole- en agressieproblematiek kan verdachte vanuit de Reclassering worden verwezen naar De Waag.
De reclassering heeft, mede naar aanleiding van het rapport van de psycholoog, aangegeven dat van belang is dat verdachte gaat wonen in een begeleide woonvorm waardoor hij structuur en aandacht krijgt voor probleemvelden. De Reclassering adviseert daarom naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering, ook indien dit behandeling gericht op agressieregulatie inhoudt bij De Waag. Daarnaast adviseerde de Reclassering als bijzondere voorwaarde deelname aan het Exodusprogramma op te leggen. Blijkens de aanvulling op de rapportage van de Reclassering d.d. 14 april 2008, waaruit blijkt dat Exodus verdachte wegens onvoldoende motivatie heeft uitgeschreven, komt de Reclassering terug op deze laatste geadviseerde bijzondere voorwaarde en geeft de Reclassering aan een goede begeleide woonvorm voor verdachte tot hun aandachtsgebied te rekenen in het kader van een verplicht reclasseringscontact.
Met de deskundige en de Reclassering is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de impuls- en agressieproblematiek van verdachte, behandeling bij De Waag noodzakelijk is en dat het daarnaast van belang is dat verdachte begeleid gaat wonen. De rechtbank zal deze adviezen dan ook overnemen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Reclassering gedurende de proeftijd noodzakelijk, ook indien dat inhoudt behandeling bij De Waag en deelneming aan een begeleid wonen traject. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht artikel: 14a, 14b, 14c, 45, 47, 287
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot tien (10) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, ook als zulks inhoudt behandeling bij De Waag en/of deelname aan een begeleid wonen traject.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E. van Praag, voorzitter,
mrs. J.M. van Santen en R. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier M.C.C. Kaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2008.