ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9278
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.A. Otter
- Rechtspraak.nl
Toepasselijk recht bij vaststelling vaderschap en strijdigheid met het EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 juli 2008 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder tot ontkenning van het vaderschap van haar kind. De moeder, die zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit bezit, heeft gesteld dat de man, met wie zij in Marokko was gehuwd, niet de biologische vader van het kind is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Marokkaanse recht van toepassing is op het verzoek, maar dat dit recht in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit artikel waarborgt het recht op respect voor privé- en gezinsleven, en de rechtbank oordeelt dat de exclusieve bevoegdheid van de man om het vaderschap te ontkennen, leidt tot ongelijkheid tussen de partijen.
De moeder heeft haar verzoek gebaseerd op de stelling dat zij niet op de hoogte was van haar huwelijk met de man en dat zij pas later ontdekte dat hij de juridische vader van het kind was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de moeder vanaf 2002 op de hoogte was van de juridische status van de man als vader, en dat zij daarom niet ontvankelijk is in haar verzoek. De bijzondere curator heeft in zijn advies aangegeven dat er onduidelijkheid bestaat over de biologische vader van het kind, en dat een DNA-onderzoek noodzakelijk is om de situatie te verduidelijken. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak pro forma aangehouden in afwachting van de resultaten van dit onderzoek.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat zij geen bewijs heeft geleverd waaruit blijkt dat haar huidige echtgenoot de biologische vader van het kind is. De uitspraak benadrukt de complexiteit van internationale familierechtelijke kwesties en de noodzaak om de rechten van alle betrokken partijen te waarborgen, met inachtneming van zowel nationale als internationale wetgeving.