2. Overwegingen
2.1 Verzoeker is met ingang van 1 augustus 2001 als ambtenaar bij verweerster aangesteld in de functie van kok in een fulltime dienstverband. Hij verricht [school]de [school]. Bij besluit van 7 december 2006 heeft verweerster het eerder aan verzoeker per 1 december 2006 verleende ontslag ingetrokken. Op 20 juni 2007 heeft verweerster het bestuursformatieplan 2007-2011 vastgesteld. Bij besluit van 23 juli 2007 heeft verweerster verzoeker vervolgens bericht, dat zijn functie met ingang van 1 augustus 2007 in het risico dragend deel van de formatie (rddf) is geplaatst. Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld.
2.2 Bij brief van 31 maart 2008 heeft verweerster verzoeker het voornemen kenbaar gemaakt om hem met ingang van 1 augustus 2008 op grond van artikel 4.7, aanhef en onder d van de CAO PO eervol ontslag te verlenen wegens opheffing van zijn betrekking. Hierop heeft verzoeker op 9 april 2008 schriftelijk zijn zienswijze gegeven. Verweerster heeft vervolgens bij besluit van 22 april 2008 het voornemen omgezet in een definitief besluit.
2.3 Verzoeker kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Hij wijst erop dat in het bestuursformatieplan van mei 2007 geen expliciete verwijzing voorkomt naar een voorgenomen opheffing van verzoekers functie. Voorts voert verzoeker aan dat verweerster weliswaar in het bestreden besluit aangeeft dat zij zich heeft ingespannen om te zoeken naar een passende andere functie voor verzoeker, maar hiervan is verzoeker niet gebleken. Verzoeker betwist dit dus. Hierdoor is volgens verzoeker het ontslagbesluit strijdig met bijlage III, artikel 8, van de CAO PO. Ter zitting heeft verzoeker aangegeven dat de provincie Noord-Holland verweerster heeft opgedragen te zoeken naar een structurele oplossing voor de maaltijdvoorziening. Dit heeft verweerster nagelaten. Een dergelijke structurele oplossing kan niet het ontslag van verzoeker zijn, aldus verzoeker.
2.4 Verweerster is van mening dat het ontslag van verzoeker gerechtvaardigd is, omdat verzoekers functie gedurende het schooljaar 2007-2008 in het rddf heeft gestaan, terwijl het verweerster naar haar zeggen niet is gelukt voor verzoeker een andere passende functie te vinden. Voorts wijst verweerster op haar brief van 29 mei 2008 aan verzoeker. Hierin heeft verweerster verzoeker gewezen op een passende functie bij de Stichting ZorgContact. Ook wijst verweerster erop dat verzoeker zelf in het rddf-jaar geen pogingen heeft ondernomen om een andere passende functie te verwerven.
2.5 De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
2.6 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.7 Artikel 8 van Bijlage III van de CAO PO luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“ 8. Indien de werkgever besluit over te gaan tot opheffing van een betrekking dient hij eerst zorgvuldig te onderzoeken of het in redelijkheid mogelijk is de werknemer een mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden voor hem passende functie bij de werkgever aan te bieden. (……..).”