Parketnummer: 15/710622-07
Uitspraakdatum: 8 augustus 2008
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juli 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1952 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 maart 2006 te Beverwijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de Creutzberglaan naderende de kruising/splitsing van deze weg met de Plesmanweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden, immers is hij, nadat hij was gestopt voor die kruisende weg,
- terwijl het door hem bestuurde motorrijtuig (vrachtauto) niet was voorzien van zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.3.48 lid 5 van het Voertuig Reglement
- weer gaan rijden/opgetrokken en rechtsaf die Plesmanweg op/in ingereden op het moment dat een fietster zich rechts (dicht) naast dat door hem bestuurde motorrijtuig bevond,
waarna en/of (mede)waardoor een aanrijding of botsing ontstond tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en die fiets(ter) waardoor een ander (genaamd [slachto[slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde linker voet en/of ernstige wekedelen beschadiging aan de linkervoet en/of enkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 17 maart 2006 te Beverwijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de Creutzberglaan naderende de kruising van deze weg met de Plesmanweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden, immers is hij, nadat hij was gestopt voor die kruisende weg,
- terwijl het door hem bestuurde motorrijtuig (vrachtauto) niet was voorzien van zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.3.48 lid 5 van het Voertuig Reglement
- weer opgetrokken en rechtsaf die Plesmanweg op gereden op het moment dat een fietster zich rechts (dicht) naast dat door hem bestuurde motorrijtuig bevond,
waardoor een aanrijding ontstond tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en die fietster waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zodanig zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een verbrijzelde linker voet en ernstige wekedelen beschadiging aan de linkervoet en enkel, dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2 Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, waarin hij onder meer - zakelijk weergegeven - heeft verklaard:
Het klopt dat ik op 17 maart 2006 op de kruising van de Creutzberglaan en de Plesmanweg te Beverwijk een fietser heb aangereden. Ik had mijn vrachtwagen gekeerd en had hem haaks op de Plesmanweg neergezet. Met de vrachtwagen moet je de bocht ruim nemen om geen auto’s aan de andere kant van de weg te raken. Ik was wellicht al een klein beetje gedraaid met mijn wagen. Dus ik stond vrij ruim opgesteld. Ik concentreerde me op de auto tegenover mij. Er zitten drie spiegels aan de zijkant van de vrachtwagen. Voordat ik ging rijden heb ik geloof ik een vluchtige blik in mijn achteruitkijkspiegel geworpen. Ik heb alleen in die spiegel gekeken en niet in de andere twee spiegels die aan de zijkant van de vrachtwagen zitten. Ik ging er namelijk van uit dat er niemand naast me zou staan.
• Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verklaring van het slachtoffer (dossierpagina 14 + aanvulling), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Op 17 maart 2006 kwam ik met mijn fiets vanaf de Creutzberglaan te Beverwijk. Ik wilde de Plesmanstraat oversteken. Ik stond met mijn fiets rechts naast een vrachtwagen. Op het moment dat de vrachtwagen rechts de kruising opreed bemerkte ik dat ik omver geduwd werd. De vrachtwagen reed over mijn linkervoet en ik viel rechts van de vrachtwagen op de grond.
Door de aanrijding had ik diverse botbreuken in mijn linkervoet. Dat heet crush-trauma wat betekent dat de voet is verbrijzeld.
Ik moest lessen van school missen en ik kan niet meer hardlopen. Door het ongeluk moet ik meer binnen zitten en heb ik een aantal belangrijke paardrijdwedstrijden moeten missen. Ook kan ik geen vioollessen meer volgen en ook de gymlessen op school zal ik niet meer kunnen bijwonen.
• Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 34), inhoudende - zakelijk weergegeven - onder meer het navolgende:
Aan de rechterzijde van de vrachtwagen voor de plaats van het reservewiel bevond zich geen zijdelingse afscherming.
• Een schriftelijk stuk, te weten een medische verklaring van het Academisch Medisch Centrum d.d. 15 januari 2008, inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het navolgende:
Er is sprake van een crushletsel van de linkervoet. Het betreft een complex letsel van de linkervoet en –enkel.
3.3 Bewijsoverweging
De raadsman voert aan dat het slachtoffer heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Zijn cliënt kan niet worden verweten dat hij roekeloos en onvoorzichtig gereden heeft. Hij zou alles gedaan hebben om zich als een goed bestuurder te gedragen en had niet behoeven te verwachten dat zich naast zijn vrachtwagen een fietser zou opstellen. Dat het slachtoffer dit wel heeft gedaan ziet hij als een risico dat het slachtoffer zelf heeft genomen, derhalve is het mede aan de schuld van het slachtoffer te wijten dat het ongeval is ontstaan.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet voldoende in de zijspiegels van zijn vrachtwagen heeft gekeken voordat hij rechtsaf sloeg. In twee van de drie spiegels die aan de zijkant van zijn vrachtwagen zitten, en die zicht geven op hetgeen zich naast zijn vrachtwagen afspeelt, heeft hij in het geheel niet gekeken. In de grote achteruitkijkspiegel heeft hij slechts vluchtig gekeken. Verdachte heeft verklaard dat hij niet goed heeft gekeken omdat hij ervan uit ging dat er toch niemand naast zijn vrachtwagen zou staan. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting evenwel aangegeven dat hij wat ruim opgesteld stond om de bocht ruim te kunnen nemen, waardoor rechts naast de vrachtwagen ruimte was ontstaan. In die ruimte heeft zich het slachtoffer opgesteld. Verdachte had bedacht moeten zijn op de mogelijkheid dat zich een fietser zou kunnen opstellen in de tussen de vrachtwagen en de berm ontstane ruimte. Dat het slachtoffer wellicht beter achter de vrachtwagen had kunnen blijven staan heft de schuld van verdachte aan het ontstaan van het ongeval op geen enkele wijze op. Verdachte had in zijn spiegels moeten kijken. Nu hij dit heeft nagelaten, acht de rechtbank hem schuldig aan het aanmerkelijk onvoorzichtig besturen van zijn vrachtwagen waardoor een ongeval is ontstaan.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 WVW 1994.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 40 dagen hechtenis. Tevens vordert de officier van justitie ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met de door hem bestuurde vrachtwagen opgesteld op de Creutzberglaan om rechts af te slaan, de Plesmanweg op. Hierbij heeft hij onvoldoende in zijn zijspiegels gekeken, waardoor hij het slachtoffer, [slachtoffer], niet heeft gezien. Verdachte is met zijn vrachtwagen over de voet van [slachtoffer] gereden waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft, doordat hij niet behoorlijk in zijn spiegels heeft gekeken, in aanzienlijke mate onvoorzichtig gereden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat van professionele chauffeurs van vrachtauto’s, zoals verdachte, extra oplettendheid mag worden verwacht, omdat algemeen bekend is dat het zicht op de weg vanuit een vrachtauto beperkt is. De rechtbank heeft ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat hij er ter terechtzitting geen blijk heeft gegeven het laakbare van zijn eigen handelen in te zien.
De officier van justitie heeft de oplegging van een werkstraf voor de duur van 80 uur gevorderd. De rechtbank acht deze eis in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven pleegt te worden opgelegd. De rechtbank houdt echter rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en zal een strafvermindering van 5% toepassen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht,
6, 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.1. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van zesenzeventig (76) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door achtendertig (38) dagen hechtenis.
Legt verdachte op een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes (6) maanden, met bevel dat deze straf, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Rutten, voorzitter,
mr. Burg en mr. Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Witte,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2008.
Mr. Burg en mr. Dijk zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.